Mark Braet

1925 - 2003
geëngageerde dichter vertaler, essayist, vredesactivist

contact - copyright:  Nèle Ghyssaert             contact formulier

handschriften  -  diverse poëzie :

"Voor Mathieu Hinoul" (1947)

"Aldus wij dachten alles is goed" (versie gepubliceerd in Sumier nr 3, sept. 1959) 

"Dit is het verhaal in wit - dit is het verhaal in geel" (publ. Kruispunt-Sumier 31, 1969) 

"Er ligt ergens een vlakte" (1972)

Handgeschreven nota met poëzie uit 1978

Twee gedichten uit 1981

Gedicht Mark Braet in "Beste gedichten/ prijs voor poëzie 1981", Vlaamse Club/Brussel

Gedicht Mark Braet in "Beste gedichten/prijs voor poëzie 1982", Vlaamse Club/Brussel

Poëzie  dd 02-02-1983

"Is het niet zo" (1983)

"Om zeep" (1983)

"Verre legende" (1983)

"Dat de maan welkom is" (1983)

"Heilige zwemmer" (1984)

 "1943" (handschrift verschenen in Muziek & Woord, nov. 1985)

"1943" (versie uit 1986)

 "Als mos" (1986)

"Soms" (1986)

"Misschien" (handgeschreven gedicht uit 1987)

"De o van hoop", (Caracas, 1987)

"Een van die nachten te Caracas" (1987)

"Explosie" (Caracas, 1987)

"Het troebele hart van een luit" (voorbereiding gedicht XVII uit "Brugge een Zomersprookje", uitg. 1993) 

"Laat hem binnenkomen"  (Brugge, 1994)

"Valt het licht" (Brugge, 18/12/1994) 

"Zoals Gewoonlijk" (handgeschreven gedicht, Damme, 1995)

Handgeschreven poëzie, Swansea, 1995

"Wat doe je eraan" (publicatie V.V.L., 1997) 

"Hoe zou hij..." (Handgeschreven gedicht, Brugge, 06/07/1998) 

"Met een kussentje" (pamflet in herinnering aan Semira Adamu, Brugge, 29/09/1998) 

"Tot bloei" (Brugge, 1999)

"Herinneringsspoor - Bloedspoor - Taalspoor - Lichtspoor" (Manuscripten, 1999)

"We spraken over het teveel" (handgeschreven, 25/01/2000)

"Het raam dat openstaat..." (poëzie voor de geboorte van Luna Braem op 08/06/2000) 

"Eens, zo schrijf ik nu, streek ik neer in haar armen.." (manuscript, 09/06/2000)

Gedicht voor Oudenburg (2000) 

 "Cyclus 4 gedichten voor Nèle" (Voorbereiding poëziebundel "Taalspoor", uitg. 2002) 



van vermoeidheid

soms zijn haar ogen voldoende om

het te zeggen soms breken de

tengere stengels van mijn handen

soms komt alles in beweging


overal waaien woorden van liefde

als schuim door de lucht vooraleer

ze neerstrijken op de wachtende aarde

van vermoeidheid zo donker


en de eenzame nachtwind spreekt

de taal van het langzaam verglijden

naar een dood woord naar de deur

die gesloten blijft voor de wachttijd.





maar gedaan maken

Dit verschrikkelijk rechtstaan uit de slaap

van lood dit zich ontwakend maken

kijk: de zachte bewegende flanken

van het duin kijk: onder ons

het koppig helmgras dat van geen angst

bewust is bij onachtzaamheid


(maar uit je ogen de zoete olie drinken

je hand die vijfvoudig vertakt in mijn hand

de mirte van je mond die mij bedwelmt

genees mij laat mij ontwaken wek mij tot opstaan

herschep mij herroep mij elke nieuwe morgen

de wilde honden in mijn angstig oog gestrekt

mijn zieke hart niet langer ongeneeslijk)


Dit snelle leven één ogenblik bezitten

het volledig geluk samengebald

in de kortste adem

maar gedaan maken met de trage karrewielen

over mijn stem

maar gedaan maken met de zwarte vogels

uit mijn geluid

maar gedaan maken met de razende angst

van mijn verhaal.





en zoveel andere

ik had haar een wit huis gebouwd

waar is de mond gebleven

die me kuste de trage tango 

van ons verdriet

geen rozen zijn roder

dan mijn armoede zonder jou

in een nacht van gesmolten lood

en zoveel tranen die zich weven

rondom de droom die wij noemden ons


van de juwelen het kleine landschap

in de havens het einde der reizen

in de music-halls de handen geteld

in de stations de wachtzalen van leegte


en zoveel andere zoveel andere


van haar ogen tot de zijne stond

een huis van wit onder de drempel

der taal de dood en van jou

tot mij een wanhoop

hoe droevig ik leef in jouw plooien

waar is je mond gebleven

die me kuste je handen die me genazen

lichaam dat me opnam in de golven


en zoveel andere zoveel andere


de vreemde die ik werd in de straten

herinnering die ik ben waardoor

vingers schaduw weven


dieper in mij hardere stenen

spektakel van wanhoop

masker van een herinnering

die uit de handen der doden

een laatste brief ontrukt

aan het raam hoor ik zwarte regen

schreien van een klok in de nacht

en de woordenboeken staan vol woorden

paarden hollen angstig langs de baan

van Brugge naar Oostende

vergeten vergeet ik vergat

nooit ik registreer het einde der dingen


toen de bloemen waren uitgebloeid

toen iedereen afscheid genomen had

de wachtzalen der stations leger waren

waar is haar witte mond gebleven

de kussen die ik bouwde in wolken

eenzaamheid met ogen van zand

in jouw nacht van gesmolten lood

en zoveel tranen in je haar

en zoveel tranen


op de grens van de stilte wij

eenzaam en vergeten wij koningskinderen

zonder kasteel en zonder koets

van jouw ogen tot de mijne

de teerste spray voor een gans leven


en zoveel andere en zoveel andere


ik herinner mij een tocht door de stad

zoveel klaarte met een zon

die van ons was met een lied om te proeven

ik herinner mij ach te veel dingen

die we samen beleefden

ach lieve lieve

ik had je een wit huis gebouwd 

maar wat hielp het wat hielp het

ze bleef vereenzaamd en ongelukkig

met zoveel tranen waarin ik verdronk.


zo stierf hij in deze dagen

de maan dreef over nacht bleef bestaan

zwijgende straten hadden hun vleugels verloren en ik stond

alleen midden een zee van stilte

bijna mens en bijna droom

zoals al ons andere zwijgen




doornroosje madeliefje

niet de trage bons der pauken

doornroosje madeliefje diefje

niet de boze bons der pauken


niet het zwarte zeil der wolken

assepoester glazen schoentje zoentje

niet de zwarte ziel der pausen


dompe stompe rom: slaat dood

wat vals en leugen is dood


prins en koning in dit land

waar gangsters baas zijn en minister

en geld nog even bloedig en sinister


dompe stompe onderpand

weeg de toekomst in je hand





in geel

de zachte adem van de zomer

aaide er over

de zomer gleed voorbij

het geel is gebleven

er zijn drie bloemen weggewaaid

uit een verhaal willekeurig

drie blijde meisjes met strohaar

de bloemen zijn teruggekeerd

de meisjes eveneens

ze versieren mijn kamers

hun gelaat is meer

dan louter slimlach

soms stapt er een poes doorheen

fosforerend in het zwart

van de winter

soms ruist er alleen het geluid

van de bloemen meervoudig

soms het getik van een horloge

als de zomer terugkeert

als weer iedereen gelukkig wordt

gaan de bloemen op reis

in het haar van de meisjes




met woorden bezwerend

sprekend en mij sprekend binnen het huis

dat ik ben en de tijd die afscheid neemt

in mijn hervonden stem


in mijn hervonden stem

liggen koorts en ravijnen

spreek mij toe treed mij binnen

voor altijd een spiegel mijn dubbelbeeld

treed mij binnen

oneindig en gemarteld

alle woorden als zeilen gestrekt

alle zeilen overboord doorboord

van nacht en licht

stilte vangend in het huis

dat ons behoorde

angst en nederlaag

met woorden bezwerend.




de treurige omhelzing

in het helder water tesamen gedreven

tot de echo van een lied: davis

cooper en het koper van cimbalen

in mijn stem de capriolen van het goud

en de trapsgewijze klanken tot

een tempel van bijna heiligheid


is deze zomer de beste of lijkt de

heftigheid van de zon een schijnbaar

geluk een vingerafdruk op

het satijn van de taal

in de donkere zee

de zilveren fa aangeblazen

en gezonken tot in de eeuwigheid


maar overal spoelen mijn woorden aan

geen enkel strand is vrij van mijn stem

monk cooper gillespie de

treurige omhelzing van de

laatste beweging de echo

van het bijna vergeten verdriet





met alle dromen mee

hand in hand luisteren naar de zee

later spoelen we dan met

het zilver van de baren mee


ergens geland aan land

met onze gretige handen

vol zeewier en zand


een eiland van stilte gemaakt

waar liefde genezend

angstvallig en teder waakt


hand in hand luisteren naar de zee

later veel veel later dan

wegdrijven met alle dromen mee






dood me niet tenzij voor eeuwig

vergeet me niet tenzij voor altijd

verlies me niet als een achteloos woord

achtergelaten in een weemoedig station


waarom we niet samen kunnen zijn 

eenvoudig als alle goede dingen


waarom we niet naar Parijs kunnen gaan

waarom we mekaar niet kunnen beminnen

verscheurend en teder als de geur van je haren


niet lopen langs een strand met de zee als getuige

schelpen zijn tussen andere schelpen 


o red me red me 

uit dit donker labyrint

van vragen


neem me binnen in jouw veilig huis

roep me vernietig me herschep me

tot een lied van loutere liefde

                                               




in herinnering 1943:

bomen droegen appels van goud

kleine ring van herinnering

schaduw van de o zo snelle dood

lokroep van een vogelstem

vallend in de klefferige regen

midden vluchtend volk en bordpapier

koelissen koel en koeler nog

de pellikules van het zwarter wit

appels van goud droeg het jaar

hij: schaduw van smeltende schaduw

bekijkend de kontoeren van z'n hand

de naden in de palm vastgelegd

03/03/1982





Een kind van juli ben ik

uit zon en flarden regen ontstaan

uit alcohol en bittere woede

een moeder had ik maar hoe vlug

vergeten we de doden

alleen ons-zelf bekijken we vlijtig

in spiegels van gesmolten zilver

als ooit het gespleten atoom gaat drijven

over land en steden over de 

niet meer bestaande mens

over alleen zwarte versteende bossen

een kreeftkind was ik

angstig en breekbaar als sneeuwkristal

een verzonken tijdloze stem

met vernielde handen

03 XII 1982





FAITS-DIVERS

in Brussel zetelt de NAVO

in Poukeepsie bestaat IBM

in Limburg sloot men de mijnen

in Pittsburg heerst Bethleem Steel

en in Detroit General Motors

in Tel-Aviv troont de heer Begin

in Beiroet schiet men kinderen dood

(alleen maar Palestijnse)

in Washington speelt een cow-boy,

in Brussel een koning met Dame

in Santiago leefde een president

in Isla Negra Pablo Neruda

de rechten van de mens dienen beschermd

in Brussel zetelt de NAVO





De tuin met vreemde bloemen.

De koperen tuin. Opengebleven herinnering

die als een wonde dichtgroeit. Misschien.


Zee vol vloed en overvloed.

Okergeel en licht. Nachten als een wonderlijke boot

varend op het zomeruur. Zon zien.

                                           29.06.1982





We denken en denken


door droefheid gemerkt

door pasgeboren niets

door objectieve tijd

van horloges

en de sociale kalender

van gebeurtenissen


jaar dat aanving

met gezang en tranen

met de grote staking van wanhopige mensen

Palestijnen

met gebroken woede

dit jaar ruist voorbij

we schrijven april straks

we denken aan blauwe zon

van september

aan verkleurende rozen

we denken en denken


het feest van het licht

de kerstboom van vroeger

tegen-tijd

slaat, kwetst

we denken

en denken

03.02.1988





laat geluiden voorbijgaan

hou stilte vast onderhuids

er blijft vuur en wind smaak van as

mond vol verdronken syllaben

verlangen en droefheid

het wilde wakkere water

daglicht dat neerstrijkt als mos

1994