Bree


In Bree was er minstens één schans: de schans van Tongerlo

In Beek was er een schansachtige site waarover voorlopig niet meer is geweten.

Bree werd voor het eerst vermeld in 1007, als Britte.

Op het grondgebied van Bree werden archeologische vondsten gedaan uit het neolithicum, de bronstijd, de Romeinse en de Merovingische tijd. Het domein Britte, dat ook Beek omvatte, was mogelijk eigendom van Graaf Ansfried. De kerk van Britte zou dan om de kerk van Beek betreffen. Vanaf 1007 zou Beek dan eigendom zijn van de Abdij van Thorn, terwijl het huidige Bree afgesplitst werd en de naam Britte behield. Er werd een nieuwe kerk gebouwd. Dit bezit kwam uiteindelijk aan Ermengardis, die weduwe was van Arnold, graaf van Graafschap Haspinga. In 1078 kwam het bezit aan het kapittel van de Sint-Bartolomeüskerk te Luik.

Bree verkreeg haar stadsrechten in de 13e eeuw. Sinds 1366 was het een van de Goede Steden van het prinsbisdom Luik. De stad werd in de 14e eeuw volledig omwald en omgeven door een stadsgraaf of gracht van zeven meter breed. Gedeeltelijk gerestaureerde verdedigingstorens verwijzen nog naar haar middeleeuws verleden. De stadspoorten waren: De Gerdingerpoort, de Nieuwstadpoort, de Kloosterpoort en de Itterpoort. Ook was de stad omgracht. De stadsmuur had ook twee torens, de Grauwe Toren of Everaertstoren, en de Witte Toren, waarin zich een kruitmolen bevond. Begin 17e eeuw werd een aparte cruyttoren voor dit doel gebouwd, terwijl eind 16e eeuw ook de verwerstoren tot stand kwam, waarin het lijnwaadverven plaatsvond. Uiteindelijk zijn de verdedigingswallen geslecht en in 1951 werd op dit tracé een ringbaan aangelegd.

Bree maakte deel uit van de Vier Crispelen, een soort ministaatje van vier samenwerkende dorpen. De bewoners ervan zorgde ook voor de verdediging van Bree. In 1296 werd voor het eerst een schepenbank vermeld. Na 1366 kwam er een dubbele schepenbank: De binnenbank, voor de stad Bree, sprak Luiks recht; de buitenbank, voor onder meer Reppel en Beek, sprak Loons recht.

De stad werd in 1367 in brand gestoken door de troepen van Jan van Arkel, de toenmalige prins-bisschop van Luik. In de 16e eeuw woedden de Gelderse Oorlogen, en daarbij werd Bree in 1542 aangevallen door de Gelderse troepen van Maarten van Rossum, doch de aanval werd afgeslagen. In 1572 waren het de troepen van Willem van Oranje, op weg naar Roermond, die ook Bree bedreigden maar vooral op het platteland huishielden. In 1604 kreeg Bree te maken met een aanval van 6000 Spanjaarden die ze aanvankelijk kon afslaan, maar die later toch een schatting aan de stad oplegden. Ook de Kroaten deden een vruchteloze aanval. De prins van Nassau moest tweemaal terugkomen vooraleer hij erin slaagde de stad binnen te trekken. In 1636 waren het de troepen van Jan van Werth die voor de stad stonden. Deze aanval werd afgeslagen, waarop de troepen hun woede op andere dorpen en steden bekoelden. In 1675 werd Bree dan weer geteisterd door Hollandse troepen. Ook de eerste helft van de 18e eeuw werd gekenmerkt door vele inkwartieringen. Daarnaast hebben ettelijke branden (1601, 1616, 1697 en 1699) de stad geteisterd, zodat veel oude gebouwen verloren zijn gegaan. De 2e helft van de 18e eeuw bracht betrekkelijke rust, maar van 1786-1790 werd het platteland geteisterd door de Bokkenrijders. In Bree werden 15 vermeende leden van de bende opgehangen, en twee gewurgd.

Bree kende tal van kloosterordes. In 1464 werd vanuit het Franciscanessenklooster Sint-Catharinadal te Hasselt het klooster Onze-Lieve-Vrouw ter Riviere te Bree gesticht. Begin 16e eeuw kwam een uitgebreid kloostercomplex met kerk gereed. Het klooster werd in 1797 opgeheven en in 1808 verkocht aan particulieren, die de kloostergebouwen voor het grootste deel sloopten.

In 1659 trokken de eerste monniken in het nieuw gebouwde Augustijnenklooster, waaraan tot 1720 werd bijgebouwd. Het klooster werd in 1797 opgeheven en de gebouwen werden gebruikt als kazerne en stadsmagazijn. Vanaf 1865 diende het een onderwijsdoel. Het bisschoppelijk Sint-Michielscollege werd hier kort na 1884 gesticht.

Naast deze kloosters kende Bree het Refugiehuis van de Abdij van Postel, waarvan een overblijfsel is te vinden aan de Grauwe Torenwal 3. Dit huis werd van 1861-1875 gebruikt door de Zusters van Liefde uit Tilburg, welke er een bewaarschool verzorgden, en van 1876-1889 door de Zusters Ursulinen uit Maaseik, die er een meisjesschool leidden. In 1890 kwamen hier de Dochters van het Heilig Kruis, die er een bejaardentehuis vestigden en tot 1980 bleven.