Achttien stappen in de storm

uitgeverij De Nieuwe Tijd, Antwerpen, 1950

inhoudsopgave & colofon


Mark Braet

contact & copyright: Nèle Ghyssaert

Meidag

Weer bommen in de straat vandaag

de angst jaagt langs de banen.

Wat baat nu nog gevloek geklaag

wat helpen schone tranen ?

Weer moeders zonder kind vandaag

tot stof en gruis de jaren.

Wat helpt nu nog geren gejaag en

wat bracht hun nu het baren ?

Weer lijken in een huis vandaag

de rouw dekt alle zonden.

En op de puinen strompelt traag

de dood en biedt zijn wonden.

Miserie

Miserie die in de wereld zijt

en tussen dromen hangt geweven

u bent zo vol oneindigheid

gij spottend stukje eeuwigheid

Miserie

uit ‘s mensen korte leven.

Miserie die door de straten gaat

die in de huizen komt geslopen

men kent zo goed uw hard gelaat

gij stukje leven dat men haat

en toch niet kan ontlopen.

Miserie die in de harten zijt

en achter tranen ligt verborgen

u bent zo vol van bitterheid

gij grijnzend brokje eeuwigheid

uit ‘s mensen grauwe zorgen.


Vertrek

De trein reed binnen in ’t station

het was een grijze morgen.

Stil en eenzaam op ‘t perron

de reiziger vol zorgen.

De vrouwen schreiden diep en bang

zo eenzaam in de morgen.

Een oude moeder kuste lang

haar stille zoon vol zorgen.

Ginds in de verte rijdt de trein

wèg in de kille morgen.

Op het perron staat stil en klein

de moeder vol van zorgen.


Nacht

De nacht schuift de gordijnen dicht.

Er zullen straks weer vliegers komen

met angst en hoop en fakkels licht

en bommen tussen onze dromen.

Dan gaat misschien mijn vriend eraan

zijn vrouw zijn buur een schreiend kind

die in de klamme schuilplaats staan

te huiveren tot de dood hen vindt.

Er zullen straks weer lijken zijn.

Een vriend een buur een slapend wicht ?

De nacht bedekt de wreedste pijn

en sluit de kilste ogen dicht.


Tussentijdig vers

Ze zijn zeer blij dat ze geboren zijn

en zeer verheugd dat ze vandaag nog leven.

Ze lachen weer en drinken een slok wijn

die spoelt de angst weg en verstilt het beven.

En straks zingen ze weer het laatste lied

en denken niet meer aan de doden buiten.

De mens wordt toch niet heilig met verdriet

en iedereen hoort graag zijn liedje fluiten.

Geboren zijn is steeds een schone zaak

maar minder schoon is het in angst te leven.

Stop nu de oorlog Heer tot hun vermaak

en drink een glas met hen tegen het beven.


Geloof

Er zijn nog schone dagen

het hart bonst wild en wijd

het heeft nog strijd te dragen

in kommervolle tijd.

Er zijn nog goede mensen

met vrijheid in het bloed

die me geluk toewensen

als ik weer verder moet.

Er zijn nog koele nachten

vervuld van durf en daad

als tussen vijands wachten

de dood zijn zeis neerslaat.

Ik heb niéts meer te vragen

het hart klopt voor de strijd

er zijn nog schone dagen

en eens wordt ‘t volk bevrijd.


Partizanenlied

Slaat nu de vijand neer in alle landen

vecht ongenadig in de heetste strijd

breekt nu de boeien breekt nu de banden

wees tot de laatste man bereid !

Steekt nu de vuren aan in alle landen

vergeet geen lijden noch het groot verdriet

balt nu de vuisten hoog laat het nu branden

en hoort de tonen van ons juichend lied.

Heft nu de vrijheidsvaan in alle handen

laat nu de trom zijn trotse roffel slaan

branden de vuren hoog in alle landen :

die rode gloed zal nimmermeer vergaan !


Eindstation

De ogen zijn gesloten.

Men kan nu slapend zijn.

Het regent in de sloten

en harten doen weer pijn.

Het regent langs de ruiten.

De trein glijdt door de nacht.

Langsheen het spoor daarbuiten

een man die op iets wacht.

Zijn ogen staren zwijgend

strak loerend naar het licht.

Het hart klopt zwaar en hijgend

de hand tot daad gericht.

Een trein reed van de sporen

De hemel kleurde rood.

En harten zijn verloren

verloren in de dood.


Vers

Heb je voor je volk gestreden

houdt men je dan aan

moet je in de kerker treden

‘t strijden is gedaan.

Komen wachten je dan halen

voor het dodenfeest

sleept men je voor tribunalen

als gebonden beest

moet je dan worden geschoten

door je harde kop

sterf dan met de vuist gesloten

en het hoofd rechtop !

Vreemdeling

Ik werd een vreemdeling vandaag

voor volk voor land voor vrijheid.

Ook een beetje voor mijn eigen kraag.

Ik kam mijn haar opzij zet mijn bril op

kleed mij zó en zó

rook sigaretten.

Alleen mijn ogen zullen dezelfde blijven.

En mijn handen die nog niet beefden

in tijd van revolver granaat of dynamiet.

En mijn weemoed die sterker leefde

groter dieper en veel schoner ook

ik werd een vreemdeling vandaag

druk bladen de stencils tikkende

en lezend door mijn ruitenglazen bril.

Mijn vrienden vragen aan hun vrienden

waar leeft hij ? waar ging hij heen ?

of stierf hij in de steengroeven ?

Niemand vraagt wat doet hij ?

Elk gaat zijn weg elk gaat alleen

geen kent de nacht zoals die werkelijk bestaat.

Ik was een vreemdeling gisteren.

De tanks zijn reeds over de straat gereden !

Ik kam mijn haar weer recht leg mijn bril opzij

berg schroot granaat en dynamiet

ga tot de vrijheid met mijn jong gedacht

waar iedereen zo spottend om mij lacht


Aftocht

Vandaag namen soldaten afscheid van de stad.

Ze sjokten stil en stroef langsheen de baan

en namen ‘t laatste wat een boer in stal bezat

zijn forse paarden die nu trekken moesten

de vele Poolse wagens zwaar belaan.

Nóch zang weerklonk nóch waren warme tranen

vergrauwd en moe traden z’ons leven uit

langs volbestofte ongekende banen

hun zware zwarte laarzen stapten traag

en knerpten weg met jammerlijk geluid.

Ze trokken heen soldaten zonder dromen

verdwenen in een donkergrijze wolk.

Steeds verder weg in deinend-lange stromen

en zongen niet noch weenden niet

maar achter hen weerklonk de lach van ‘t volk.


Kamiel Top

Kamiel Top dood en begraven

in Germanië zonder kruis

Bij de sletten en de raven

bij de puinen en het gruis.

Ziek zijn bij het avonddalen

van het ondergaande rood.

Met de boeven en vandalen

met het water en het brood.

En de zon nooit meer zien klimmen

als de kleur van kloppend bloed.

Slechts de kapo’s en de schimmen

slechts de ovens en hun gloed.

Bij de sletten en de raven

ver van moeder en van huis

Kamiel Top dood en begraven

in Germanië zonder kruis.


voor José Soler Fernandez en Martin Gisbert Martinez

Memento

Zij traden zonder angst tussen de hoge muren

en zagen weer de zon door het gekerkerd raam

zij wisten niet hoe lang het leven nog kon duren

en zochten op de wand naar een verloren naam.

De dagen gleden heen tussen de lange nachten

en tussendoor de staven van het tralieraam

ze hoorden in de gang het lachen van de wachten

en krasten op de muur de letters van hun naam.

Zij traden zonder angst tot bij de houten palen

en keken naar de hemel zonder kerkerraam

er bleven slechts hun levenloze lijven hangen

en op de grijze muur hun reeds vergeten naam.


Indonesia raja

Zij trokken westwaarts door de grauwe regen

en zochten naar geen sterren in de lucht

ze kenden slechts het modder van de wegen

en gans de wanhoop van hun verre vlucht.

Het was heel stil van zwijgende geweren

de laatste hutten waren uitgebrand

de blanke man kwam grond en goed begeren

en bracht weer moord en leed over het land.

De hemel werd opnieuw boeket van rozen

de vuurpijlen de klaarte van hun lot

zij trokken westwaarts zonder te verpozen

en huiverden bij ‘t vallen van elk schot.


Chinees boerenlied

ossen ploegt de voren ossen ploegt de voren

ploegt je eigen graf

de oogst zal niet aan ‘t werkend volk behoren

dat jullie ‘t eten gaf

ossen buigt je hoornen ossen buigt je hoornen

buigt jullie naar het graf.

jullie zult weer met gans de oogst behoren

— o hoe wreed en laf !

aan de heren de heren hooggeboren

voor ons blijft slechts het kaf

APPASSIONATO

voor Mosje Barazani en Meir Feinstein.

Jeruzalem frei !

Waarom niet beter sterven recht

dan kruipend op de knieën

levend door te gaan

de handen likkend die u slaan

de voeten kussend die u trappen.

Waarom niet beter sterven recht

dan leven en het hoofd te bukken

de barre naakte grond te zien

voor bloed dat vloeit de ogen sluitend

de lippen klemmend om geen woord te spreken ?

Gij zijt gestorven broeders kameraden

toch was de toekomst in het blauwe van de lucht

ge zaagt de heffende geweren :

gruwzame aanblik van de dood !

Maar ver ver voorbij dit alles

voorbij dit eventjes stilstaan van de zandloper

zaagt ge de grote letters van een woord

en achter dit woord waren uw ouders

vrienden kinderen de jeugd van uw land :

harde gezichten ! strijdende jeugd !

En dit woord

kameraden broeders !

dit woord was vrijheid.


Adieu

De laatste kussen zijn gegeven

de heetste tranen zijn geschreid

bereid zijn voor het wenkend leven

bereid zijn tot de zware strijd.

De dwaasste dromen zijn doorstreden

de verre vlaggen wuiven wijd :

paraat staan om het staal te smeden

paraat staan voor de nieuwe tijd.

Vechten tegen angst of beven

vechten tegen haat of nijd.

De laatste zoenen zijn gegeven

de rode vlaggen wuiven wijd

en elke droom is weggegeven

en alle tranen zijn geschreid.


Rebel

Bourgeois —

vermoord of kerker me

maar zwijgen zal ik niet.

Of snoer mijn jonge hals

doorscheur mijn borst met kogels :

toch zwijg ik nimmer niet.

Ik hoor zelf veel te graag het schone lied

der vrije vogels

draag kennis van de scherp doorleefde pijn

en weet wat ‘t is om illegaal te zijn.

En zwijgen zal ik nooit

het ieder mens toeschreeuwen

en wekken tot de daad

zolang één ademstoot

mijn pols nog kloppen laat.

En zelfs nadien — de dood ?

De dood zal mij niet breken

want bij het volk zal ‘k zijn

en tot de stakers spreken

aan de haven in de mijn.

Want zwijgen —

als men spreken moèt

is wreder dan het sterven gaan

van vlees en bloed.

Nog wreder dan de grauwste cel

waarin — hoe klein ook ‘t tralieraam —

men toch nog als een man

zijn woede over onrecht schreeuwen kan.

Is wreder dan doorschoten borst

of toegesnoerde keel

omdat men in de tijd die komt

zijn arbeid had zijn deel.

Maar levend zijn

en zwijgend gaan langs ieders pijn

is erger dan de dood.

Bourgeois —

de dag vlekt rood

en gans de wereld wordt getooid

met vlaggen als voor Eerste Mei

en ik — Rebel

geknecht of vrij

zwijg nooit nooit nooit !