Geen pijn meer
opnieuw moet ik rennen tegen de muren
hoog gehangen aan de loden daken
en nog hoger op de trap naar de sterren
die haar begroeten met hun metalen stem
maar het doet reeds geen pijn meer
Een suite
is het wellicht niet zo
in dit leven
: een avond die langzaam
sterft
ik vroeg toch niet veel
een suite
voor mijn linkerhand een
lichtje boven mijn bed
daarmee ben ik reeds
tevreden
De ogen geopend
elk kind moet verkennen
de vleugels van stilte het proeven
van blauw het lopen
in een reitje
de stad heeft haar woningen
voor een ander bestemd
de duistere muren mijn ruiten
van blinkend verdriet
muzikanten spelen elke dag
de golfstroom van mijn woorden
kinderen liggen wakker in het bed
van de nacht de ogen geopend
Donkere woorden
wie zal weten hoe
ik met koper kaats
de briljante vinger
van een vergeten god
op een plaatje
heuvels der taal
zacht sluipen van water
niet trager daarom
een rustige adem
luisteren naar wolken
donkere woorden
stromend als zilver
over mijn continent
Is deze wereld
Is deze wereld de enige
waarin we leven en dood gaan
waaruit we vermoeid stappen
als in een zwarte auto
zijn woorden meer of minder
en het beschreven blad
een vlaggetje in onze handen
waarachter we lopen
Niet iedere avond
niet iedere avond gelijkt de andere
teder vermoeid en hijgende taal
als een stijgende zee zo donker
niet ieder woord wordt geschreven
het kinderlijk alfabet van vroeger
heeft afgedaan voor zover
we niet in een wolk van droefheid
oneindig ver verdronken
maar gelief me te geloven
: niet iedere avond proeft even zoet
als een avond waar soms een woord valt
ongrijpbaar en helder van maangoud
Nog tot morgen
is deze winter de enige die we kenden
het kantwerk van dode bomen
in het blauw van het netvlies geschilderd
de traagste muren van eenzaamheid
zijn alle straten niet gesloten
voor een glimlach vol tederheid
en blijft het woord werkelijk voldoende
voor de eeuwige liefde van morgen
zo de nacht die langzaam kantelt
over de witte bloemen van de droom
het hart groot en glanzend mijn angst
als gezel nog tot morgen tot morgen
Het happy end
een structuur in de taal
is me gegeven op te heffen
uit loutere eenzaamheid
blijft het woord me voldoende
te spreken tot haar zwijgende mond
blijft één woord je voldoende
het happy end niet te vergeten
alle sleutels hebben een slot tot huis
soms wil men het werkelijk geloven
Mijn naam als ruïne
ik sta nog altijd daar
tussen het puin
de stem van een mens onhoudbaar
het traag gesponnen zilver
wie moet dit verhaal schrijven
wie moest schrijven
over mijn naam als ruïne
een stem rust ondergronds
wachtend op de nieuwe zomer
wie schreef met mijn woorden
over verdriet en gezang
Het was zo eenvoudig
is het niet wenselijk
zich zelf te verlaten
het gezicht van de tijd
woede als gesmolten ijzer
de crisis een rode vogel
laat ik nog eens proberen
de smaak van de zachte woorden
de liefde van het vergeten
is het niet wenselijk
naar de andere wereld te vliegen
het blijft zo eenvoudig
De handen te verbrand
zouden wij dezelfden zijn
op de kantelende rand
van de schaduw
op de vlakte van de taal
als de vlaggen gestrekt liggen
in deze verraderlijke wereld
als de vlaggen gestrekt liggen
zouden wij dezelfden zijn
de handen te verbrand
om mijn woorden weer verder
door te geven de lippen verstomd
Zo weerloos
in alle sprookjes leven wachtende kinderen
van stilte het geluk als een gouden vogel
een opgespaarde vreugde voor morgen
en er is de wind die een gat slaat in de nacht
de minister die wetteksten citeert
een mens die ademt in zijn kooi
en ieders zee krijgt de kleur van emerald
wie moet dit verhaal schrijven voor later
in alle sprookjes zijn de kinderen
van vuur en zonder woorden zo weerloos
Nog een morgen dacht ik
nog met de zon zijn dacht ik
in het luie zand van Spanje
met een aarzelende zee en het geluid
van haar stem een plooi in de taal
daarbij kwam dat dag reeds nacht
geworden was onhoorbaar en zonder pijn
nog een morgen dacht ik nog een morgen
in het zwijgende water staan en niet verdrinken
Nog maar nauwelijks
probeer het nog eens soms vang je
haar stem tussen gekleurde woorden
een meisje met slanker haar
de purperen zoen op het voorhoofd
doe je mee vandaag doe je ook mee
niettemin minder buigzaam
achter de sluier van het verdriet
nog maar nauwelijks mijn voetstap
En het doek
kon ik ooit in mijn huis terugkeren
nooit meer zien
de doorschoten muur en het doek
van verschrikking
Een enkele schaduw
de dag heeft opgespaard de smaak
van haar woorden de kleur van
mijn ogen de gedachten zo droevig
als een generaal met zijn vriend
de minister een verbond sluit
wie rekent hun donkere sommen na
de dag heeft opgespaard een lichte
kant van de maan een onweer
een veldtocht een enkele schaduw
Het indigo
van alle dagen de schoonste
hebben we gekoesterd als
een zomerzon een windstoot liefde
van alle woorden het beste
bewaard voor de vroege herfst
die het leven verkleurt
voor een moedeloos huis
onbewoonbaar
van jou afscheid het voorlopig
adres genoteerd en het
indigo van de regen
en van een vallend blad
het einde roerloos
als het einde het einde
Netjes
men zal een straat mijn naam geven
een plein waar altijd kinderen spelen
in de geduldige schoolboeken zullen
mijn gedichten gedrukt staan netjes
Als voor de eerste keer
als een broodboom
ik proef in mijn mond
nachten van weleer
woorden van absurditeit
achter ons de dode zee
wij wijzen naar zoveel landen
wij staan niet alleen
nooit staan wij meer alleen
kon ik ooit nog terugkeren
naar de tuinen van steen
als voor de eerste keer
met het ach van mijn woorden
Hoe helder het lied
ik moet met mijn taal
een nieuwe wereld maken
ik moet woorden van vroeger
voorbijgaan vergeten
kijk iemand heeft in haar straat
duizend lichtjes gehangen
ik loop er onderdoor
zie hoe wit en doorschijnend
maar niet alleen de taal
is een warm huis van vreugde
een deur die men zachtjes open
en dicht doet zonder te schreien
Ik vertel het haar
zo gaat dat in onze wereld
de boeken hebben haar geheim bewaard
niet alles werd met woorden geschreven
voor de vermoeiden geen ontkomen meer
als je het zegt dan bedoel je dat
ze het weet niet langer dan gisteren
de huizen kruipen onder de droeve aarde
ik vertel het haar in de zon van kastielje
Een prent met een kanon
gooi de verf van woorden
tegen de slapende muur
tot een ruiter van zwart
proef ik het geluid
zelfs in de handdruk
van vergeten diplomaten
een prent met een kanon
uit vergeelde jaren
mijn paardje
wie bezit dezelfde heupen
van droomhout
een hooglied voor later
Zo eenzaam
zelfs niet de zachte stroom
van de lente heb ik voor haar
wijn en brood klaargezet
onder het verdorrende gras
opent de warme aarde zich
ongelooflijk en ergens in mij
nog de echo de klank
van de gedachten zo helder
wij leven binnen en buiten
wij staan in de stromende regen
zonder liefde zo eenzaam
Haar eigen landschap
je zingt me soms wolken
schelpen en een strand ergens
blinddoekend de ogen
die alles verlaten moeten
ze hanteert de weegschaal
van de stoutste dromen
soms het geluid van een stem
altijd haar eigen landschap
Wellicht
van de vlinders de donkere zusters
langs onze weg zonder behoedzaamheid
in ravijnen van angst verdwijnend
want de zon blijft vandaag zonder geluid
de zogenaamde troostwoorden te spreken
in echo’s van verloren jaren
want je bent wellicht zeer eenzaam
tussen het wit en het blauw
van je vleugels
Niet het absint
te lang zijn de uren
te hoog het saffraanhuis in Spanje
als het noodlot donkere handen strekt
lichtjaren ver naar een vertwijfeld hart
als liefde verdronk als een heel klein katje
niemand zal mij in de stad nog herkennen
niet het absint van mijn woorden niet
de verdwaalde taal in mijn mond
tranen stollen in de angst tot ijs
in het westen zal het vroeg nacht worden
elk vecht voor zich in eenzamer kamers
Te hoog
een zwarte dag in een
huis zonder meisje
alles met gangen en deuren
en een vleugje barok
we zijn gewond aan de vleugel
van de linkerschouder
angst in mij als je spreekt
als je zwijgt
angst om het beeld en woord
angst zoals men soms pijn heeft
te weten : de smaak van de waanzin
de boom die je was waarop ik steunde
de grote hoed van stro
misschien waren we een
verdieping te hoog geklommen
En zich sluit
als liefde in
mij zinkt en
zich sluit en
zich opent
als vermoeide regen
me wakker kust
zo kwetsbaar
zo onuitspreekbaar
als droefheid
in ons zinkt en
zich sluit en
zich sluit
Zoals men zei
zoals men zei : het blijft
je laatste kans verder wenen
bleek toen overbodig
en ik nog : waag je dood of
levend maar waag je
in de weegschaal van
dood of leven
zo hebben we ongetwijfeld
een nieuwe bladzijde toegevoegd
aan het geheim der sterren
overbodig een taxi te roepen
nutteloos de trein naar Parijs
liefde sterft trager
Niets meer over
ziezo : de bladzijde gedraaid
de nieuwe tekst moet nog
ontcijferd worden geduldig
woorden wachten op hun plaats
lichtvoetig de liefde
op de eindhalte der dingen
zo drijven blauwe rozen in de maan
voorzichtig en doorschijnend
zoals rozen drijven kunnen
voor wat nu het vervolg betreft
blijft niets meer over
geen enkel bericht kwam
de vorige vervangen
Een jammer afscheid
was in een huis van glas
kon ik je voeden en spreken
met woorden niet langer bestaande
vergeten haar koperen adem
die op mijn angstig voorhoofd
kilte blies en dood
hoe veilig dit huis hoe arm
kan ik je bij de hand nemen
zeggen mijn meisje iets verzinnen
over sterren en liefde
vuur doen ontvlammen
alchemist worden van vreugde
maar ach hoe verraderlijk
gebruikt men mijn taal
registreert men mijn seinen
alsof het niet voldoende blijkt
alsof het niet voldoende blijkt
ik weet hoe ik vervreemd
van zoveel dingen lijk daar zijn
wet en rede een nog te vinden woord
alsof het niet voldoende bleek
werkelijk alsof
een jammer afscheid inderdaad
een jammer afscheid
Een zegel van liefde
en toch leef ik onsterfelijk
binnen mijn werkplaats
de broeders slaande
het doffe rouwstaccato
op de donkere mouwen
altijd zal iemand me herinneren
de as van mijn woorden
de honing van mijn lippen
het licht in de tempel
ach het licht
van mijn dode ogen
en mijn hand als een bloem
een zegel van liefde
Het signaal van Potemkin
maar morgen blijft alles nog mogelijk
het landschap in blauw te veranderen
de koning voor goed in ‘t museum
en de hofnarren met poeder en pruik
dansend een vuurvaste tango
als de politie maar verder slaapt
in alle talen der wereld of luistert
naar Mingus en Parker of blues
fluit van vrede met in hun vingers
de paradijselijke rust van Miles Davis
ja morgen kunnen we drinken
een perzik van vreugde een fontein
van altijd stromend geluk
kunnen we proeven een blauwdruk
voor later een plastisch vermogen
van nieuwer en mooier een synthese
van oproer : het signaal van Potemkin