19 april 2008
De rollen zijn omgedraaid, Jack heeft slecht, en Tiny goed geslapen. Het kan verkeren. Om 6:45 u staan we op en aansluitend ontbijten we.
Het weer ziet er veelbelovend uit, blauwe openingen tussen de wolken. We vertrekken in de richting van Ayegui. Op het einde van dit dorp kunnen we zowel naar links als rechts verder lopen.
Wij kiezen voor de linker, want die is het meest interessant! We passeren het klooster Santa Maria la Real de Irache, dat in de 11e eeuw werd gebouwd. Het diende oa. als gastenverblijf voor pelgrims en ook als ziekenhuis. Het kloostercomplex is nu staatseigendom. Aan de overzijde bevindt zich een groot wijnhuis: Bodegas Irache.
Bij deze bodega bevindt zich een interessante bron, naast het gebruikelijke drinkwater is er ook een kraan waar rode wijn uit komt: de fuente del vino. Dit is speciaal voor pelgrims gemaakt. Uiteraard nemen we een slok, waarna we verder lopen
Bij Irache komen de 2 alternatieve routes weer samen. Als we het dorp verlaten komen we in een mooi bos met eikenbomen.
Daarna doorkruisen we een gebied met wijngaarden en akkers. Ons pad loopt omhoog richting Villamayor de Monjardin. De berg Monjardín kunnen we in de verte al zien. Onderweg komen we langs een waterbron, de Fuente de los Moros. Het dorp Villamayor ligt boven op een bergrug, het waait er hard. We blijven hier niet lang en gaan verder.
De afdaling loopt langs wijngaarden. Uiteindelijk komen we op een vrij breed onverhard pad. Als we even rusten valt de pelgrimsstok van Jack en sneuvelt de Jacobsschelp. Jammer, iedereen vond dit wel mooi, maar er is niets aan te doen. We lopen verder.
Zoals eigenlijk overal tijdens onze tocht is het ongelooflijk stil. De natuur verandert ook stilletjes. Bevonden we ons in het begin meer tussen de heuvels en bergen, nu zijn het grote groene velden en akkers. Hier en daar een klein heuveltje begroeid met gele brem en witte bloemen. Het ziet er mooi uit, maar na 2 uur begint het toch een beetje saai te worden. Dan zien we op een eenzaam plekje een camper langs de weg staan en Jack zegt gelijk: “Daar is de catering”.
Het blijkt ook nog waar te zijn.
De eigenaar blijkt een Engelsman te zijn die tegen een vrijwillige bijdrage koffie schenkt. We maken daar graag gebruik van. Hij heeft ook nog een nieuwe Jacobsschelp voor de pelgrimsstok. Een half uurtje later, het is ongeveer 14:30 u, arriveren we in Los Arcos. We nemen onze intrek in de Casa de Austria, een herberg die gesubsidieerd wordt door de Oostenrijkse Jacobsbroeders. De herberg is leuk en gezellig ingericht, met schoon sanitair. Als we door Los Arcos lopen valt het op dat veel huisjes vervallen zijn en uiteraard verlaten. Het dorp heeft een mooie kerk, die in de middeleeuwen werd gebouwd.
In een kruidenierswinkeltje kopen we wat te drinken en brood voor de komende dag. Tiny meent dat brood wel erg goedkoop is: 1 pano voor € 0,01 ?
’s Avonds koken we voor de afwisseling zelf een kleine maaltijd, soep, pasta met vlees en tomatensaus en als toetje yoghurt. Meerdere pelgrims hebben hun intrek in deze herberg genomen, zoals de beide Spanjaarden die ons passeerden op de Perdonkam en ook de Canadese Manon.
Tijdens het eten maken we een praatje met Manon. Het is frappant: Tiny spreekt geen Engels, en Manon geen Nederlands. En toch begrijpen ze elkaar!
Manon loopt alleen. Ze is gehuwd en heeft een dochter die zwanger is.
We horen dat er een Duits boek bestaat dat al een paar jaar een bestseller bij onze oosterburen is. Het boek heet: "Ich bin dann mal weg", geschreven door de Duitse acteur en komiek Hape Kerkeling. Het schijnt veel Duitsers te inspireren om de camino te lopen, en zelfs al vertaald te zijn in het Koreaans.