Liefde het meervoudig woord

uitgeverij Masereelfonds, Gent, 1980

inhoudsopgave en colofon

Mark Braet

contact & copyright: Nèle Ghyssaert

Ook wij kennen de gang

van de vreemdste seizoenen

de nachten waarop de maan

koper spuwt en de angstige mens

ondeelbaar droomt

van zijn paradijzen

Ook wij weten hoe zweet

zich kan omzetten tot werelden van goud

hoe maten en gewichten worden vervalst

hoe de deftige burger

om vrijheid roept

wanneer hem wordt gevraagd

zijn rekeningen te verklaren

· Als een korf vol bijen gonst de wereld

veranderingen voltrekken zich wetmatig.

De woedende mens is een architect geworden

die een nieuwe kartering maakt

geluk en vrede aan de dagorde stelt.

· Maar ook wij weten met beslistheid :

woede alleen is niet voldoende.

En zoeter

louter liefde willen schrijven ik

drijvend op wolken naar het andere land

boven me uit kunnen stijgen

had ik wondere woorden ter beschikking

waren de avonden langer en zoeter

ren ik woedend wanhopig taal achterna

maar waar kan ik verder gaan

Langzamer zand

1. vermoeidheid heeft zich vastgekleefd

de donkere wieren de dieren van de zee

taal ons ontviel langzamer zand

2. of ik door lucebert getekend

als een stenen of vloeibare engel

ontvluchtend haar dodelijke omarming

3. angst zich met de taal vermengd heeft

wat hebben we niet aan vreugde verloren

en tijd zoent langzaam mijn tijd

langzamer nog de kleur in haar ogen

Terugvloeiend

dagen zullen open en dicht gaan

tijd zal de horloges verlaten

over ons zal stilte strijken

als een zachtere adem

meer nog dan vroeger

zal de zee ons liefhebben

zullen blauwe danseressen

ons toelachen langzaam terugvloeiend

woordloos zal alle liefde worden

eindeloos ook en onnabootsbaar

golf na golf zal naar ons toerollen

ons o zo pijnlijk kwetsend en teder

Hoe mooier hoe wilder

haar hand mijn woorden greep

als een kind de vlinder

taal zich opende

(en weet je nog hoe zand me omsloot

dolle zoenen die moesten gedeeld

droom vol witte banken)

jij kwam naar me toe

als een lamp in de mist

in Vlaanderen papavers staan

hoe mooier hoe wilder

ja hand zijn woorden greep

dodelijk as en krijt

taal zich sloot

dichtgevouwen ingedeukt

het breekpunt moleculair

Donkeroogje

duiven opstoven als wit poeder

bedekkend het duister verdriet

regen me vergezelde wanhopig

beelden bevroren tot oorlog dravend

het dartel veulen op poten van glas

donkeroogje eenzamer lerend

: echt verdriet later komt

als je alleen bent met twee

Dit donker labyrint

dood me niet tenzij voor eeuwig

vergeet me niet tenzij voor altijd

verlies me niet als een achteloos woord

achtergelaten in een blauwe trein

red me red me

uit dit donker labyrint

van vragen

roep hem vernietig hem herschep hem

neem hem binnen in jouw veilig huis

Van de vuurrode bloem

(in het teken van de leeuw)

soms bij het horen

bij het horen bijvoorbeeld

van het lied

het lied van de vuurrode bloem

het werd maar geen lente

geen lente vol wilde papaver

vogels vlochten niet langer

hun listige nesten

in het haar van de tijd

en de tijd stond als stil

verwonderlijk leek het

dat niets meer gebeurde

het lief liep getooid

met de eenvoud als rijkdom

en tijd lag versteend

op haar teken te wachten

verwonderlijk was het

dat niets meer gebeurde

alleen nog het lied

van de vuurrode bloem

bleef bijwijlen te horen

en al werd het geen zomer

en leefden vogels niet langer

in het haar van de tijd

van de tijd die versprong

van planeet tot planeet

het lief liep getooid

zo heerlijk getooid

met de zon en de maan

verwonderlijk bleef het

soms bij het horen

bij het horen bijvoorbeeld

van het lied

het lied van de vuurrode bloem

hoe mijn hart smolt als zilver

tot zilveren tranen

toen haar halfopen mond

zacht zong in mijn mond

Een klein blauw doosje

in een klein blauw doosje

mag je me wegschenken

zullen woorden vervagen

samen met het parfum van herinnering

: waar heb ik hem ontmoet gesproken

wie beet zijn lachende lippen stuk

Herkenbaar

wat deelbaar bleek herkenbaar

gesponnen glas en teder

verdriet klom als het breekbaar lied

hoger en hoger tot in mijn keel

tot bij een ander vreemder verdriet

Binnen een zingend binnenrijm

ik zou willen dat de maan puur zilver is

dromen dromen blijven de vis

een louter lichaam in de bolle bokaal

van mijn handen een levend vocaal

ik zou willen dat de bliksem inslaat

dat ze in lichtelaaie staat van liefde

zon haar brandmerkt voor altijd

ik zou willen dat ze nooit

de bittere beet proeft van de dood

ik zal haar levend houden

binnen een zingend binnenrijm

zij : springfontein en roder rood

waar pijn de tijd verlaat

en tijd de zoete pijn

Als een rode appel

kon ik maar wandelend over het water

met de zoekende voeten van Hans Andreus

tot bij jou komen volmaakt gelukkig

om de laatste vreugde te overhandigen

kon ik maar vrolijk zijn als een rode appel

als een zwaluw met soepele woorden schrijven

lachend hangen in een witte windwijzer

opdat zij voor altijd onder haar hart zou dragen

: dat ik het vriendje ben van de volle maan

: dat ik een gouden kreeft draag om mijn hals

Binnen de cirkel

mij heeft woede niet verminkt

en voor het leven getekend

noch het gesloten licht van de liefde

noch de boot de langzaamste trein

het vliegtuig uit zuiver zilver

en ook jou landschap niet

waar mijn verdriet behoorde

fragmentarisch viel mijn taal uiteen

onsamenstelbaar zonder het geheim

der cijfers onachterhaalbaar ook

voor wie niet kent het wondere geluid

van droom en water

nog even maar we zien mekaar wel later

binnen de cirkel waar weer alles mooi is

altijd zon is zachtjes trillend

als een rode vis

In de tuin van haar klanken

trage tango van weemoed

van wanhoop de zwarte wijn

reizend door vroegere steden

herinner ik vrienden

die achteloos stierven

in de tuin van haar klanken

de barokke schrei van een liefde

springende snaar bij Corelli

wacht ik weken en jaren

trage tango van weemoed

zwarte tango van Auschwitz

Grenzen verleggend

haar deelachtig wou maken

van de laatste droom het proeven

van blauw de geheime code

wou meegeven de verloren liefde

de reizen per trein auto boot vliegtuig

geboekt en in gesprekken vereeuwigd

over deze die niemand weet

de reizen van oog tot oog

grenzen verleggend

haar deelachtig wou maken

van verdriet geluk koorts

van de maan het waanzinniger wit

woorden brekend als steen tegen steen

sleutels die deuren openen

waarachter altijd iemand wacht

deelachtig wou maken van mezelf

buiten mijn pover lied en de littekens

die zo onzichtbaar zijn dat niemand

kan geloven hoe ik ineenkrimp van pijn

als zij ze met haar droevige ogen zoent

steeds korter de tijd

verloren waaien jaren door mekaar

traag zinken de bittere nachten

over alles wat ik met haar zou willen zien

De mooiere

in een herinnering vermomd

komt hij tot haar terug

dappere dagen ten einde

hoop die men overseinde

woorden van hand tot hand

eng is de taal geworden

het lied loopt verloren uit

de betere woorden vergeefs

de mooiere uit de tijd

Een dronken lied

toen jij nog met haar wandelen ging

de dag nog niet was weggewaaid

je binnen haar handen en ogen leefde

een dronken lied floot op haar mond

in al haar bewegingen gevangen zat

later stervend blauw je blik verduisterde

geen jasmijn meer te stelen viel

noch vrolijker water als witter zilver

over de zon van haar lenige lijf

toen zij je stem niet meer herkende

je genoeg had van het weerloos gejammer

het bittere verdriet dronk

dat je neersloeg tegen de aarde

je gezicht getekend werd

een brandmerk een versplinterde spiegel

hij had vergeten het heerlijk geruis

van bomen en kleurige jurken

het paarse parfum van de wind

haar donkere stem vol klaprozen

had hij vergeten de rivier

van haar heldere ogen haar vriendschap

armen die sliepen om zijn hals

ach waarom had je dit alles vergeten

Signaal

kan hij bij haar niet komen

het water is veel te diep

binnen de glijbaan der stromen

zij wakker ligt in zijn dromen

dacht dat hij eindelijk sliep

de zwarte nachtvogel riep

signaal boven donkerder water

weerkaatsend de woorden voor later

kon hij bij haar niet komen

het water bleef eindeloos diep

en dieper nog dreven de dromen

waar zijn angstige mond om haar riep

Iets ongenaakbaars

languit onderhuids wonend had ik

dromend willen liggen praten tegen jou

kijkend door haar ogen naar de wereld

sprekend tot het trillende licht

over de razende klagende liefde

fusee die opduikt uit een stalen zee

maan verdrinkend in een wolk van melk

vragend vragend over angst en droefheid

schrijvend met je vlugge vlinderhand

vluchtend uit de tijd het zo barbaarse sterven

liggend onderhuids en je dus nakend

dromend willen liggen wachten op haar stap

ze hem zeggen zou bijvoorbeeld liefste

hem dat zou laten liefhebben wat was

voordat de wereld werd gemaakt meervoudig

iets ongenaakbaars dat hem raken zou

onderhuids tot in het hart van zijn gedicht

ik had wonend in haar lang voorbij

met vreemde stem geschreid : herinner mij

Flessenpost

eindeloos luchtschip vol zee

dansende vissen en linten

zo dreven droevige landschappen

onze vragende ogen voorbij

hij heeft je zwijgen als een witte

waaier ontvouwd het vuur in de ogen gedoofd

en de engel gestreeld die zong

in het bed van haar heupen

je hebt de kreet van een dode vogel

gehoord gerinkel van zilveren bellen

rozemarijn die verdronk in het licht

doorheen de mond van het gedicht

: flessenpost tot een vreemd strand gericht

Voorbij

dacht dat ik gedroomd had

iets dat te maken had

met tederheid

en oversloeg naar pijn

toen plots die donkere wolk

voorbij mijn ogen schoof

alles angst werd

groot en zwart

zoals ik angstig zijn kan

met zwaar bonzend hart

Boven lievere woorden

maar hij moest natuurlijk

weer opstaan

en vallen

wolk die hem riep

reis door de regen

het verbluffend vuurwerk

van pijn

me wenkte

en ik huilde van angst

stampte klauwde en beet

tevergeefs het verweer

van de grotere dagen

maar ik moest natuurlijk

weer vallen

en opstaan

ster die me riep

het schrijven van liefste

boven lievere woorden

Als je luistert

schrei niet als je het verneemt

: je weet hoe hij rouw verafschuwde

je dan een duinviooltje plukt

het in het dal van je borsten

te luisteren legt naar het

roekeloos zingen van zijn hart

hij zal je een nieuw verhaaltje vertellen

waarin kindertjes spelen en dansen

liefde vrolijk en uitzinnig doet

als je luistert aan een kinkhoorn

je alle stukjes van zijn leven samenraapt

door de tunnel van herinneringen kruipt

de brandzoenen van de zon maar nooit vergeet

Deze wereld is niet de echte

er moet een andere wereld bestaan

die wij vermoeden waarnaar we

op zoek zijn rusteloos wanhopig

niet één horizon

maar eindeloze einders

zoals er vele liefdes zijn

en één enkele vriendschap

de reis buiten de taal kan beginnen

o kijk : er drijft er drijft

een paars ruimteschip voorbij

wij zullen te midden van muziek en bloemen

worden begraven

Vader wij zijn samen geweest

in de langzame trein zonder bloemen

vóór de donkere dood je dichtsloeg

op het glinsterende ijs van februari

wellicht hadden we ooit met mekaar

kunnen praten als oude vrienden

had ik niet teveel verdriet te vergeten

teveel vocalen in het labyrint van mijn taal

(het klemwoord het valluik mijn ziekte een oorlog

: alle dode vrienden op een dun rijtje)

soms denk ik vader dat je

naast me bent komen zitten en over

mijn te smalle schouders meeleest

en aarzelend je hand over mijn linkerlong

zou willen leggen maar er niet toe in staat bent

ook ik was toch uit jou ontstaan en buiten jou

: de maanzieke jongen de dromer de dommerd

nooit hebben we met mekaar kunnen praten

teveel herinnering mijn deel te weinig liefde

mijn woning toen de dood ons verenigde

Al deze dingen gebeuren

: waarom we het koud hebben midden de zomer

verliefd zijn en niet weten wanneer

te ontwaken niemand herkennend

(en soms drijft droefheid ons

tot een lied van jaren geleden)

teveel wit in dit tragere landschap

te wit ook het donkere bloed

behoevend een warm woord

het kalligrafisch proeven

van een vriendelijke avond

en de eerste reis

de tweede

en de derde de allermooiste

: werden wij immers niet

door vuur en water gelouterd


Dit leven zachtjes ken ik het

zachtjes loop ik eruit

ik weet het en soms

slaat een heftig verdriet

me neer in de donkere dag

ik die niet alleen maar hij wou zijn

lege hemel zonder zon

die wandelend als een wolk

droom bleef en pijn

waar kan ik haar vinden bij mijn terugkeer

welke droevige liederen omsluiten

ons leven als een winterbrand

Zal de taal ooit stilstaan

ik geloof het niet

taal is als het meisje

dat komt en gaat

maakt ons lichaam mooier

sterven eenvoudiger

laat ons toe

met mekaar te leven

het oude jaar loopt leeg

wij hebben ons midden in de stad

herkenbaar gemaakt

de tedere totems ontsluierd

de feestvierende mensen

alle overeengekomen tekens

tussen de nacht en de Griekse maan

heeft men zijn paars regenscherm gevonden

zij zal op voetjes van paarlemoer

glimlachend mij meenemen

naar het ontwaken

Ik vaar steeds verder van je lichaam af

ik ben op een lange reis

langer hoe meer

splitsen woorden woorden

reddeloos verloren lijkt de taal

onder een zwarte sneeuwboom gelegen

onder een zwarte sneeuwboom

in een alfabed

de heldere tekens de muziek de reizen

van vuur en water het buigzamer licht

steeds verder verder

vaar ik van mijn dode lichaam af

nooit meer mijn bloedarme mond

een juichend verhaal een romance

Dat de regenboog een gitaar is

amaril niet louter kleur is

een gedicht niet zo maar een gedicht

geld alleen maar nominale waarde heeft

een vuurvlieg mooier blijft dan een helikopter

een paardebloem kostbaarder dan koralijn

dat een dag langer kan duren dan een eeuw

Nee niet langer ik nee niet langer de andere

te midden van muziek zullen we ondergaan

als koninklijke duikers

verdrinken zullen we in opperste zaligheid

in water dat ik nooit liefhad

onze planeet draait als een vreemde schijf

midden nog vreemdere scherven

en de dagsterbloemen zijn nooit

zo blauw geweest

liefde heeft haar nog mooier gekleurd

een dauwdruppel een kwetsbaarder klank

Die te vroeg is gekomen en te vroeg is

weggegaan ik ben

van een avond blind

door een nieuwere nacht gegaan

vlinders gestorven waren

wolken dreven versteend

en het esperanto van de vogels

vergezelde de blinde

en de mens ach de mens

is dezelfde gebleven achter het masker

van lafheid en leed

onder het kleed van onverschilligheid

rondtastend binnen de vele vormen

van verdriet onherkenbaar

binnengegaan met sneeuw in mijn haar

binnengegaan met vingers van as

een droevig liedje voor later


Ik schrijf omdat

ik leven wil

dag : brug tussen dagen

zon : munt van oud zilver

taal

: die tedere klank nooit meer

Tot lichter licht

licht vervloeide tot lichter licht

tussen de zachte plooien van het gedicht

mijn hand een andere hand

zee verglaasde tot later

dieper en zwarter water

tussen woorden op paars papier

zon klom en daalde

de dichter

uit Lausanne

nooit teruggekeerd

een brief een kort bericht

onder het breekbaar wit

van zijn gezicht