Word of God -
Woord van God

From the void

From the void where nobody could be seen sounded a Voice. The mysterious Voice Spoke and by bringing out Its Word things came into being. It was not a word coming from a human being, but a Word from a Spirit, no man could ever see.

“But He said, "You cannot see My face, for no man can see Me and live!"” (Ex 33:20 NAS)

“Now the Lord is the Spirit; and where the Spirit of the Lord is, there is liberty.” (2Co 3:17 NAS)

“Now to the King eternal, immortal, invisible, the only God, be honor and glory forever and ever. Amen.” (1Ti 1:17 NAS)

“"God is spirit, and those who worship Him must worship in spirit and truth."” (Joh 4:24 NAS)

From the darkness sounded the Words of the Spirit Who nobody could see. It was in the beginning of all times when God His Voice sounded and by His Words created the heavens and the earth. Darkness was on the surface of the deep. God’s Spirit was hovering over the surface of the waters when He said His Words, like

"Let there be light," and there was light.

"Let there be an expanse in the middle of the waters, and let it divide the waters from the waters." and the expanse was made and the waters which were under the expanse were divided from the waters which were above the expanse; and it was so.

It were those Words spoken by that Spirit nobody could see Which brought about things that could be seen and felt. By His Words spoken the El Shaddai, Jehovah, the Most High Elohim, called the matter He created names and by doing so there became celestial matter that could be in evening and morning.

By speaking, He allowed His Word come over the waters under the sky to be gathered together in one gathering, and letting the dry land appear. That dry land God called the Earth, and the gathering together of the waters he called Seas.

By letting His Words sound above those waters and dry land God said,

"Let the earth put forth grass, herbs yielding seed, and fruit trees bearing fruit after their kind, with its seed in it, on the earth"; and it was so. The earth brought forth grass, herbs yielding seed after their kind, and trees bearing fruit, with its seed in it, after their kind; and God saw that it was good.

After a third period in the time schedule of the Divine Creator He wanted there to be lights in the expanse of sky, to divide the day from the night to let them be for signs, and for seasons, and for days and years. God set those lights in the expanse of sky to give light on the earth and let them bring day and night, dividing the light from the darkness.

In the fifth period of creation His words called for swarms of living creatures in the waters and in the skies and blessed them, saying,

"Be fruitful, and multiply, and fill the waters in the seas, and let birds multiply on the earth."

After His Words had sounded with

"Let the earth bring forth living creatures after their kind, livestock, creeping things, and animals of the earth after their kind";

it was so. God made the animals of the earth after their kind, and the livestock after their kind, and everything that creeps on the ground after its kind. God saw that it was good and said,

"Let us make man in our image, after our likeness: and let them have dominion over the fish of the sea, and over the birds of the sky, and over the livestock, and over all the earth, and over every creeping thing that creeps on the earth."

In that way the Word of God was spoken and created man in His own image. In God’s image Jehovah created him; male and female and blessed them, also saying to them,

"Be fruitful, multiply, fill the earth, and subdue it. Have dominion over the fish of the sea, over the birds of the sky, and over every living thing that moves on the earth."

Behold, the Divine Maker of all things gave that man every herb yielding seed, which is on the surface of all the earth, and every tree, which bears fruit yielding seed to be for his food. To every animal of the earth, and to every bird of the sky, and to everything that creeps on the earth, in which there is life, He gave every green herb for food.


Vanuit de leegte

Uit de leegte waar niemand te zien was, klonk een Stem. De mysterieuze Stem sprak en door Zijn Woord naar buiten te brengen, ontstonden de dingen. Het was geen woord dat van een menselijk wezen kwam, maar een Woord van een Geest, die niemand ooit zou kunnen zien.

“En Hij sprak verder: Mijn aangezicht kunt gij niet zien, want geen mens zal leven, die Mij ziet.” (Ex 33:20 NLB)

“Want de Heer is de Geest; en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid.” (2Co 3:17 NLB)

“De Koning van de eeuwen nu, de onvergankelijke en onzichtbare en alleen wijze God, zij eer en prijs in eeuwigheid! Amen.” (1Ti 1:17 NLB)

“God is Geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in Geest en in waarheid aanbidden.” (Joh 4:24 NLB)

Vanuit de duisternis klonken de Woorden van de Geest die niemand kon zien. Het was in het begin van alle tijden toen God Zijn Stem klonk en door Zijn Woorden de hemel en de aarde schiep. Duisternis was aan de oppervlakte van de diepte. Gods Geest zweefde over het wateroppervlak toen Hij Zijn Woorden uitsprak, zoiets als

"Laat er licht zijn," en er was licht.

"Laat er een uitspansel zijn in het midden van de wateren, en laat het de wateren van de wateren scheiden." en het uitspansel werd gemaakt en de wateren die onder het uitspansel waren, werden gescheiden van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was zo.

Het waren die Woorden die door die Geest werden gesproken die niemand kon zien, die dingen voortbrachten die konden worden gezien en gevoeld. Door Zijn woorden uitgesproken noemde de El Shaddai, Jehovah, de Allerhoogste Elohim, de zaken die Hij schiep namen en door dat te doen kwam er hemelse materie tot stand waardoor er 's avonds en 's morgens kon zijn.

Door te spreken stond Hij toe dat Zijn Woord over de wateren onder de hemel kwam om dat water in één bijeenkomst te laten verzamelen en het droge land te laten verschijnen. Dat droge land noemde God de aarde, en het samenkomen van de wateren noemde hij zeeën.

Door Zijn woorden te laten klinken boven die wateren en het droge land zei God:

"Laat de aarde gras voortbrengen, zaaddragende kruiden en vruchtbomen die vrucht dragen naar hun soort, met zijn zaad erin, op de aarde"; en het was zo. De aarde bracht gras voort, kruiden die zaad brachten naar hun soort, en bomen die vrucht droegen, met hun zaad erin, naar hun soort; en God zag dat het goed was.

Na een derde periode in het tijdschema van de Goddelijke Schepper wilde Hij dat er lichten aan de hemel zouden zijn, om de dag van de nacht te scheiden om ze als tekenen te laten zijn, en voor seizoenen, en voor dagen en jaren. God plaatste die lichten aan de hemel om licht te geven op de aarde en laat ze dag en nacht brengen, het licht van de duisternis scheiden.

In de vijfde scheppingsperiode riepen Zijn woorden op tot zwermen levende wezens in de wateren en in de lucht en zegende hen, zeggende:

"Wees vruchtbaar en vermenigvuldig je, en vul de wateren van de zeeën, en laat vogels zich vermenigvuldigen op aarde."

Nadat Zijn woorden hadden geklonken

"Laat de aarde levende wezens voortbrengen naar hun soort, vee, kruipende wezens en dieren van de aarde naar hun soort";

was het zo. Op die manier maakte God de dieren van de aarde naar hun soort, en het vee naar hun soort, en alles wat op de grond kruipt naar zijn soort. God zag dat het goed was en zei:

"Laten we mensen maken naar ons beeld, naar onze gelijkenis: en laten ze heersen over de vissen van de zee, en over de vogels in de lucht, en over het vee, en over de hele aarde, en over al het kruipende ding dat kruipt over de aarde. "

Op die manier werd het Woord van God gesproken en de mens geschapen naar Zijn eigen beeld. Naar Gods beeld schiep Jehovah hem; man en vrouw en zegende hen, en zei ook tegen hen:

"Wees vruchtbaar, vermenigvuldig, vul de aarde en onderwerp haar. Heb heerschappij over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al het levende dat op de aarde beweegt."

Zie, de Goddelijke Maker van alle dingen gaf die mens elk kruid dat zaad voortbrengt, dat zich op de oppervlakte van de hele aarde bevindt, en elke boom, die vrucht draagt, zaad geeft om als voedsel te dienen. Aan elk dier op aarde, en aan elke vogel in de lucht, en aan alles wat op aarde kruipt, waarin leven is, gaf Hij elk groen kruid als voedsel.

.

Word of God giving orders

The heavenly Lord God formed man from the dust of the ground, and breathed into his nostrils the breath of life; and man became a living soul. Jehovah God had planted a garden eastward, in Eden, and there he put the man whom he had formed. Out of the ground the Almighty made every tree to grow that is pleasant to the sight, and good for food; the tree of life also in the middle of the garden, and the tree of the knowledge of good and evil. (Ge 2:7-9)

God took the man from the earth, and put him into the garden of Eden to dress it and to keep it. By His Word, man could hear what he had to do. Jehovah, the man his Lord, commanded the man, saying,

"Of every tree of the garden you may freely eat; but of the tree of the knowledge of good and evil, you shall not eat of it; for in the day that you eat of it you will surely die."

In this way the Word of God brought the first regulations or ordinances (commandments) of God to man whom He also gave the right to give names to everything God had made and what that man also would make. Whatever the man called every living creature, that was its name. (Ge 2:15-20)



Woord van God die bevelen geeft

De hemelse Heer God vormde de mens uit het stof van de aarde en blies de levensadem in zijn neusgaten; en de mens werd een levende ziel. Jehovah God had een tuin geplant in het oosten, in Eden, en daar plaatste hij de mens die hij had gevormd. Uit de grond liet de Almachtige elke boom groeien die aangenaam is om te zien en goed voor voedsel;

de boom des levens ook in het midden van de tuin, en de boom van de kennis van goed en kwaad. (Ge 2: 7-9)

God nam de man van de aarde en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden. Door Zijn Woord kon de mens horen wat hij moest doen. Jehovah, de man zijn Heer, gebood de man, zeggende:

"Van elke boom in de tuin mag u vrij eten, maar van de boom van kennis van goed en kwaad mag u daarvan niet eten; want op de dag dat je ervan eet, zul je zeker sterven. '

Op deze manier bracht het Woord van God de eerste voorschriften of verordeningen (geboden) van God aan de mens aan wie Hij ook het recht gaf namen te geven aan alles wat God had gemaakt en wat die mens ook nog zou maken. Hoe de man elk levend wezen ook noemde, zo heette het. (Ge 2: 15-20)

Warning Words

People could hear the Voice of God, but being living creatures (souls) made in the image or likeness of God, they also could hear their inner voice or thoughts. Their thinking about the Voice they had heard made them doubt if that Being would really be telling the Truth.

The woman heard a voice which said that if she would eat of the tree which was in the middle of the garden, it would not be as God has said, that she would die. The voice the woman heard said:

"You won’t surely die, for God knows that in the day you eat it, your eyes will be opened, and you will be like God, knowing good and evil."

When the woman saw that the tree was good for food, and that it was a delight to the eyes, and that the tree was to be desired to make one wise, she took of its fruit, and ate; and she gave some to her husband with her, and he ate. (Ge 3:1-6)

Her act of disobedience would provoke God's anger because she doubted God's justice and wished to be equal with God. Not only did she need to know that God wants the best for man, but that wisdom can only come from God.

After the banishment from the Garden of Eden, God did not hold back. He kept an eye on mankind, who could not return to the Royal Garden, and regularly made His Words sound across the earth. Those who wanted to hear God's Words could hear them and respond to them or ignore them.



Waarschuwende woorden

Mensen konden de stem van God horen, maar als levende wezens (zielen) gemaakt naar het beeld of de gelijkenis van God, konden ze ook hun innerlijke stem of gedachten horen. Hun denken over de Stem die ze hadden gehoord deed hen twijfelen of dat Wezen echt de Waarheid zou vertellen.

De vrouw hoorde een stem die zei dat als ze zou eten van de boom die midden in de tuin stond, het niet zou zijn zoals God had gezegd, dat ze zou sterven. De stem die de vrouw hoorde, zei:


"Je zult zeker niet sterven, want God weet dat op de dag dat je het eet, je ogen geopend zullen worden en dat je als God zult zijn, wetende goed en kwaad."

Toen de vrouw zag dat de boom goed was om te eten, en dat het een lust voor het oog was, en dat het gewenst was om de boom wijs te maken, nam ze de vrucht ervan en at; en zij gaf wat met haar aan haar man, en hij at. (Ge 3: 1-6)

Haar daad van ongehoorzaamheid zou Gods boosheid opwekken omdat zij aan Gods rechtvaardigheid twijfelde en aan God gelijk wenste te zijn. Niet alleen moest zij weten dat God het beste met de mens voor heeft maar dat wijsheid enkel van God kan komen.

Na de verbanning uit de Tuin van Eden bleef God zich niet stil achter houden. Hij hield de mens, die niet meer naar de Koninklijke Tuin konden terug keren, in het oog en liet regelmatig Zijn Woorden over de aarde klinken. Zij die Gods Woorden wilden horen konden ze horen en ernaar reageren of ze negeren.

Words up to Moses

From the expulsion from the Royal Garden man was confronted with the hard ways of life, now knowing good and evil, having good days, bad days, feeling joy but also feeling pain.

When people wanted they could hear the Voice of God, Who with His words gave them advice and guided them through life.

Some of those people who loved to hear the Word of God and were faithful to Him, were asked by the Adonai to write down His Words.

The first one who started writing down God's Words was Moses, who wrote them down in the 16° century b.C.E. in the books which cover from creation to the founding of the ancient nation of Israel: Genesis, Exodus, Leviticus, Numbers and Deuteronomy.

“And Moses wrote down all the words of the LORD. Then he arose early in the morning, and built an altar at the foot of the mountain with twelve pillars for the twelve tribes of Israel.” (Ex 24:4 NAS)

It was also to his man of faith that God gave His 'Ten Words' also known as the 'Ten Commandments'. In that decalogue, people had something to hold on to keep remembering The Law of God.

“And Moses went up to God, and the LORD called to him from the mountain, saying, "Thus you shall say to the house of Jacob and tell the sons of Israel:” (Ex 19:3 NAS)

“5 ’Now then, if you will indeed obey My voice and keep My covenant, then you shall be My own possession among all the peoples, for all the earth is Mine; 6 and you shall be to Me a kingdom of priests and a holy nation.’ These are the words that you shall speak to the sons of Israel." 7 So Moses came and called the elders of the people, and set before them all these words which the LORD had commanded him. 8 And all the people answered together and said, "All that the LORD has spoken we will do!" And Moses brought back the words of the people to the LORD. 9 And the LORD said to Moses, "Behold, I shall come to you in a thick cloud, in order that the people may hear when I speak with you, and may also believe in you forever." Then Moses told the words of the people to the LORD. 10 The LORD also said to Moses, "Go to the people and consecrate them today and tomorrow, and let them wash their garments; 11 and let them be ready for the third day, for on the third day the LORD will come down on Mount Sinai in the sight of all the people.” (Ex 19:5-11 NAS)

“19 When the sound of the trumpet grew louder and louder, Moses spoke and God answered him with thunder. 20 And the LORD came down on Mount Sinai, to the top of the mountain; and the LORD called Moses to the top of the mountain, and Moses went up. 21 Then the LORD spoke to Moses, "Go down, warn the people, lest they break through to the LORD to gaze, and many of them perish. 22 "And also let the priests who come near to the LORD consecrate themselves, lest the LORD break out against them." 23 And Moses said to the LORD, "The people cannot come up to Mount Sinai, for Thou didst warn us, saying, ’Set bounds about the mountain and consecrate it.’" 24 Then the LORD said to him, "Go down and come up again, you and Aaron with you; but do not let the priests and the people break through to come up to the LORD, lest He break forth upon them."” (Ex 19:19-24 NAS)

“1 Then God spoke all these words, saying, 2 "I am the LORD your God, who brought you out of the land of Egypt, out of the house of slavery. 3 "You shall have no other gods before Me. 4 "You shall not make for yourself an idol, or any likeness of what is in heaven above or on the earth beneath or in the water under the earth. 5 "You shall not worship them or serve them; for I, the LORD your God, am a jealous God, visiting the iniquity of the fathers on the children, on the third and the fourth generations of those who hate Me, 6 but showing lovingkindness to thousands, to those who love Me and keep My commandments. 7 "You shall not take the name of the LORD your God in vain, for the LORD will not leave him unpunished who takes His name in vain. 8 "Remember the sabbath day, to keep it holy. 9 "Six days you shall labor and do all your work, 10 but the seventh day is a sabbath of the LORD your God; in it you shall not do any work, you or your son or your daughter, your male or your female servant or your cattle or your sojourner who stays with you. 11 "For in six days the LORD made the heavens and the earth, the sea and all that is in them, and rested on the seventh day; therefore the LORD blessed the sabbath day and made it holy. 12 "Honor your father and your mother, that your days may be prolonged in the land which the LORD your God gives you. 13 "You shall not murder. 14 "You shall not commit adultery. 15 "You shall not steal. 16 "You shall not bear false witness against your neighbor. 17 "You shall not covet your neighbor’s house; you shall not covet your neighbor’s wife or his male servant or his female servant or his ox or his donkey or anything that belongs to your neighbor." 18 And all the people perceived the thunder and the lightning flashes and the sound of the trumpet and the mountain smoking; and when the people saw it, they trembled and stood at a distance. 19 Then they said to Moses, "Speak to us yourself and we will listen; but let not God speak to us, lest we die." 20 And Moses said to the people, "Do not be afraid; for God has come in order to test you, and in order that the fear of Him may remain with you, so that you may not sin." 21 So the people stood at a distance, while Moses approached the thick cloud where God was.22 Then the LORD said to Moses, "Thus you shall say to the sons of Israel, ’You yourselves have seen that I have spoken to you from heaven. 23 ’You shall not make other gods besides Me; gods of silver or gods of gold, you shall not make for yourselves. 24 ’You shall make an altar of earth for Me, and you shall sacrifice on it your burnt offerings and your peace offerings, your sheep and your oxen; in every place where I cause My name to be remembered, I will come to you and bless you. 25 ’And if you make an altar of stone for Me, you shall not build it of cut stones, for if you wield your tool on it, you will profane it. 26 ’And you shall not go up by steps to My altar, that your nakedness may not be exposed on it.’” (Ex 20:1-26 NAS)

“"Now these are the ordinances which you are to set before them.” (Ex 21:1 NAS)

“Now the LORD said to Moses, "Come up to Me on the mountain and remain there, and I will give you the stone tablets with the law and the commandment which I have written for their instruction."” (Ex 24:12 NAS)

“15 Then Moses went up to the mountain, and the cloud covered the mountain. 16 And the glory of the LORD rested on Mount Sinai, and the cloud covered it for six days; and on the seventh day He called to Moses from the midst of the cloud. 17 And to the eyes of the sons of Israel the appearance of the glory of the LORD was like a consuming fire on the mountain top. 18 And Moses entered the midst of the cloud as he went up to the mountain; and Moses was on the mountain forty days and forty nights.” (Ex 24:15-18 NAS)

“1 Then the LORD spoke to Moses, saying, 2 "Tell the sons of Israel to raise a contribution for Me; from every man whose heart moves him you shall raise My contribution.” (Ex 25:1-2 NAS)

All these words could now guide man for several centuries so that he could please God by keeping God's precepts and thereby also safeguard their way of life.


Woorden tot Mozes

Door de verdrijving uit de Koninklijke Tuin werd de mens geconfronteerd met de harde manieren van leven, nu goed en kwaad bekend, goede dagen hebben, slechte dagen, vreugde voelen maar ook pijn voelen.

Wanneer mensen wilden, konden ze de stem van God horen, die hen met Zijn woorden advies gaf en hen door het leven leidde.

Sommige van die mensen die graag het Woord van God hoorden en aan Hem getrouw wilden zijn, werden door de Adonai gevraagd Zijn Woorden op te schrijven.

De eerste die Gods Woorden begon op te schrijven was Mozes, die ze in de 16e eeuw v.G.T. opschreef. in de boeken die betrekking hebben op de schepping tot de oprichting van de oude natie Israël: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.

“Hierna schreef Mozes alles op wat de HEER had gezegd. De volgende morgen bouwde hij aan de voet van de berg een altaar en richtte hij twaalf gedenkstenen op, voor elk van de twaalf stammen van Israël één.” (Ex 24:4 NBV)

Het was ook aan deze gelovige man dat God Zijn 'Tien Woorden' gaf, ook wel bekend als de 'Tien Geboden'. In die decalogue hadden de mensen een houvast om zich De Wet van God te blijven herinneren.

“Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten:” (Ex 19:3 NBV)

“5 Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken-want de hele aarde behoort mij toe. 6 Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’ 7 Mozes ging terug, riep de oudsten van het volk bijeen en deelde hun alles mee wat de HEER hem had opgedragen. 8 En het hele volk antwoordde als uit één mond: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’ Mozes bracht het antwoord van het volk aan de HEER over, 9 waarop de HEER tegen hem zei: ‘Ik kom naar je toe in een donkere wolk, dan kan iedereen het horen wanneer ik met je spreek en zullen ze voor altijd vertrouwen in je hebben.’ Toen Mozes de HEER vertelde wat het volk had geantwoord, 10 zei de HEER hem ook: ‘Ga terug naar het volk en zorg ervoor dat ze zich vandaag en morgen heiligen, en laten ze hun kleren wassen. 11 Bij het aanbreken van de derde dag moeten ze gereed zijn, want op die dag zal de HEER voor de ogen van heel het volk neerdalen op de Sinai.” (Ex 19:5-11 NBV)

“19 Het geschal van de ramshoorn werd luider en luider. Mozes sprak, en God antwoordde met geweldig stemgeluid. 20 De HEER was op de top van de Sinai neergedaald. Hij vroeg Mozes naar hem toe te komen, en Mozes ging naar boven. 21 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar beneden en waarschuw het volk dat ze niet te dichtbij komen in de hoop de HEER te zien, want dan zullen velen van hen het leven verliezen. 22 Ook de priesters, die gewoonlijk wel in de nabijheid van de HEER mogen komen, moeten op eerbiedige afstand blijven, anders zal de toorn van de HEER tegen hen losbarsten.’ 23 Mozes antwoordde de HEER: ‘Het volk kan de Sinai niet op gaan. U hebt ons immers zelf bevolen de berg af te grenzen en als heilig te beschouwen.’ 24 De HEER zei: ‘Ga naar beneden, en kom samen met Aäron weer terug. Maar de priesters en het volk mogen niet dichterbij komen, zij mogen de berg niet op gaan, anders zal mijn toorn tegen hen losbarsten.’” (Ex 19:19-24 NBV)

“1 Toen sprak God deze woorden: 2 ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. 3 Vereer naast mij geen andere goden. 4 Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. 5 Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 6 maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht. 7 Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan. 8 Houd de sabbat in ere, het is een heilige dag. 9 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 10 maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw vee, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen. 11 Want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er leeft, en op de zevende dag rustte hij. Daarom heeft de HEER de sabbat gezegend en heilig verklaard. 12 Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. 13 Pleeg geen moord. 14 Pleeg geen overspel. 15 Steel niet. 16 Leg over een ander geen vals getuigenis af. 17 Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’ 18 Heel het volk was getuige van de donderslagen en lichtflitsen, het schallen van de ramshoorn en de rook die uit de berg kwam. Bij die aanblik deinsden ze achteruit, en ze bleven op grote afstand staan. 19 Ze zeiden tegen Mozes: ‘Spreekt u met ons, wij zullen naar u luisteren. Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we.’ 20 Maar Mozes antwoordde: ‘Wees niet bang, God is gekomen om u op de proef te stellen en u met ontzag voor hem te vervullen, zodat u niet meer zondigt.’ 21 En terwijl het volk op een afstand bleef staan, ging Mozes naar de donkere wolk waarin God aanwezig was. 22 De HEER droeg Mozes op het volgende tegen de Israëlieten te zeggen: ‘Jullie zijn er getuige van geweest dat ik vanuit de hemel tot jullie heb gesproken. 23 Je mag daarom geen goden van zilver of goud maken om die naast mij te vereren. 24 Maak voor mij een altaar van aarde, en slacht daarop je schapen, geiten en runderen voor de brandoffers en vredeoffers. Op elke plaats waar ik mijn naam wil laten noemen, zal ik naar jullie toe komen en je zegenen. 25 Als je voor mij een stenen altaar wilt bouwen, gebruik dan geen gehouwen stenen, want door de stenen met een beitel te bewerken ontwijd je ze. 26 En breng geen treden aan, want als je daarlangs omhoog zou gaan, zou men je geslachtsdelen zien.’” (Ex 20:1-26 NBV)

“‘Houd hun ook deze regels voor:” (Ex 21:1 NBV)

“De HEER zei tegen Mozes: ‘Kom naar mij toe, de berg op, en wacht daar; dan zal ik je de stenen platen geven waarop ik de wetten en geboden heb geschreven om het volk te onderrichten.’” (Ex 24:12 NBV)

“15 Terwijl Mozes de berg op ging, werd deze overdekt door een wolk: 16 de majesteit van de HEER rustte op de Sinai. Zes dagen lang bedekte de wolk de berg. Op de zevende dag riep de HEER Mozes vanuit de wolk. 17 En terwijl de Israëlieten de majesteit van de HEER zagen, als een laaiend vuur op de top van de berg, 18 ging Mozes de wolk binnen en klom hij verder omhoog. Veertig dagen en veertig nachten bleef hij op de berg.” (Ex 24:15-18 NBV)

“1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Vraag de Israëlieten mij geschenken te geven; neem van ieder die daartoe bereid is een bijdrage in ontvangst.” (Ex 25:1-2 NBV)

Al deze woorden konden nu voor meerdere eeuwen een leidraad voor de mens zijn zodat deze God zou kunnen behagen door zich aan Gods voorschriften te houden en hun levensweg daardoor ook veilig te stellen.


Words from Joshua until Samuel

In preexilic Israel, the phrase “the word of Jehovah” denotes the source of prophetic inspiration, not necessarily its character as verbal or rational. The word may be received in visionary form by a prophet whose own mental processes are temporarily suspended

“the oracle of one who hears the words of God, who sees a vision from the Almighty, who falls prostrate, and whose eyes are opened:” (Nu 24:4 NIV)

The son of Nun, Joshua is first mentioned in the narratives of the events following the Exodus of God's people from Egypt, where he appears as Moses’s assistant and accompanies Moses up Mount Sinai, also being the custodian of the tent of meeting.

Joshua and Samuel wrote down the Words of God and how those words accompanied the God-loving people who could hear about a People Chosen and what is laid out for them, Israel’s entry into the Promised Land and events thereafter.

In Samuel's book of Judges (or Richteren) we also hear how the Words of God bring wisdom to man.

Further historical books let us hear how God's Word was with the nation of Israel and giving them warnings a.o. about the destruction of Jerusalem.

Woorden van Joshua tot Samuel

In het prexilische Israël duidt de uitdrukking „het woord van Jehovah” op de bron van profetische inspiratie, niet noodzakelijkerwijs op het karakter ervan als verbaal of rationeel. Het woord kan in visionaire vorm worden ontvangen door een profeet wiens eigen mentale processen tijdelijk zijn opgeschort

“zo spreekt hij die Gods woorden hoort en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen:” (Nu 24:4 NBV)

De zoon van Nun, Joshua, wordt voor het eerst genoemd in de verhalen over de gebeurtenissen na de uittocht van Gods volk uit Egypte, waar hij verschijnt als de assistent van Mozes en deze vergezelt op de berg Sinaï. Bovendien is hij ook de bewaarder van de tent van ontmoeting.

Jozua en Samuël scheven de woorden van God op en hoe die woorden de God-liefhebbende mensen vergezelden die konden horen over een uitverkoren volk en wat er voor hen is neergelegd, de intocht van Israël in het beloofde land en de gebeurtenissen daarna.

Met Samuels boek Richteren of Rechters horen wij ook hoe de Woorden van God wijsheid brengen tot de mens.

Verdere historische boeken laten ons horen hoe Gods Woord met de natie Israël was en hen waarschuwingen gaf o.a. over de verwoesting van Jeruzalem.

Words of God to prophets and by prophets to man

In the exilic prophets and exilic redaction of earlier traditions, the transcendence of the divine self-disclosure comes into sharper focus.

A priest and a prophet from the village of Anathoth, north of Jerusalem, in the late seventh century b.C.E. gave his ears to the Words of God. But he did not have it always easy with that Word. Jeremiah could speak of his struggle with God’s word.

“8 Whenever I speak, I cry out proclaiming violence and destruction. So the word of the LORD has brought me insult and reproach all day long. 9 But if I say, "I will not mention him or speak any more in his name," his word is in my heart like a fire, a fire shut up in my bones. I am weary of holding it in; indeed, I cannot.” (Jer 20:8-9 NIV)

The eighth–century b.C.E. prophet from Jerusalem, Isaiah son of Amoz, understands that the Words he hears from heaven are telling about times to come. After the Words bringing the history of the Jews after returning from exile in Babylon and collections of wise sayings and songs we get prophecies, or predictions, concerning God’s people written down by Isaiah, Jeremiah, Ezekiel, Daniel, Hosea, Joel, Amos, Obadiah, Jonah, Micah, Nahum, Habakkuk, Zephaniah, Haggai, Zechariah and Malachi.

Isaiah, being aware that all those words written down in the past shall not wither, but will stay for ever, this in contrast with the transience of human nature.

“The grass withers and the flowers fall, but the word of our God stands for ever."” (Isa 40:8 NIV)

Although for Jeremiah the prophetic word and the Law remain different, he is aware that as for the words he had spoken, they could lead the nation to turn away from their evil, so as to cause him to repent of the evil he thought he would do to them.

“and if that nation I warned repents of its evil, then I will relent and not inflict on it the disaster I had planned.” (Jer 18:8 NIV)

From God's Words we hear that this nation Isaiah and Jeremiah are referring to, in Deuteronomy are brought into closer conjunction.

“When all these blessings and curses I have set before you come upon you and you take them to heart wherever the LORD your God disperses you among the nations,” (De 30:1 NIV)

Continuously, Jehovah God brought His Word to man who was free to choose whether to listen to it and to act accordingly.

In the postexilic period, the word of God becomes an overarching concept comprising revelation through abidingly valid legal commandments, through prophetic interpretation of historical experience, and through creation (Ps. 147.15). The latter two understandings are especially prominent in apocalyptic literature and in Hellenistic Judaism, respectively.

Woorden van God aan profeten en door profeten aan mensen

In de exilische profeten en exilische redactie van eerdere tradities, komt de transcendentie van de goddelijke zelfonthulling scherper naar voren.

Een priester en een profeet uit het dorp Anathoth, ten noorden van Jeruzalem, aan het einde van de zevende eeuw v.G.T. gaf zijn oren aan de woorden van God. Maar hij had het niet altijd gemakkelijk met dat Woord. Jeremia kon spreken over zijn worsteling met Gods woord.

“8 Telkens als ik spreek, moet ik schreeuwen: “Ik word mishandeld, onderdrukt!” Want de woorden van de HEER brengen mij dag in dag uit schande en vernedering. 9 Als ik denk: Ik wil hem niet meer noemen, niet meer spreken in zijn naam, dan laait er in mijn hart een vuur op, dan brandt het in mijn gebeente. Ik doe moeite om het in bedwang te houden, maar ik kan het niet.” (Jer 20:8-9 NBV)

De achtste eeuw v.G.T. profeet uit Jeruzalem, Jesaja, zoon van Amoz, begrijpt dat de woorden die hij uit de hemel hoort, vertellen over komende tijden. Na de woorden die de geschiedenis van de Joden na terugkeer uit ballingschap in Babylon vertellen en verzamelingen brengen van wijze uitspraken en liederen, krijgen we profetieën of voorspellingen, betreffende Gods volk opgeschreven door Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi.

Jesaja, is zich ervan bewust dat al die woorden die in het verleden zijn opgeschreven niet zullen verwelken, maar voor altijd zullen blijven, dit in tegenstelling tot de vergankelijkheid van de menselijke natuur.

“Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt altijd stand.” (Jes 40:8 NBV)

Hoewel voor Jeremia het profetische woord en de Wet verschillend blijven, is hij zich ervan bewust dat wat betreft de woorden die hij had gesproken, deze de natie ertoe zouden kunnen toe brengen zich af te keren van hun kwaad, zo dat dit hem ertoe zou brengen berouw te tonen van het kwaad dat hij dacht aan hen te doen.

“maar als dat volk met zijn kwalijke praktijken breekt, dan zie ik af van het onheil waarmee ik het wilde treffen.” (Jer 18:8 NBV)

Uit Gods woorden horen we dat deze natie waar Jesaja en Jeremia naar verwijzen, in Deuteronomium in nauwere samenhang wordt gebracht.

“Wanneer alles werkelijkheid is geworden wat ik u beschreven heb, zegeningen en vervloekingen, en wanneer u ten slotte, door de HEER, uw God, uiteengejaagd en verstrooid onder alle volken, daar lering uit getrokken hebt” (De 30:1 NBV)

Continu bracht Jehovah God Zijn Woord tot de mens die de vrije keuze had om er al of niet naar te luisteren en er zich naar te gedragen.

In de postexilische periode wordt het woord van God een overkoepelend concept dat openbaring omvat door middel van blijvend geldige wettelijke geboden, door profetische interpretatie van historische ervaringen en door schepping (Ps. 147.15). De laatste twee opvattingen zijn vooral prominent aanwezig in apocalyptische literatuur en in het hellenistische jodendom, respectievelijk.


Words from God in Messianic times

Throughout the history of mankind was there the story of what happened and went wrong in the Garden of Eden. There was the fall of man but also the first promise of God, giving good news of a solution for mankind and an end to the curse of death.

In the New Testament, the word of God, along with equivalents like “God says,” “it was spoken,” and so on, is used in connection with biblical quotations (e.g., John 10.35; Rom. 15.10. and Mark 7.13, where the phrase implies the idea that written law is superior to the oral tradition of the scribes).

“If he called them ‘gods’, to whom the word of God came— and the Scripture cannot be broken—” (Joh 10:35 NIV)

“Again, it says, "Rejoice, O Gentiles, with his people."” (Ro 15:10 NIV)

“Thus you nullify the word of God by your tradition that you have handed down. And you do many things like that."” (Mr 7:13 NIV)

The apostles clearly understanding that the Word spoken at the beginning of times let her promise come true in their time, they being able to see That Word given in Eden having become in the flesh. God having kept His promise, which was repeated more than once by the ancient prophets. Now they could see and hear the sent one from and representative of God.
That Word made flesh was Jesus, the Son of God, who talks about the silence of God and the way to God.

“In the beginning was the Word, and the Word was with God, and the Word was God.” (Joh 1:1 NIV)

“Jesus answered, "It is written: ‘Man does not live on bread alone, but on every word that comes from the mouth of God.’"” (Mt 4:4 NIV)

“as you hold out the word of life—in order that I may boast on the day of Christ that I did not run or labour for nothing.” (Php 2:16 NIV)

“The Spirit gives life; the flesh counts for nothing. The words I have spoken to you are spirit and they are life.” (Joh 6:63 NIV)

“We have not received the spirit of the world but the Spirit who is from God, that we may understand what God has freely given us.” (1Co 2:12 NIV)

“And now, Father, glorify me in your presence with the glory I had with you before the world began.” (Joh 17:5 NIV)

The Word having come into the flesh was the prophet of God Jeshua (Yeshua), Jesus Christ, who was long before already promised, but now came to serve Jehovah God. Echoing prophetic language, in the prologue to Luke’s gospel, the motif of a new era of active prophecy is evoked by the coming of the word of God to Simeon and John the Baptist. (Luke 2.29; 3.2).

“"Sovereign Lord, as you have promised, you now dismiss your servant in peace.” (Lu 2:29 NIV)

“during the high priesthood of Annas and Caiaphas, the word of God came to John son of Zechariah in the desert.” (Lu 3:2 NIV)

Also in that new era people could still hear God speak and take in His Words. The followers of Christ Jesus got to learn that Jesus was not just speaking his own words but bringing the Words of his God, El Shaddai, the God of Israel, Who is One (and not three like some think today).

Provided that Jesus came to earth to tell what God wanted to say and to make it clear to man, it could also be understood that if Jesus was saying something, those words also came from God, especially when he quoted the ancient scriptures.

Moreover, the word of God, or variants such as “the word of the Lord” or “the Word,” is applied especially in Luke-Acts (but frequently elsewhere as well) to the gospel message of salvation through Jesus.

“The farmer sows the word.” (Mr 4:14 NIV)

“"This is the meaning of the parable: The seed is the word of God.” (Lu 8:11 NIV)

“After they prayed, the place where they were meeting was shaken. And they were all filled with the Holy Spirit and spoke the word of God boldly.” (Ac 4:31 NIV)

“When they had testified and proclaimed the word of the Lord, Peter and John returned to Jerusalem, preaching the gospel in many Samaritan villages.” (Ac 8:25 NIV)

“Now those who had been scattered by the persecution in connection with Stephen travelled as far as Phoenicia, Cyprus and Antioch, telling the message only to Jews.” (Ac 11:19 NIV)

“You became imitators of us and of the Lord; in spite of severe suffering, you welcomed the message with the joy given by the Holy Spirit.” (1Th 1:6 NIV)

“Did the word of God originate with you? Or are you the only people it has reached?” (1Co 14:36 NIV)

“Here is a trustworthy saying that deserves full acceptance: Christ Jesus came into the world to save sinners—of whom I am the worst.” (1Ti 1:15 NIV)

Through the apostles who went forth to proclaim the Good News, the Word of God with the Gospel, was able to spread throughout the world.

We all should remember that God's Word is not just limited to the ancient Hebrew and Aramaic writings or Old Testament.

God calls us to listen to His Word and take it seriously.

“For the word of God is living and active. Sharper than any double-edged sword, it penetrates even to dividing soul and spirit, joints and marrow; it judges the thoughts and attitudes of the heart.” (Heb 4:12 NIV)

“Take the helmet of salvation and the sword of the Spirit, which is the word of God.” (Eph 6:17 NIV)

We must also not forget that it is that entire Word of God, so the complete Holy Scripture or complete Bible (inspired and infalible) that we must take to heart, without leaving things out or changing things just like that.

“16 All Scripture is God-breathed and is useful for teaching, rebuking, correcting and training in righteousness, 17 so that the man of God may be thoroughly equipped for every good work.” (2Ti 3:16-17 NIV)

“But the Counsellor, the Holy Spirit, whom the Father will send in my name, will teach you all things and will remind you of everything I have said to you.” (Joh 14:26 NIV)

“For prophecy never had its origin in the will of man, but men spoke from God as they were carried along by the Holy Spirit.” (2Pe 1:21 NIV)

“For everything that was written in the past was written to teach us, so that through endurance and the encouragement of the Scriptures we might have hope.” (Ro 15:4 NIV)

Each of us can feel that Word of God close to him or her. We just have to show ourselves willing to hear it and let it sink in.

“But what does it say? "The word is near you; it is in your mouth and in your heart," that is, the word of faith we are proclaiming:” (Ro 10:8 NIV)

“No, the word is very near you; it is in your mouth and in your heart so that you may obey it.” (De 30:14 NIV)

“It is written in the Prophets: ‘They will all be taught by God.’ Everyone who listens to the Father and learns from him comes to me.” (Joh 6:45 NIV)

“One of those listening was a woman named Lydia, a dealer in purple cloth from the city of Thyatira, who was a worshipper of God. The Lord opened her heart to respond to Paul’s message.” (Ac 16:14 NIV)

“He came to Derbe and then to Lystra, where a disciple named Timothy lived, whose mother was a Jewess and a believer, but whose father was a Greek.” (Ac 16:1 NIV)

“18 And he is the head of the body, the church; he is the beginning and the firstborn from among the dead, so that in everything he might have the supremacy. 19 For God was pleased to have all his fulness dwell in him, 20 and through him to reconcile to himself all things, whether things on earth or things in heaven, by making peace through his blood, shed on the cross. 21 Once you were alienated from God and were enemies in your minds because of your evil behaviour. 22 But now he has reconciled you by Christ’s physical body through death to present you holy in his sight, without blemish and free from accusation— 23 if you continue in your faith, established and firm, not moved from the hope held out in the gospel. This is the gospel that you heard and that has been proclaimed to every creature under heaven, and of which I, Paul, have become a servant. 24 Now I rejoice in what was suffered for you, and I fill up in my flesh what is still lacking in regard to Christ’s afflictions, for the sake of his body, which is the church. 25 I have become its servant by the commission God gave me to present to you the word of God in its fulness—” (Col 1:18-25 NIV)

“A group of Epicurean and Stoic philosophers began to dispute with him. Some of them asked, "What is this babbler trying to say?" Others remarked, "He seems to be advocating foreign gods." They said this because Paul was preaching the good news about Jesus and the resurrection.” (Ac 17:18 NIV)

“The man without the Spirit does not accept the things that come from the Spirit of God, for they are foolishness to him, and he cannot understand them, because they are spiritually discerned.” (1Co 2:14 NIV)


Woorden van God in Messiaanse tijden

Door de geschiedenis van de mensheid heen was er het verhaal van wat er gebeurde en fout ging in de Hof van Eden. Er was de val van de mens, maar ook de eerste belofte van God, die goed nieuws gaf over een oplossing voor de mensheid en een einde aan de vloek van de dood.

In het Nieuwe Testament wordt het Woord van God, samen met equivalenten als 'God zegt', 'er werd gesproken', enzovoort, gebruikt in verband met Bijbelse citaten (bijv. Johannes 10.35; Rom. 15.10. En Mark. 7.13, waar de uitdrukking het idee weergeeft dat geschreven wet superieur is aan de mondelinge traditie van de schriftgeleerden).

“De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden genoemd worden,” (Joh 10:35 NBV)

“En verder staat er: ‘Verheug u, heidenen, samen met zijn volk.’” (Ro 15:10 NBV)

“en zo ontkracht u het woord van God door de tradities die u doorgeeft; en u doet nog veel meer van dit soort dingen.’” (Mr 7:13 NBV)

De apostelen begrepen duidelijk dat het Woord dat in het begin der tijden werd gesproken, haar belofte op hun tijd liet uitkomen, omdat ze in staat waren te zien dat dat Woord dat in Eden werd gegeven in het vlees was geworden. God heeft zijn belofte gehouden, die meer dan eens werd herhaald door de oude profeten. Nu konden ze de gezondene van en vertegenwoordiger van God zien en horen.
Dat tot vlees gebrachte Woord was Jezus, de zoon van God, de weg naar God.

“In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.” (Joh 1:1 NBV)

“Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’” (Mt 4:4 NBV)

“Houd daarbij vast aan het woord dat leven brengt. Dan kan ik op de dag van Christus trots zijn omdat ik me niet voor niets heb ingespannen en afgemat.” (Flp 2:16 NBV)

“De Geest maakt levend, het lichaam dient tot niets. Wat ik gezegd heb is Geest, en leven.” (Joh 6:63 NBV)

“Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken.” (1Co 2:12 NBV)

“Vader, verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond.” (Joh 17:5 NBV)

Het Woord dat in het vlees kwam, was de profeet van God Jeshua (Yeshua / Jesjoea), Jezus Christus, die lang daarvoor al was beloofd, maar nu kwam om Jehovah God te dienen. In navolging van profetische taal, in de proloog van het evangelie van Lucas wordt het motief van een nieuw tijdperk van actieve profetie opgeroepen door de komst van het woord van God aan Simeon en Johannes de Doper (Lucas 2.29; 3.2).

“‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd.” (Lu 2:29 NBV)

“en toen Annas en Kajafas hogepriester waren, richtte God zich in de woestijn tot Johannes, de zoon van Zacharias.” (Lu 3:2 NBV)

Ook in dat nieuwe tijdperk konden nog mensen God horen spreken en Zijn Woorden tot zich nemen. De volgelingen van Christus Jezus leerden dat Jezus niet alleen zijn eigen woorden sprak, maar ook de woorden bracht van zijn God, El Shaddai, de God van Israël, die één is (en niet drie zoals sommigen tegenwoordig denken).
Mits dat Jezus op aarde kwam vertellen wat God wenste te zeggen en duidelijk te maken aan de mens kon men ook opvatten dat als Jezus iets zij die woorden ook van God kwamen, vooral als hij de oude geschriften aanhaalde.

Bovendien wordt het woord van God, of varianten zoals “het woord van de Heer” of “het Woord”, vooral in Lukas-Handelingen (maar vaak ook elders) toegepast op de evangelieboodschap van verlossing door Jezus.

“De zaaier zaait het woord.” (Mr 4:14 NBV)

“Dit is de betekenis van de gelijkenis: Het zaad is het woord van God.” (Lu 8:11 NBV)

“Toen ze hun gebed beëindigd hadden, begon de plaats waar ze bijeen waren te beven, en allen werden vervuld van de heilige Geest en spraken vrijmoedig over de boodschap van God.” (Hnd 4:31 NBV)

“Nadat Petrus en Johannes getuigenis hadden afgelegd van de Heer en zijn boodschap hadden verkondigd, aanvaardden ze de terugreis naar Jeruzalem en brachten het evangelie in tal van dorpen in Samaria.” (Hnd 8:25 NBV)

“De leerlingen die verdreven waren als gevolg van de onderdrukking die na de dood van Stefanus was begonnen, trokken naar Fenicië, Cyprus en Antiochië, maar verkondigden Gods boodschap uitsluitend aan de Joden.” (Hnd 11:19 NBV)

“U hebt ons nagevolgd, en daarmee de Heer: onder zware beproevingen hebt u het woord ontvangen met de vreugde van de heilige Geest.” (1Th 1:6 NBV)

“Heeft het woord van God zich soms verspreid vanuit uw gemeente? Of heeft het enkel u bereikt?” (1Co 14:36 NBV)

“Deze boodschap is betrouwbaar en verdient onze volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. Ik was de eerste,” (1Ti 1:15 NBV)

Door middel van de apostelen die uitgingen om de Blijde Boodschap te gaan verkondigen, kon het Woord van God met het Goede Nieuws zich verder verspreiden over de gehele wereld.

We moeten allemaal bedenken dat Gods Woord niet alleen beperkt is tot de oude Hebreeuwse en Aramese geschriften of het Oude Testament.

God roept ons op om naar Zijn Woord te luisteren en het ernstig te nemen.

“Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden.” (Heb 4:12 NBV)

“Draag als helm de verlossing en als zwaard de Geest, dat wil zeggen Gods woorden.” (Efe 6:17 NBV)

Ook mogen wij niet vergeten dat het dat gehele Woord van God, dus de volledige Heilige Schrift of volledige Bijbel (geïnspireerd en onfeilbaar) het Betrouwbare Woord is dat wij ter harte moeten nemen, zonder er zo maar dingen uit weg te laten of aan te gaan veranderen.

“16 Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, 17 zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.” (2Ti 3:16-17 NBV)

“Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb.” (Joh 14:26 NBV)

“want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.” (2Pe 1:21 NBV)

“Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons te onderwijzen, opdat wij door te volharden en door troost te putten uit de Schriften zouden blijven hopen.” (Ro 15:4 NBV)

Ieder van ons kan dat Woord van God dicht bij hem of haar voelen. Wij moeten ons enkel bereid tonen om het te horen en het tot ons te laten doordringen.

“Maar vervolgens zegt Mozes: ‘Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart’ en dat betekent: de boodschap van het geloof die wij verkondigen, is dicht bij u.” (Ro 10:8 NBV)

“Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen maken; u kunt ze volbrengen.” (De 30:14 NBV)

“Het staat geschreven in de Profeten: “Zij zullen allemaal door God onderricht worden.” Iedereen die naar de Vader luistert en van hem leert komt bij mij.” (Joh 6:45 NBV)

“Een van onze toehoorsters was een vrouw uit Tyatira die in purperstoffen handelde; ze heette Lydia en vereerde God. De Heer opende haar hart voor de woorden van Paulus.” (Hnd 16:14 NBV)

“Hij kwam ook in Derbe en Lystra. In Lystra ontmoette hij een leerling die Timoteüs heette, de zoon van een gelovig geworden Joodse vrouw en een niet-Joodse vader.” (Hnd 16:1 NBV)

“18 Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: 19 in hem heeft heel de volheid willen wonen 20 en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis. 21 Eerst was u van hem vervreemd en was u hem in al het kwaad dat u deed vijandig gezind, 22 maar nu heeft hij u door de dood van zijn aardse lichaam met zich verzoend om u heilig, zuiver en onberispelijk bij zich te brengen. 23 Maar dan moet u blijven geloven, onwrikbaar gegrondvest zijn in de hoop die het evangelie brengt, het evangelie dat u gehoord hebt en dat aan alle schepselen onder de hemel verkondigd is, en waarvan ik, Paulus, de dienaar ben geworden. 24 Ik ben blij dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk, 25 waarvan ik de dienaar ben. Met het oog op u heeft God mij die dienende taak toevertrouwd, opdat zijn boodschap in al haar volheid verkondigd wordt:” (Col 1:18-25 NBV)

“Onder hen waren ook enkele epicurische en stoïsche filosofen, van wie sommigen zeiden: ‘Wat beweert die praatjesmaker toch?’ Anderen merkten op: ‘Hij schijnt een boodschapper van uitheemse goden te zijn, ‘omdat ze dachten dat hij predikte over Jezus en een godin die Opstanding heette.” (Hnd 17:18 NBV)

“Een mens die de Geest niet bezit, aanvaardt niet wat van de Geest van God komt, want voor hem is het dwaasheid. Hij kan het ook niet begrijpen, omdat het geestelijk moet worden beoordeeld.” (1Co 2:14 NBV)


God's Word also for today and tomorrow

It may be called a miracle that the ancient writings of the writers Moses, Joshua, Samuel, David, Solomon, Isaiah, Jeremiah, Ezekiel, Daniel, Hosea, Joel, Amos, Obadiah, Jonah, Micah, Nahum, Habbakuk, Zephaniah, Haggai , Zechariah, Malachi, Matthew, Mark, Luke, John, Paul, James, Judas and Peter survived the time intact (or unaltered). All their writings have been collected together in one Book of Books and have become known as the Bible (Word of God, inspired and infallible) the Power to change, and have been read and studied all over the world in many languages.

Thus we can say today that the Bible, given by inspiration from God, reveals to us the Truth about God and about man.

Gods Woord ook voor vandaag en morgen

Het kan een wonder genoemd worden dat de oude geschriften van de schrijvers Mozes, Jozua, Samuël, David, Salomo, Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Daniël, Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habbakuk, Sefanja, Haggaï, Zacharias, Maleachi, Mattheüs, Marcus, Lucas, Johannes, Paulus, Jakobus, Judas en Petrus de tijd ongeschonden (of onveranderd) overleefd hebben. Al hun schrijfsels zijn samen in één Boek van boeken gebundeld en als Bijbel (geïnspireerd en onfeilbaar) Baken van zuiverend water, Krachtig om te veranderen, gekend geraakt en overal ter wereld in vele talen gelezen en bestudeert.

Zo kunnen wij we vandaag nog zeggen dat de Bijbel, gegeven door inspiratie van God, ons de Waarheid aangaande God en betreffende de mens openbaart.

Let God's Word be your light

“... Your word is a lamp to my feet and a light for my path.” (Ps 119:105 NIV)


Laat Gods Woord uw licht zijn

“Uw woord is een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad.” (Ps 119:105 NBV)