Onbewoonbaar verklaard

uitgeverij Paris-Manteau, Amsterdam-Brussel, 1972

inhoudsopgave

Mark Braet

contact & copyright: Nèle Ghyssaert

Met glinsterend haar

met een gelaat van nachtelijk water

ach water is zwart en hopeloos diep

en dieper dan het gelaat van het water

waarop een zilveren kangoeroe liep

en ik dacht dat ik sliep in de diepte

maar slapend rechtopstaan is recht

naar de dood gaan met glinsterend haar

met een woord dat men nachtelijk zegt

en ik dacht ach ik dacht dat ik dacht

maar de dag staat bleek in mijn mond

maar mijn mond is nu nachtelijk graf

en graf is het woord dat ik vond

Onbewoonbaar verklaard

de sneeuw van het verdriet

waait door het open raam

een huis onbewoonbaar verklaard

mijn stem het trage menuet

van mijn vergeefse woorden

de wonde van mijn droevig bloed

in het herhaalde boek verborgen

de sneeuw van het verdriet

dwarrelt mijn open vingers door

de nacht verzwelgt de dreun

van mijn twee zwarte paarden

ik noem bij naam : pijn en woede

de hardheid van de leugen

breekt mijn blind gelaat

ik weet dat in mijn schaduw

een andere schaduw staat

Tenslotte

zo zou ik willen vragen of

met de anderen gebeurt

wat met mij gebeurt

of ook zij van het ene leven

naar het andere gaan en of zij

ook de smaak kennen van zwart

of zij nog het cijfer weten

van de liefde en of iemand nog

met hen spreekt en dag zegt

alhoewel dood leef ik nog een beetje

verder en zo dood ben ik dat

de bomen schreien en dat mijn taal

zich sluit als kwarts

en ik zeg jullie : in de aarde bevindt zich

aarde als een kleine wereld

we moeten toch weten dat vele stenen

in zich geheimen dragen en jullie

moeten eens als ik deze maskerade bekijken

waarmee we op reis zijn

vergeten we diegene die vuur zocht

en neerstortte in vergetelheid

luister eens jullie allemaal :

het is goed van hemd te veranderen

van huid haar en werk

tot de zuivere lucht te behoren

de kleinburger rechts te laten liggen

te weten dat men nooit iemand ontmoet

vermits ze teveel bezigheden hebben

en trouwens iedereen koopt en verkoopt

en niemand vraagt om mij en wie ik was

zo heb ik er vandaag enkelen gevonden

die sedert jaren sliepen tussen mijn boeken

je ziet dat er veel te vertellen valt

maar hier eindig ik tenslotte

ben ik maar een arme dichter

van alle dingen die

ik zag en proefde van alle steden

waar ik woonde blijft niets meer over

ce que je veux c’est que l’on t’aime

et que tu ne connaisses pas la mort

In deze stilte

hier laat ik je

alles wat ik bezat en nooit bezat

wat ik was en nooit geworden ben

mijn liefde is een schreiend kind

dat niet uit je armen vandaan wil

en ik laat het je : jij bent

toch voor mij de mooiste

jij bent toch voor mij de mooiste

de meest door de wind gekwetste

als een heel klein boompje

uit het zuiden als een oleander

en over mij valt de muziek

van je nieuwe klanken

van zuiden tot zuiden zocht ik je

van oost naar west het goud

van je wimpers en je hebt me

onoverwinnelijk gemaakt

wat kan ik je nalaten

dat je niet bezit een aroma

van mijn verbrande woorden

en tussen de zee van je borsten

de herfst als mijn teerste kus

waar moet ik nu de bus nemen

naar Blankenberge

ziek van het vuur en de sneeuw

de bloemen van silvester de

oneindige vreugde of het verdriet

wanneer ik er niet meer ben

nooit meer kom of ga

onder de mantel van stof

en met de voeten van mijn dood

toch zal ik altijd bij jou zijn

toch zal ik altijd bij jou zijn

van veel dingen neem ik hier afscheid

maar van jou neem ik nooit afscheid

in de gele torens stampen de klokken

en ik denk alleen maar aan goedheid

waar ik voorbijkom en ik denk

alleen maar aan de laatste uren

van mijn september

zoveel malen reeds ben ik opgestaan

dat ik mag spreken van ondervinding

dat ik je zeg wat ik niet meer te zeggen mag

dat ik mij niets meer herinner

dat jij er niet bent als ik ontwaak

en dat ik drijf heel langzaam drijf

naar het einde der dingen

in deze stilte wil ik schreien en zingen

Er is

er ligt ergens een vlakte

van kleine woorden

de vingers als dode takken

breekbaar en angstig

er bestaat ergens een boek

met honderdduizend woorden

maar ik ben het vergeten

er is een vlakte van liefde


Weer verder

we hebben dit allemaal achter ons

het wonderdier het lied van de regenboog

de vallende nacht van tevredenheid

de verstilde handen het temperament

minder dan zij die wenend smeken

om de sirenen om de wondere boottocht

o de stad met haar zwijgend gelaat

niemand woont er niemand woont er

soms zijn ze talrijk en onweerstaanbaar

de woorden van suiker en de heldere blijdschap

de vrouwen met zachte lippen en handen

van genezing zo komt men weer verder

Met een meisje

ik zou in een boudoir willen wonen

met een meisje een regenwolk

met een hart dat van honger sterft

vallend in haar bedauwde armen

maar de minister heeft een proclamatie gericht

maar de minister zal harder moeten optreden

maar de minister zou willen een keizer worden

in dit arme land waar men zoveel vergeet

ik zou in een groot blauw bed willen liggen

met een meisje uit zuivere room en zo jong

ik zou mijn lichaam in het hare laten zinken

ik zou één enkel ogenblik gelukkig zijn

En schaduw

ik zou je een liefde in een zee

van verdriet willen versieren

een ogenschaduw de steen op mijn lippen

de verminkte woorden van vroeger

terugkerend in de voor open verklaarde vreugde

wees mij niet vreemd

als de morgen van kleur verandert

als van de liederen ook

de as verwaait

en teder en beter dan liefde

waar je aan dood gaat

en hoger en dieper en mooi

als je borsten en mooier

je waaier van stilte en schaduw

Een zuiden

zo zonder woorden in de

seizoenen van het licht

en zijn de stranden witter bij

de avond

en zijn de vrouwen zachter in

de omgang

om wat vergeten bleef om wat

van vroeger was om wat

de droefheid draagbaar maakt

als men de vrienden ziet

gezeten in de trage tuinen

van een zuiden

dat aan mijn linkerhand

zo woordloos blijft

Duizend Perzische paardjes

mijn mooie meisje van vreugde

maar wie heeft je borsten verminkt

maar wie schilderde een schaduw

in je ogen van veronese


dag wilde magnolia

dag heerlijke rode verhaaltje

mag ook ik zingen

van de duizend perzische paardjes

die rennen over je huid


daar ligt het noorden

en ginds wijst het zuiden

kom laat ik je vertellen

hoe de vlinders

zingen en dansen van liefde

ik noem je orihuela còrdoba

mojacar en vloeiend water

ik toon je waar miguel

stierf aan een oneindige honger

naar vrijheid


waar federico viel zo

rood als de aarde


mijn mooie meisje van vreugde

kom ik je tegen zo vereenzaamd

en beiden op zoek naar een

ongelooflijk geluk ach wat zeg ik


kijk : onze hemel besneeuwt

ja onze hemel besneeuwt

en wordt donker

dag

mijn mooie

mijn mooie meisje

mijn meisje van vreugde

ach

Een mazurka afdraaien

herinner de kleine nachtmuziek

van mijn lippen o herinner me

waar komt de liefde vandaan

uit wolken van room of alleen

maar uit een boek dat men las

toch zullen er altijd mensen zijn

zoals ik die nadenken over morgen

en over de wereld en over wat

het mooiste is en wat men moet haten

die zeggen : waar ben ik nu gebleven

na mijn terugkeer uit Athene waar

maar natuurlijk bestaat er veel meer

dan enkel een polka mazurka

als ik straks dood ben herinner

je nog wat ik je vertelde jij

waart toch de mooiste

De zachte narcose

vandaag ben ik reeds

weer veel verder dan gisteren

maar het verdriet bestaat nog

en de schaduw van verkeerde woorden

luister wat ik je zeggen moet

er leeft iets in mij dat ik niet

ken en waardoor ik pijn heb en

waardoor ik schreien moet en

waardoor ik lach en zing en dans

en waardoor ik alleen ben

soms komt de zachte narcose

van woorden op mij af en

ik bedwelm en kan nooit meer slapen

en zo is er elke avond iemand die

lacht en iemand die schreit en

iemand die sterft zachtjes zonder

geluid in de donkere stilte

Lichamelijk

toch ben ik nog niet heengegaan

maar in alle huizen daalden de sterren

neer zo langzaam en zonder geluid

als ik nog deze nacht vertrek

je achterlaat in de hoorbare stilte

zeker zal het beginnen sneeuwen

je zult mijn voetstappen herkennen

en de wind zal een verhaaltje

vertellen juist deze nacht

maar in je huid van blauwe zijde

heb ik mijn brandwonden achtergelaten

lig ik nog in de zachte muziek

van je armen dat weet je wel

zo zou ik willen een bloem van

vreugde in je planten een tastbaar

geluk duizendmaal weerkaatst

in jou spiegels van chroom

nog mijn stem in je stem mijn

stilte die groter werd sedert

gisteren maar ik ben altijd

bij je dat weet je toch wel

als ik juist nu vertrek

met mijn liedjes en dromen juist

deze nacht die zwijgend haar donkere

handen op mij legt en mij toedekt

hoelang zijn we dan wel samen geweest

te lang wellicht want onze bruiloft

moest ik wegens gebrek aan wettige

getuigen laten afzeggen hoe ver

ben je nu zonder mijn woorden

toch ben ik nog niet heengegaan

de auto zal ik morgen achterlaten

de kamers van mijn hart moeten

herschilderd ook in mijn ander huis

dient dringend de vloerbekleding vernieuwd

zo ben ik nog niet weggegaan

lichamelijk maar dat komt nog

Nooit meer binnen mag

in de draden gevangen van

angst en verdriet

ach hoe ik geschreid heb ‘s nachts

toen de laatste treinen vertrokken

en de hennep van haar ogen

me dooddronken gemaakt

en haar donker saharahaar

me onverbrekelijk omwonden

en haar karmozijnen mond

me dodelijk bebloemd

herinner ik me mijn kapotte schoenen

en toen ik niets te eten had

en de stille regen over mijn gelaat

en mijn blauwe auto zo nachtelijk

o hoe ik me blij maakte

me met liedjes en dromen omhing

een vloeren broek aantrok

een rode shetland pull speciaal

voor mij uit Londen meegebracht

hoe het sneeuwde in mijn haar

hoe zij verschrikkelijk mooi werd

hoe zij verschrikkelijk mooi werd

en ik dreef in golven van pijn

ik heb op mijn warme woning

adieu geschreven adios vaarwel

en in alle talen geschreid

in alle talen kijk toch hoe

ik val en zink als lood en

niet meer in de hemel kan

nooit meer binnen mag

Het is toch te vroeg

ik zal in mijn woorden op reis gaan

als in een witte boot zo onsterfbaar

wat achter me ligt zal ik vergeten

je mond en je huid en haar verdrietige ogen

het is toch te vroeg om te sterven

toch wordt het te laat om zonder jou

te wonen ik had met mijn woorden

je een nieuw huis gebouwd

o luister toch ik heb haar verlaten

heb ik werkelijk reeds verlaten

het lichaam van pijn en angst

de besneeuwde woorden van vroeger

Of het wel mooi klonk

toen ik nog droomde was

er geen regen gevallen

ik kon met mijn lichaam op reis gaan

naar de andere wereld de mijne

of het mooi klonk een muziekje

en het lichte wuiven met woorden

en de juist getelde honderd jaren

van lachen en schreien

toen de morgen besneeuwd lag

ik heb in mijn gouden spiegel

gekeken omdat ik niet meer

spreken kon omdat ik alleen was

de slanke jongen die ik geweest ben

toen ik met niets dan dromen leefde

in de eenzaamheid van mijn taal

of het wel mooi klonk een muziekje

Voor altijd

wellicht moet ik de trein

nemen naar Zwitserland

het schijnt dat de lucht

er zo zuiver is en zo goed

om te leven

de wind zal ik proeven als honing

de droevige gedachten van vroeger

ach ik praat maar een beetje

ach de zon die mij moet genezen

ik ben lang genoeg alleen geweest

ik ben zo arm geworden

ik zal de reisroute morgen bepalen

ik zal inslapen voor altijd

maar dat iedereen weet

dat ik niet dood ben

Ik zeg zo maar wat

zij kwam uit een andere wereld vandaan

in haar tas had ze gespreid

de bloemen van januari

haar ogen blonken nog geler

dan voordien en haar woorden zo fragiel

toen ze tot mij sprak en ik verdronk

in mijn donker verdriet we hadden

de tram doen stilstaan we waren

samen opgestapt en ik keek naar

de achter mij liggende jaren

weet je wat ik zag : het ruimen van puin

en de deftige mensen die opnieuw

vervielen tot puin en deze wereld

die sedert giordani nooit meer

kon stilstaan en hoe ik uit een straat

kwam in een andere straat waar

alle uurwerken gelijkmatig liepen

en een mus die uit de dakgoot

op mijn hoofd viel en traag bleef liggen

en de meisjes die voor immer waren

heengegaan en de vrienden voor immer

dood en alle woorden die totaal

onbruikbaar geworden waren en

mijn handen ook al definitief vergeten

mirte en rozemarijn in je haar

en mijn lichaam op weg naar de dood

met het brandmerk van haar zoenen

aan de hemelpoort van mijn zwijgende mond

en van alles zo wat ik zeg zo maar wat

ik drijf zo maar wat op een lichtblauwe

marine met mijn verzamelde brieven

ergens naar de glanzende liefde

ik boor een tunnel door het zwart van de wanhoop

ik ben op weg naar haar sedert jaren

bij een hernieuwde stilstand van de tram

zijn we moeizaam afgestapt en zij voerde

me een donker huis binnen

Zonder woorden

liefste zijn we ooit wel samen

geweest in de langzame dag zonder

tranen met de zachte muziek en

de ogen vol vreugde

was het gisteren of vandaag

dat je gelaat te drijven begon

in vijvers van stilte en angst

dat ik mijn handen te sterven legde

op je groene ogen van vroeger

waar ben je nu met mijn liefde

ik die te vroeg ben weggegaan omdat

het zo laat werd omdat ik ziek was

en op de travestie van deze wereld

spuwen moest met hardere woorden

zo moet ik wellicht weer leren spreken

en ademen de radio aanzetten en horen

hoe Miles Davis lacht en zingt en sterft

in de langzame nacht zonder woorden

Lievelingen

lievelingen kijkt eens aan

het regent in de tijd

de dag heeft een hoedje

opgezet de nacht kleeft

aan mijn woorden

horen jullie ook het schreien

van de wolken en het

geluid van brekend glas

nog trager dan mijn meisje

die zich klaarmaakt

luister toch eens naar me

ik heb gezegd : het sneeuwt

in mijn haren en iemand

poogde mijn stem te verdrinken

en iemand wilde me vermoorden

lievelingen ach lievelingen

weten jullie ook van mijn woede

die hard in mijn keel opzwelt

en van mijn hand die voortaan

alle maskers afrukt

horen jullie hoe geluk in de aarde

haar huis heeft hoe we allemaal samen

zullen gelukkig zijn

Sulamith

in een groot boek moet nu haar naam

vermeld staan : een statistiek van

zoveel doden en zoveel kubieke meter

gas en de onoverzienbare bergen van

schoenen en engelenhaar

ze moet gegaan zijn tussen de barakken

ze moet een tijdje in de rei hebben gestaan

mooi en naakt gereed zich door

het blanke water te laten omhelzen

naast haar voor haar achter haar

moeten anderen gestaan hebben ook kinderen

een stukje zeep strelend en geduldig :

gelieve u vooral niet te haasten

ze zal de betonnen kamer betreden hebben

even verbaasd omdat plafond en muren

door vingernagels zo zeer zijn gewond


voordien was ze uit Brugge weggevoerd

uit Amsterdam en Warschau met het lied

van de trein en de gewapende kreten

van soldaten zo donker

ze moet de eerste geweest zijn die

het blauwe gas heeft geproefd

even verbaasd om het gehuil

vooral van de kinderen vooral

van de kinderen

heel even zal ze aan mij hebben gedacht

heel even nog aan de andere vrienden

en zwakjes nog aan het verduisterde Brugge

in het museum moet nu haar groene

manteltje liggen de zwarte schoenen

die ze kocht in de Steenstraat haar

haren van as toen ze as werd

Sulamith Sulamith hoe kan ik

je helpen hoe kan ik vergeten dat

de dood een meester uit Duitsland was

dat je nu leeft in de tederste wolken

elke dag legt men bloemen zo mooi

en welriekend in de donkere holte

van de oven waarin je verschroeide

: vergeef me vergeef me dat ik niet

in jou plaats kon gaan

Er is een andere pijn

Laat de woorden van marsepein

zichzelf vergeten


er kleeft bloed op de mirte


elke fontein roept een klaaglied wakker

want fonteinen slapen nooit

noch bewaren de bergen het mauve


van de morgen jong en gewillig

het lied van de heester de lach

van de spotvogel hoog en zonder grenzen


er kleeft bloed op de aarde


elke voetstap maakt de wanhoop los

zwart als avondlijke olijven

nog zijn de glanzende hanen van glas wakker


en houdt de stad haar adem in

opdat de angst niet zou losbreken


er kleeft bloed aan de handen


de zilveren adem van de quadalquivir

de zwijgvlucht van de nachtzwaluw

het teder bewegen van de primavera

het hondsgras met het lied

van de tedere dood en ongenaakbaar


wanneer toont de hemel haar wraak

donker en geweldig als de hete bliksem

wanneer zwijgen de stemmen niet langer

en komen ze los als een orkaan van vuur


want er kleeft bloed op het hoofd van Federico


laat de woorden van marsepein

zoet en eetbaar zijn

er is een andere pijn die gloeit

met blind gelaat en verminkte vingers

er is een andere pijn van het vergoten bloed

van het vergeten bloed en van

het eenzaam zijn

In hun laarzen van honger

is het waar dat het kind ouder

is dan de druk doende mensen

met hun bedrijvige oorlogjes bezig

lees de drukproeven van de zondag

een proefstuk voor later

een niet te vergeten korrektie

tussen al het wit en zwart

liggen de sprekende woorden op wacht

zo vol als de bergen met onweer

bijna paars tegen het behang van de morgen

is het waar dat het kind verstandiger

spreekt dan de nooit meer slapende mensen

groot in hun laarzen van honger

met hun verloren oorlogjes bezig