NA VIJFTIEN JAAR
LAATSTE BEZOEKER
Hij kwam heel langzaam aan.
Hij zocht een wijl de trappen
telde zijn zachte stappen
keek door een open raam;
Kwam voor haar deur te staan.
Hij dierf schier niet te kloppen
maar tijd kan nergens stoppen
geen oude weg hergaan.
Geen oude weg hergaan.
Hij trad de kamer binnen
keek naar het witte linnen
keek er mijn moeder aan.
Zag haar verjongd gezicht
zag groot haar diepe ogen.
Kuste met stil meedogen
haar natte wimpers dicht.
MOEDER
Door elke waan verlaten
van alle dromen moe ;
wat kunnen tranen baten
voor ogen stil en toe ?
Wat kunnen handen raken ?
Een voorhoofd en wat haar
en verder ‘t witte laken
in teer sereen gebaar.
Zo eindigt dan een leven :
zacht heengaan tot de rust.
Een mond met pijn omweven
en door de dood gekust.
KLAVERBLAD
VERS
Dit is een vers voor kleine Kris
voor Krislein uit dit vlugge leven
en alles wat van morgen is.
Een roemer liefde en heimenis ;
een vers speciaal voor haar geschreven
als booglamp in de duisternis.
Het vers voor onze kleine Kris.
Bij alles wat is goed gebleven :
een rode ruiker in een nis.
GRENZEN
De grenzen rond je hart en hand.
Toch moeten wij geen visa vragen
voor ‘t reizen naar elkanders land.
Bagage is er niet vandoen
de douaniers zijn niet te vrezen
voor ‘t bergen van een smokkel-zoen.
Tot we eens samen verder gaan
om nieuwe landen te bezoeken :
geen grenzen zullen nog bestaan.
STER
De verre dromen rijpen
de morgen klaart aan ‘t raam.
Laat me de sterren grijpen
en schikken tot je naam.
En planten in je ogen
en hangen in je haar
heel stil naar jou gebogen
met teer bemind gebaar.
Laat ze je lippen kussen
laat ze je glimlach zijn
en zet ze lichtend tussen
de weemoed en de pijn.
De ruit met zon behangen
de lichten doofden uit.
Maar in mijn hart gevangen:
de schoonste sterrenbuit !
EINDPUNT
Jij zijt het eindpunt van mijn reizen
niet verder bleef geluk te koop
al mochten duizend borden wijzen
de nieuwe weg op van de hoop.
Jij bent het eindpunt aller dromen
geen twijfel meer die me besloop
we zijn van traan tot lach gekomen
niet verder blijft geluk te koop.
ZONDER BELANG
SNEEUW
De wijde wereld voor het raam
de sneeuw als watten over wonden.
Met bleek gezicht en hongermonden
de mensen die in groepen staan.
De witte weelde langs de straat.
De werkelozen wachten wachten
vol opstand en sombre gedachten
het oog verdonkerd door de haat.
De wijde wereld voor het raam.
En zij lang door hun God vergeten
van kou en armoede doorbeten
staan stil in grauwe groepen saam.
GEVANGENE
De cirkelgang der trage uren.
Hoelang nog voor ik wedervind
buiten de rechthoek dezer muren
een vrouw een vriend een lachend kind ?
Nu kan ik slechts ‘t gezag verwensen
de tralies meten met mijn hoop.
Ze kunnen niet bij vrije mensen
gedachten vangen in hun loop.
Wat krabbels op de wakke wanden.
Hoelang nog voor ik wedervind
mijn moeder vader broederhanden
en alles wat het leven bindt ?
EXECUTIE
Dit is het trage droevig lied
van een geofferd leven.
Een verre vogel in het niet
en mikken zonder beven.
En zonder tranen is dit lied
motief met weinig noten :
wat angst wat hoop wat schraal verdriet
en scherp-knallende schoten.
Dit is het vlugge wrange lied
van een geëindigd streven.
Een dode vogel in het niet
en verder weer het leven.
DODE
Hier lig ik nu moet ik straks branden
of glijd ik door de gouden poort ?
In elk geval ‘k vouwde mijn handen
zodra ik ‘t doodsein had gehoord.
Men zalfde mij waste mijn voeten
deed dan mijn beste kleren aan.
De buren kwamen nog eens groeten
bleven een wijle rouwend staan.
En Lange Jan kwam om te meten
de lengte van mijn donker graf.
O, wist ik maar kon ik maar weten
of ik bergop moet of bergaf ?
ZONDER BELANG
De kogel die de ruit deed breken.
Het kind geboren in de nacht
onder de rode fakkelreken.
Soldaten ergens op de wacht.
En weldra wordt het weerom morgen.
De verre lichten zijn gedoofd
en mensen slapen zonder zorgen.
Elk heeft zijn ziel aan God beloofd.
Soldaten vuurden ergens buiten
Een roerloos wicht de ogen groot.
De kogel die doorheen de ruiten
de scherpe zeis sloeg van de dood.
ZES OGEN VOOR DE BLINDE
MARY-LOU
Misprijst mij niet die schoon wilt leven
en die nog houdt van schijn en geld
ik moet mijn lijf aan elkeen geven
die ‘t voor de prijs een nacht bestelt.
Misprijst mij niet die nog kunt hopen
die niet als ik een kind begroef
geen man bezit en nu verlopen
mijn kussen deel ‘t zij blij of droef.
Misprijst mij niet gij vrome heren
die in ‘t geniep mijn borsten keurt
de brave schaapjes moet men scheren
en slechts om ‘t dood-gaan moet getreurd.
BESEF
Men mag zichzelf niet voor een nar verslijten
in deze wereld die geen recht meer weet.
Men moet maar laf zijn en de kleinen bijten
en God bekennen dat ‘t je heel erg speet.
Geef dan wat goud en laat de hemel kopen
want daar pas is men allemaal bijeen.
Zo blijven steeds de grootste gekken hopen
doch wat er morgen komt dat weet niet een
GEBED
Geef hun o Heer een goede diepe rust
nu ze vermoeid zijn van Uw naam te loven
zij baden veel maar tóch moesten ze sloven
voor ‘t bruine brood dat elk zo gaarne lust.
Zij hebben veel gezweet vandaag o Heer
niet door de hitte van de zonnestralen
maar ‘t was de baas die ‘t uit hun lijf kwam halen
heel zeker bidt die nooit tot U niet meer.
Geef hun o Heer een schone rust vannacht
en laat hen eindelijk de hemel vinden
stop ‘t kloppen van de regen aan de blinden
en zet Sint-Pieter bij hun bed op wacht.
TRAS
“Het Brits leger en politie zijn Woensdag begonnen met de stelselmatige uitroeiing van het Maleis dorp Tras…
Tweeduizend dorpelingen werden naar een kamp over-gebracht. Hun woningen werden weggevaagd…”
Associated Press 8-11-51.
Tweeduizend mensen staan bijeengedreven
en zien hun dorp in vuur en vlam vergaan
tweeduizend mensen uit dit grote leven
het wrange hart met rouw en as belaan.
Zij zien de rook uit deur en ramen waaien
vierduizend ogen door de haat gekust
waarin ‘t weerkaatste vuur zal blijven laaien
en nooit door bittre tranen wordt geblust.
Tweeduizend burgers die hun huis verloren.
Het leven draait in alle regelmaat
maar in hun hart zingt meer dan ooit te voren
het vrijheidslied dat nooit een volk verlaat.
BELOYANNIS
Athene wacht
Athene strijdt
Athene hoopt
Athene houdt de adem in :
krijgen de beulen straks hun zin ?
Zovele liefdevolle handen
uit alle hoeken alle landen
schrijven hun woede hoop en haat.
En jij vriend broeder kameraad
die werkt in de schoot der aarde
die werkt onder koeplende lucht
die werkt in de sombre fabriek
die boten voert
die land beploegt
die treinen leidt
die tot de kindren spreekt
die werkloos zijt
heb je vandaag nog VANDAAG
Vriend Broeder Kameraad
je woord van woede hoop en haat
reeds neergeschreven ?
Het is niet ik die je dit vraag
maar Beloyannis en de zeven
die in de grauwe Griekse cel
voor dood zijn opgeschreven.
Red ze RED ZE van de beul
zo jij je mens wilt noemen
zo jij je man wilt staan.
Zo zullen
Beloyannis en de zeven
in het later strijdvol leven
met ons de weg der vrijheid gaan.
VIER UUR DERTIEN
voor
Nicos BELOYANNIS
Ilias ARGYNIADES
Nicos KALOEMENOS
Dimitrios BATZIS
Vier uur en nul en grauw de late nacht.
Dreigend de auto’s in het mulle zand
en stram de militaire wacht.
En Plastiras speelt Judas in zijn land.
Vier uur en tien de lampen flitsen aan
belichten scherp de kalme mensengroep
die met geheven hoofden staan
En Koning Paul hoort niet hun laatste roep.
Vier uur en elf geweren zwart en groot
en Beloyannis glimlacht naar het licht
dat klimmend rijst vol morgenrood.
En Vader Paus denkt aan de vastenplicht.
Vier uur en twaalf hier scheiden dag en nacht.
De helden kiezen zonder angst hun lot
in strijd tegen de brute macht.
Vier uur dertien weerklinkt ‘t genadeschot.
EERSTE PERSOON ENKELVOUD
ZANG
Ik heb mijn weg gekozen
ik weet waarheen ik ga.
Ik bedel niet om rozen
en smeek om geen gena.
Men moge mij bespuwen
en aanblikken vol haat
een strijd valt nooit te schuwen
zolang het hart nog slaat.
Niet om ‘t verleden rouwen
ik weet waarheen ik ga.
Ik zal geen handen vouwen
noch smeken om gena !
WETENSCHAP
Ik zal de zonden op mijn hoed lijk pluimen steken
het boek herlezen van de rode Tijl
en loze Reinaart volgen bij zijn streken
terwijl hij spottend lacht om beul en bijl.
Ik zal lijk Vos en Tijl mijn vuile voeten vegen
aan al wat adel is en hof en kerk
en hangt men mij te rotten in de regen :
veel liever vrije lucht dan marmren zerk !