Met glinsterend haar
met een gelaat van nachtelijk water
ach water is zwart en hopeloos diep
en dieper dan het gelaat van het water
waarop een zilveren kangoeroe liep
en ik dacht dat ik sliep in de diepte
maar slapend rechtopstaan is recht
naar de dood gaan met glinsterend haar
met een woord dat men nachtelijk zegt
en ik dacht ach ik dacht dat ik dacht
maar de dag staat bleek in mijn mond
maar mijn mond is nu nachtelijk graf
en graf is het woord dat ik vond
Onbewoonbaar verklaard
de sneeuw van het verdriet
waait door het open raam
een huis onbewoonbaar verklaard
mijn stem het trage menuet
van mijn vergeefse woorden
de wonde van mijn droevig bloed
in het herhaalde boek verborgen
de sneeuw van het verdriet
dwarrelt mijn open vingers door
de nacht verzwelgt de dreun
van mijn twee zwarte paarden
ik noem bij naam : pijn en woede
de hardheid van de leugen
breekt mijn blind gelaat
ik weet dat in mijn schaduw
een andere schaduw staat
Tenslotte
zo zou ik willen vragen of
met de anderen gebeurt
wat met mij gebeurt
of ook zij van het ene leven
naar het andere gaan en of zij
ook de smaak kennen van zwart
of zij nog het cijfer weten
van de liefde en of iemand nog
met hen spreekt en dag zegt
alhoewel dood leef ik nog een beetje
verder en zo dood ben ik dat
de bomen schreien en dat mijn taal
zich sluit als kwarts
en ik zeg jullie : in de aarde bevindt zich
aarde als een kleine wereld
we moeten toch weten dat vele stenen
in zich geheimen dragen en jullie
moeten eens als ik deze maskerade bekijken
waarmee we op reis zijn
vergeten we diegene die vuur zocht
en neerstortte in vergetelheid
luister eens jullie allemaal :
het is goed van hemd te veranderen
van huid haar en werk
tot de zuivere lucht te behoren
de kleinburger rechts te laten liggen
te weten dat men nooit iemand ontmoet
vermits ze teveel bezigheden hebben
en trouwens iedereen koopt en verkoopt
en niemand vraagt om mij en wie ik was
zo heb ik er vandaag enkelen gevonden
die sedert jaren sliepen tussen mijn boeken
je ziet dat er veel te vertellen valt
maar hier eindig ik tenslotte
ben ik maar een arme dichter
van alle dingen die
ik zag en proefde van alle steden
waar ik woonde blijft niets meer over
ce que je veux c’est que l’on t’aime
et que tu ne connaisses pas la mort
In deze stilte
hier laat ik je
alles wat ik bezat en nooit bezat
wat ik was en nooit geworden ben
mijn liefde is een schreiend kind
dat niet uit je armen vandaan wil
en ik laat het je : jij bent
toch voor mij de mooiste
jij bent toch voor mij de mooiste
de meest door de wind gekwetste
als een heel klein boompje
uit het zuiden als een oleander
en over mij valt de muziek
van je nieuwe klanken
van zuiden tot zuiden zocht ik je
van oost naar west het goud
van je wimpers en je hebt me
onoverwinnelijk gemaakt
wat kan ik je nalaten
dat je niet bezit een aroma
van mijn verbrande woorden
en tussen de zee van je borsten
de herfst als mijn teerste kus
waar moet ik nu de bus nemen
naar Blankenberge
ziek van het vuur en de sneeuw
de bloemen van silvester de
oneindige vreugde of het verdriet
wanneer ik er niet meer ben
nooit meer kom of ga
onder de mantel van stof
en met de voeten van mijn dood
toch zal ik altijd bij jou zijn
toch zal ik altijd bij jou zijn
van veel dingen neem ik hier afscheid
maar van jou neem ik nooit afscheid
in de gele torens stampen de klokken
en ik denk alleen maar aan goedheid
waar ik voorbijkom en ik denk
alleen maar aan de laatste uren
van mijn september
zoveel malen reeds ben ik opgestaan
dat ik mag spreken van ondervinding
dat ik je zeg wat ik niet meer te zeggen mag
dat ik mij niets meer herinner
dat jij er niet bent als ik ontwaak
en dat ik drijf heel langzaam drijf
naar het einde der dingen
in deze stilte wil ik schreien en zingen
Er is
er ligt ergens een vlakte
van kleine woorden
de vingers als dode takken
breekbaar en angstig
er bestaat ergens een boek
met honderdduizend woorden
maar ik ben het vergeten
er is een vlakte van liefde
Weer verder
we hebben dit allemaal achter ons
het wonderdier het lied van de regenboog
de vallende nacht van tevredenheid
de verstilde handen het temperament
minder dan zij die wenend smeken
om de sirenen om de wondere boottocht
o de stad met haar zwijgend gelaat
niemand woont er niemand woont er
soms zijn ze talrijk en onweerstaanbaar
de woorden van suiker en de heldere blijdschap
de vrouwen met zachte lippen en handen
van genezing zo komt men weer verder
Met een meisje
ik zou in een boudoir willen wonen
met een meisje een regenwolk
met een hart dat van honger sterft
vallend in haar bedauwde armen
maar de minister heeft een proclamatie gericht
maar de minister zal harder moeten optreden
maar de minister zou willen een keizer worden
in dit arme land waar men zoveel vergeet
ik zou in een groot blauw bed willen liggen
met een meisje uit zuivere room en zo jong
ik zou mijn lichaam in het hare laten zinken
ik zou één enkel ogenblik gelukkig zijn
En schaduw
ik zou je een liefde in een zee
van verdriet willen versieren
een ogenschaduw de steen op mijn lippen
de verminkte woorden van vroeger
terugkerend in de voor open verklaarde vreugde
wees mij niet vreemd
als de morgen van kleur verandert
als van de liederen ook
de as verwaait
en teder en beter dan liefde
waar je aan dood gaat
en hoger en dieper en mooi
als je borsten en mooier
je waaier van stilte en schaduw
Een zuiden
zo zonder woorden in de
seizoenen van het licht
en zijn de stranden witter bij
de avond
en zijn de vrouwen zachter in
de omgang
om wat vergeten bleef om wat
van vroeger was om wat
de droefheid draagbaar maakt
als men de vrienden ziet
gezeten in de trage tuinen
van een zuiden
dat aan mijn linkerhand
zo woordloos blijft
Duizend Perzische paardjes
mijn mooie meisje van vreugde
maar wie heeft je borsten verminkt
maar wie schilderde een schaduw
in je ogen van veronese
dag wilde magnolia
dag heerlijke rode verhaaltje
mag ook ik zingen
van de duizend perzische paardjes
die rennen over je huid
daar ligt het noorden
en ginds wijst het zuiden
kom laat ik je vertellen
hoe de vlinders
zingen en dansen van liefde
ik noem je orihuela còrdoba
mojacar en vloeiend water
ik toon je waar miguel
stierf aan een oneindige honger
naar vrijheid
waar federico viel zo
rood als de aarde
mijn mooie meisje van vreugde
kom ik je tegen zo vereenzaamd
en beiden op zoek naar een
ongelooflijk geluk ach wat zeg ik
kijk : onze hemel besneeuwt
ja onze hemel besneeuwt
en wordt donker
dag
mijn mooie
mijn mooie meisje
mijn meisje van vreugde
ach
Een mazurka afdraaien
herinner de kleine nachtmuziek
van mijn lippen o herinner me
waar komt de liefde vandaan
uit wolken van room of alleen
maar uit een boek dat men las
toch zullen er altijd mensen zijn
zoals ik die nadenken over morgen
en over de wereld en over wat
het mooiste is en wat men moet haten
die zeggen : waar ben ik nu gebleven
na mijn terugkeer uit Athene waar
maar natuurlijk bestaat er veel meer
dan enkel een polka mazurka
als ik straks dood ben herinner
je nog wat ik je vertelde jij
waart toch de mooiste
De zachte narcose
vandaag ben ik reeds
weer veel verder dan gisteren
maar het verdriet bestaat nog
en de schaduw van verkeerde woorden
luister wat ik je zeggen moet
er leeft iets in mij dat ik niet
ken en waardoor ik pijn heb en
waardoor ik schreien moet en
waardoor ik lach en zing en dans
en waardoor ik alleen ben
soms komt de zachte narcose
van woorden op mij af en
ik bedwelm en kan nooit meer slapen
en zo is er elke avond iemand die
lacht en iemand die schreit en
iemand die sterft zachtjes zonder
geluid in de donkere stilte
Lichamelijk
toch ben ik nog niet heengegaan
maar in alle huizen daalden de sterren
neer zo langzaam en zonder geluid
als ik nog deze nacht vertrek
je achterlaat in de hoorbare stilte
zeker zal het beginnen sneeuwen
je zult mijn voetstappen herkennen
en de wind zal een verhaaltje
vertellen juist deze nacht
maar in je huid van blauwe zijde
heb ik mijn brandwonden achtergelaten
lig ik nog in de zachte muziek
van je armen dat weet je wel
zo zou ik willen een bloem van
vreugde in je planten een tastbaar
geluk duizendmaal weerkaatst
in jou spiegels van chroom
nog mijn stem in je stem mijn
stilte die groter werd sedert
gisteren maar ik ben altijd
bij je dat weet je toch wel
als ik juist nu vertrek
met mijn liedjes en dromen juist
deze nacht die zwijgend haar donkere
handen op mij legt en mij toedekt
hoelang zijn we dan wel samen geweest
te lang wellicht want onze bruiloft
moest ik wegens gebrek aan wettige
getuigen laten afzeggen hoe ver
ben je nu zonder mijn woorden
toch ben ik nog niet heengegaan
de auto zal ik morgen achterlaten
de kamers van mijn hart moeten
herschilderd ook in mijn ander huis
dient dringend de vloerbekleding vernieuwd
zo ben ik nog niet weggegaan
lichamelijk maar dat komt nog
Nooit meer binnen mag
in de draden gevangen van
angst en verdriet
ach hoe ik geschreid heb ‘s nachts
toen de laatste treinen vertrokken
en de hennep van haar ogen
me dooddronken gemaakt
en haar donker saharahaar
me onverbrekelijk omwonden
en haar karmozijnen mond
me dodelijk bebloemd
herinner ik me mijn kapotte schoenen
en toen ik niets te eten had
en de stille regen over mijn gelaat
en mijn blauwe auto zo nachtelijk
o hoe ik me blij maakte
me met liedjes en dromen omhing
een vloeren broek aantrok
een rode shetland pull speciaal
voor mij uit Londen meegebracht
hoe het sneeuwde in mijn haar
hoe zij verschrikkelijk mooi werd
hoe zij verschrikkelijk mooi werd
en ik dreef in golven van pijn
ik heb op mijn warme woning
adieu geschreven adios vaarwel
en in alle talen geschreid
in alle talen kijk toch hoe
ik val en zink als lood en
niet meer in de hemel kan
nooit meer binnen mag
Het is toch te vroeg
ik zal in mijn woorden op reis gaan
als in een witte boot zo onsterfbaar
wat achter me ligt zal ik vergeten
je mond en je huid en haar verdrietige ogen
het is toch te vroeg om te sterven
toch wordt het te laat om zonder jou
te wonen ik had met mijn woorden
je een nieuw huis gebouwd
o luister toch ik heb haar verlaten
heb ik werkelijk reeds verlaten
het lichaam van pijn en angst
de besneeuwde woorden van vroeger
Of het wel mooi klonk
toen ik nog droomde was
er geen regen gevallen
ik kon met mijn lichaam op reis gaan
naar de andere wereld de mijne
of het mooi klonk een muziekje
en het lichte wuiven met woorden
en de juist getelde honderd jaren
van lachen en schreien
toen de morgen besneeuwd lag
ik heb in mijn gouden spiegel
gekeken omdat ik niet meer
spreken kon omdat ik alleen was
de slanke jongen die ik geweest ben
toen ik met niets dan dromen leefde
in de eenzaamheid van mijn taal
of het wel mooi klonk een muziekje
Voor altijd
wellicht moet ik de trein
nemen naar Zwitserland
het schijnt dat de lucht
er zo zuiver is en zo goed
om te leven
de wind zal ik proeven als honing
de droevige gedachten van vroeger
ach ik praat maar een beetje
ach de zon die mij moet genezen
ik ben lang genoeg alleen geweest
ik ben zo arm geworden
ik zal de reisroute morgen bepalen
ik zal inslapen voor altijd
maar dat iedereen weet
dat ik niet dood ben
Ik zeg zo maar wat
zij kwam uit een andere wereld vandaan
in haar tas had ze gespreid
de bloemen van januari
haar ogen blonken nog geler
dan voordien en haar woorden zo fragiel
toen ze tot mij sprak en ik verdronk
in mijn donker verdriet we hadden
de tram doen stilstaan we waren
samen opgestapt en ik keek naar
de achter mij liggende jaren
weet je wat ik zag : het ruimen van puin
en de deftige mensen die opnieuw
vervielen tot puin en deze wereld
die sedert giordani nooit meer
kon stilstaan en hoe ik uit een straat
kwam in een andere straat waar
alle uurwerken gelijkmatig liepen
en een mus die uit de dakgoot
op mijn hoofd viel en traag bleef liggen
en de meisjes die voor immer waren
heengegaan en de vrienden voor immer
dood en alle woorden die totaal
onbruikbaar geworden waren en
mijn handen ook al definitief vergeten
mirte en rozemarijn in je haar
en mijn lichaam op weg naar de dood
met het brandmerk van haar zoenen
aan de hemelpoort van mijn zwijgende mond
en van alles zo wat ik zeg zo maar wat
ik drijf zo maar wat op een lichtblauwe
marine met mijn verzamelde brieven
ergens naar de glanzende liefde
ik boor een tunnel door het zwart van de wanhoop
ik ben op weg naar haar sedert jaren
bij een hernieuwde stilstand van de tram
zijn we moeizaam afgestapt en zij voerde
me een donker huis binnen
Zonder woorden
liefste zijn we ooit wel samen
geweest in de langzame dag zonder
tranen met de zachte muziek en
de ogen vol vreugde
was het gisteren of vandaag
dat je gelaat te drijven begon
in vijvers van stilte en angst
dat ik mijn handen te sterven legde
op je groene ogen van vroeger
waar ben je nu met mijn liefde
ik die te vroeg ben weggegaan omdat
het zo laat werd omdat ik ziek was
en op de travestie van deze wereld
spuwen moest met hardere woorden
zo moet ik wellicht weer leren spreken
en ademen de radio aanzetten en horen
hoe Miles Davis lacht en zingt en sterft
in de langzame nacht zonder woorden
Lievelingen
lievelingen kijkt eens aan
het regent in de tijd
de dag heeft een hoedje
opgezet de nacht kleeft
aan mijn woorden
horen jullie ook het schreien
van de wolken en het
geluid van brekend glas
nog trager dan mijn meisje
die zich klaarmaakt
luister toch eens naar me
ik heb gezegd : het sneeuwt
in mijn haren en iemand
poogde mijn stem te verdrinken
en iemand wilde me vermoorden
lievelingen ach lievelingen
weten jullie ook van mijn woede
die hard in mijn keel opzwelt
en van mijn hand die voortaan
alle maskers afrukt
horen jullie hoe geluk in de aarde
haar huis heeft hoe we allemaal samen
zullen gelukkig zijn
Sulamith
in een groot boek moet nu haar naam
vermeld staan : een statistiek van
zoveel doden en zoveel kubieke meter
gas en de onoverzienbare bergen van
schoenen en engelenhaar
ze moet gegaan zijn tussen de barakken
ze moet een tijdje in de rei hebben gestaan
mooi en naakt gereed zich door
het blanke water te laten omhelzen
naast haar voor haar achter haar
moeten anderen gestaan hebben ook kinderen
een stukje zeep strelend en geduldig :
gelieve u vooral niet te haasten
ze zal de betonnen kamer betreden hebben
even verbaasd omdat plafond en muren
door vingernagels zo zeer zijn gewond
voordien was ze uit Brugge weggevoerd
uit Amsterdam en Warschau met het lied
van de trein en de gewapende kreten
van soldaten zo donker
ze moet de eerste geweest zijn die
het blauwe gas heeft geproefd
even verbaasd om het gehuil
vooral van de kinderen vooral
van de kinderen
heel even zal ze aan mij hebben gedacht
heel even nog aan de andere vrienden
en zwakjes nog aan het verduisterde Brugge
in het museum moet nu haar groene
manteltje liggen de zwarte schoenen
die ze kocht in de Steenstraat haar
haren van as toen ze as werd
Sulamith Sulamith hoe kan ik
je helpen hoe kan ik vergeten dat
de dood een meester uit Duitsland was
dat je nu leeft in de tederste wolken
elke dag legt men bloemen zo mooi
en welriekend in de donkere holte
van de oven waarin je verschroeide
: vergeef me vergeef me dat ik niet
in jou plaats kon gaan
Er is een andere pijn
Laat de woorden van marsepein
zichzelf vergeten
er kleeft bloed op de mirte
elke fontein roept een klaaglied wakker
want fonteinen slapen nooit
noch bewaren de bergen het mauve
van de morgen jong en gewillig
het lied van de heester de lach
van de spotvogel hoog en zonder grenzen
er kleeft bloed op de aarde
elke voetstap maakt de wanhoop los
zwart als avondlijke olijven
nog zijn de glanzende hanen van glas wakker
en houdt de stad haar adem in
opdat de angst niet zou losbreken
er kleeft bloed aan de handen
de zilveren adem van de quadalquivir
de zwijgvlucht van de nachtzwaluw
het teder bewegen van de primavera
het hondsgras met het lied
van de tedere dood en ongenaakbaar
wanneer toont de hemel haar wraak
donker en geweldig als de hete bliksem
wanneer zwijgen de stemmen niet langer
en komen ze los als een orkaan van vuur
want er kleeft bloed op het hoofd van Federico
laat de woorden van marsepein
zoet en eetbaar zijn
er is een andere pijn die gloeit
met blind gelaat en verminkte vingers
er is een andere pijn van het vergoten bloed
van het vergeten bloed en van
het eenzaam zijn
In hun laarzen van honger
is het waar dat het kind ouder
is dan de druk doende mensen
met hun bedrijvige oorlogjes bezig
lees de drukproeven van de zondag
een proefstuk voor later
een niet te vergeten korrektie
tussen al het wit en zwart
liggen de sprekende woorden op wacht
zo vol als de bergen met onweer
bijna paars tegen het behang van de morgen
is het waar dat het kind verstandiger
spreekt dan de nooit meer slapende mensen
groot in hun laarzen van honger
met hun verloren oorlogjes bezig