Meidag
Weer bommen in de straat vandaag
de angst jaagt langs de banen.
Wat baat nu nog gevloek geklaag
wat helpen schone tranen ?
Weer moeders zonder kind vandaag
tot stof en gruis de jaren.
Wat helpt nu nog geren gejaag en
wat bracht hun nu het baren ?
Weer lijken in een huis vandaag
de rouw dekt alle zonden.
En op de puinen strompelt traag
de dood en biedt zijn wonden.
Miserie
Miserie die in de wereld zijt
en tussen dromen hangt geweven
u bent zo vol oneindigheid
gij spottend stukje eeuwigheid
Miserie
uit ‘s mensen korte leven.
Miserie die door de straten gaat
die in de huizen komt geslopen
men kent zo goed uw hard gelaat
gij stukje leven dat men haat
en toch niet kan ontlopen.
Miserie die in de harten zijt
en achter tranen ligt verborgen
u bent zo vol van bitterheid
gij grijnzend brokje eeuwigheid
uit ‘s mensen grauwe zorgen.
Vertrek
De trein reed binnen in ’t station
het was een grijze morgen.
Stil en eenzaam op ‘t perron
de reiziger vol zorgen.
De vrouwen schreiden diep en bang
zo eenzaam in de morgen.
Een oude moeder kuste lang
haar stille zoon vol zorgen.
Ginds in de verte rijdt de trein
wèg in de kille morgen.
Op het perron staat stil en klein
de moeder vol van zorgen.
Nacht
De nacht schuift de gordijnen dicht.
Er zullen straks weer vliegers komen
met angst en hoop en fakkels licht
en bommen tussen onze dromen.
Dan gaat misschien mijn vriend eraan
zijn vrouw zijn buur een schreiend kind
die in de klamme schuilplaats staan
te huiveren tot de dood hen vindt.
Er zullen straks weer lijken zijn.
Een vriend een buur een slapend wicht ?
De nacht bedekt de wreedste pijn
en sluit de kilste ogen dicht.
Tussentijdig vers
Ze zijn zeer blij dat ze geboren zijn
en zeer verheugd dat ze vandaag nog leven.
Ze lachen weer en drinken een slok wijn
die spoelt de angst weg en verstilt het beven.
En straks zingen ze weer het laatste lied
en denken niet meer aan de doden buiten.
De mens wordt toch niet heilig met verdriet
en iedereen hoort graag zijn liedje fluiten.
Geboren zijn is steeds een schone zaak
maar minder schoon is het in angst te leven.
Stop nu de oorlog Heer tot hun vermaak
en drink een glas met hen tegen het beven.
Geloof
Er zijn nog schone dagen
het hart bonst wild en wijd
het heeft nog strijd te dragen
in kommervolle tijd.
Er zijn nog goede mensen
met vrijheid in het bloed
die me geluk toewensen
als ik weer verder moet.
Er zijn nog koele nachten
vervuld van durf en daad
als tussen vijands wachten
de dood zijn zeis neerslaat.
Ik heb niéts meer te vragen
het hart klopt voor de strijd
er zijn nog schone dagen
en eens wordt ‘t volk bevrijd.
Partizanenlied
Slaat nu de vijand neer in alle landen
vecht ongenadig in de heetste strijd
breekt nu de boeien breekt nu de banden
wees tot de laatste man bereid !
Steekt nu de vuren aan in alle landen
vergeet geen lijden noch het groot verdriet
balt nu de vuisten hoog laat het nu branden
en hoort de tonen van ons juichend lied.
Heft nu de vrijheidsvaan in alle handen
laat nu de trom zijn trotse roffel slaan
branden de vuren hoog in alle landen :
die rode gloed zal nimmermeer vergaan !
Eindstation
De ogen zijn gesloten.
Men kan nu slapend zijn.
Het regent in de sloten
en harten doen weer pijn.
Het regent langs de ruiten.
De trein glijdt door de nacht.
Langsheen het spoor daarbuiten
een man die op iets wacht.
Zijn ogen staren zwijgend
strak loerend naar het licht.
Het hart klopt zwaar en hijgend
de hand tot daad gericht.
Een trein reed van de sporen
De hemel kleurde rood.
En harten zijn verloren
verloren in de dood.
Vers
Heb je voor je volk gestreden
houdt men je dan aan
moet je in de kerker treden
‘t strijden is gedaan.
Komen wachten je dan halen
voor het dodenfeest
sleept men je voor tribunalen
als gebonden beest
moet je dan worden geschoten
door je harde kop
sterf dan met de vuist gesloten
en het hoofd rechtop !
Vreemdeling
Ik werd een vreemdeling vandaag
voor volk voor land voor vrijheid.
Ook een beetje voor mijn eigen kraag.
Ik kam mijn haar opzij zet mijn bril op
kleed mij zó en zó
rook sigaretten.
Alleen mijn ogen zullen dezelfde blijven.
En mijn handen die nog niet beefden
in tijd van revolver granaat of dynamiet.
En mijn weemoed die sterker leefde
groter dieper en veel schoner ook
ik werd een vreemdeling vandaag
druk bladen de stencils tikkende
en lezend door mijn ruitenglazen bril.
Mijn vrienden vragen aan hun vrienden
waar leeft hij ? waar ging hij heen ?
of stierf hij in de steengroeven ?
Niemand vraagt wat doet hij ?
Elk gaat zijn weg elk gaat alleen
geen kent de nacht zoals die werkelijk bestaat.
Ik was een vreemdeling gisteren.
De tanks zijn reeds over de straat gereden !
Ik kam mijn haar weer recht leg mijn bril opzij
berg schroot granaat en dynamiet
ga tot de vrijheid met mijn jong gedacht
waar iedereen zo spottend om mij lacht
Aftocht
Vandaag namen soldaten afscheid van de stad.
Ze sjokten stil en stroef langsheen de baan
en namen ‘t laatste wat een boer in stal bezat
zijn forse paarden die nu trekken moesten
de vele Poolse wagens zwaar belaan.
Nóch zang weerklonk nóch waren warme tranen
vergrauwd en moe traden z’ons leven uit
langs volbestofte ongekende banen
hun zware zwarte laarzen stapten traag
en knerpten weg met jammerlijk geluid.
Ze trokken heen soldaten zonder dromen
verdwenen in een donkergrijze wolk.
Steeds verder weg in deinend-lange stromen
en zongen niet noch weenden niet
maar achter hen weerklonk de lach van ‘t volk.
Kamiel Top
Kamiel Top dood en begraven
in Germanië zonder kruis
Bij de sletten en de raven
bij de puinen en het gruis.
Ziek zijn bij het avonddalen
van het ondergaande rood.
Met de boeven en vandalen
met het water en het brood.
En de zon nooit meer zien klimmen
als de kleur van kloppend bloed.
Slechts de kapo’s en de schimmen
slechts de ovens en hun gloed.
Bij de sletten en de raven
ver van moeder en van huis
Kamiel Top dood en begraven
in Germanië zonder kruis.
voor José Soler Fernandez en Martin Gisbert Martinez
Memento
Zij traden zonder angst tussen de hoge muren
en zagen weer de zon door het gekerkerd raam
zij wisten niet hoe lang het leven nog kon duren
en zochten op de wand naar een verloren naam.
De dagen gleden heen tussen de lange nachten
en tussendoor de staven van het tralieraam
ze hoorden in de gang het lachen van de wachten
en krasten op de muur de letters van hun naam.
Zij traden zonder angst tot bij de houten palen
en keken naar de hemel zonder kerkerraam
er bleven slechts hun levenloze lijven hangen
en op de grijze muur hun reeds vergeten naam.
Indonesia raja
Zij trokken westwaarts door de grauwe regen
en zochten naar geen sterren in de lucht
ze kenden slechts het modder van de wegen
en gans de wanhoop van hun verre vlucht.
Het was heel stil van zwijgende geweren
de laatste hutten waren uitgebrand
de blanke man kwam grond en goed begeren
en bracht weer moord en leed over het land.
De hemel werd opnieuw boeket van rozen
de vuurpijlen de klaarte van hun lot
zij trokken westwaarts zonder te verpozen
en huiverden bij ‘t vallen van elk schot.
Chinees boerenlied
ossen ploegt de voren ossen ploegt de voren
ploegt je eigen graf
de oogst zal niet aan ‘t werkend volk behoren
dat jullie ‘t eten gaf
ossen buigt je hoornen ossen buigt je hoornen
buigt jullie naar het graf.
jullie zult weer met gans de oogst behoren
— o hoe wreed en laf !
aan de heren de heren hooggeboren
voor ons blijft slechts het kaf
APPASSIONATO
voor Mosje Barazani en Meir Feinstein.
Jeruzalem frei !
Waarom niet beter sterven recht
dan kruipend op de knieën
levend door te gaan
de handen likkend die u slaan
de voeten kussend die u trappen.
Waarom niet beter sterven recht
dan leven en het hoofd te bukken
de barre naakte grond te zien
voor bloed dat vloeit de ogen sluitend
de lippen klemmend om geen woord te spreken ?
Gij zijt gestorven broeders kameraden
toch was de toekomst in het blauwe van de lucht
ge zaagt de heffende geweren :
gruwzame aanblik van de dood !
Maar ver ver voorbij dit alles
voorbij dit eventjes stilstaan van de zandloper
zaagt ge de grote letters van een woord
en achter dit woord waren uw ouders
vrienden kinderen de jeugd van uw land :
harde gezichten ! strijdende jeugd !
En dit woord
kameraden broeders !
dit woord was vrijheid.
Adieu
De laatste kussen zijn gegeven
de heetste tranen zijn geschreid
bereid zijn voor het wenkend leven
bereid zijn tot de zware strijd.
De dwaasste dromen zijn doorstreden
de verre vlaggen wuiven wijd :
paraat staan om het staal te smeden
paraat staan voor de nieuwe tijd.
Vechten tegen angst of beven
vechten tegen haat of nijd.
De laatste zoenen zijn gegeven
de rode vlaggen wuiven wijd
en elke droom is weggegeven
en alle tranen zijn geschreid.
Rebel
Bourgeois —
vermoord of kerker me
maar zwijgen zal ik niet.
Of snoer mijn jonge hals
doorscheur mijn borst met kogels :
toch zwijg ik nimmer niet.
Ik hoor zelf veel te graag het schone lied
der vrije vogels
draag kennis van de scherp doorleefde pijn
en weet wat ‘t is om illegaal te zijn.
En zwijgen zal ik nooit
het ieder mens toeschreeuwen
en wekken tot de daad
zolang één ademstoot
mijn pols nog kloppen laat.
En zelfs nadien — de dood ?
De dood zal mij niet breken
want bij het volk zal ‘k zijn
en tot de stakers spreken
aan de haven in de mijn.
Want zwijgen —
als men spreken moèt
is wreder dan het sterven gaan
van vlees en bloed.
Nog wreder dan de grauwste cel
waarin — hoe klein ook ‘t tralieraam —
men toch nog als een man
zijn woede over onrecht schreeuwen kan.
Is wreder dan doorschoten borst
of toegesnoerde keel
omdat men in de tijd die komt
zijn arbeid had zijn deel.
Maar levend zijn
en zwijgend gaan langs ieders pijn
is erger dan de dood.
Bourgeois —
de dag vlekt rood
en gans de wereld wordt getooid
met vlaggen als voor Eerste Mei
en ik — Rebel
geknecht of vrij
zwijg nooit nooit nooit !