(Tango al Sur)
Dag pessoa
de rivier die voorbij het huis stroomt
waar ik woon bestaat niet. tenzij
in mijn verbeelding. de Taag bestaat wèl
maar ik stond niet aan haar oevers
in Coimbra vloeit de Mondego
majestueus tussen dijen van groen
met licht door topaas gefilterd
en grotten vol indigo-schaduw
ze voert twee miljoen sterren mee
die vol geheimzinnig licht
zeewaarts drijven en zoals in alle sprookjes
terugkeren met paarse parels getooid
op de rivier die voorbij het huis stroomt
waar ik woon en die niet bestaat
varen galjoenen met zeven zeilen
en in het ruim cederhouten koffers
vol sluimerende dromen en zijde
ze voeren de schatten mee van mijn verbeelding
en er bestaat niets mooiers dan verbeelding
maar men mag er vooral niet in geloven
want dan gaat men in verdriet ten onder
zo is mijn rivier niet alleen de mooiste
want dat is alle heldere water
maar ze draagt mijn grote geheimen
vanaf de bron tot in de mond van de zee
Een gele zomer
zij bewaart zon en maan liedjes
van hoop en onrust dronken begeerte
van kwetsbare huid prachtig kraplak
op de ster van haar borsten
fontein van parelmoer en parfum
zoeter als een gele zomer vol geruis
van sterren en vlinders
duisternis is niet haar huis
maar helderheid : kristallen dolk
in het hart van de nacht
Het meisje
zij houdt van bloemen en treinen
licht dat hard blinkt in de zon
zeewier en vliegende vissen
tampende klokken vol water
wolken als zachtrode wol
met dieppaarse schaduw daarbinnen
er leeft het meisje in haar dat wacht
tussen brandende vragen en wanhoop
één enkele kreet op een harpsnaar
wapperend lint aan een twijgje
Als doorzichtig licht
had de maan
van haar lijkwade ontdaan
kwam drijvend in een heel klein scheepje
liefde met verstilde gebaren
en een zeil vol verdriet
uit en onuitspreekbaar
als doorzichtig licht
pijn die niemand hoorde
zon die men verzon
Binnenin
keek voor het eerst binnenin
haar gedachten : een carillon
van verdwaalde klokken
eiland van de tussentijd
ach was ik een bos van tengere stengels
werd ik maar één van de velen
en groeiden wonden weer dicht
binnen een klein huis zonder ramen
Tot spiegel
heb ook onder water gewoond
binnen de donkerste schelpen
daarboven : de geduldige knechten
van volgzaamheid de gehoorzamen
die lafheid verheffen tot gave
wilde nog andere oevers bereiken :
zwemmer duiker luchtbel vol licht
taal die tot spiegel van klaarte verstart
in het brandpunt as van wat was
Over de Newa
in een praalbed in een praalbed
zoende nacht zacht rozen en margrieten
dreef een lied van vloeibaar zilver
over de Neva over de Neva
dreef een lied van zuiver zilver
en een maan uit marsepein
kwam toen verdriet in beweging
van kade tot kade
verdriet in beweging
van wolk tot woord
viel over zijn gelaat
schaduw
en schaduw van schaduw
viel afscheid en as
over de Neva de Neva
Als een groot feest
komt er een vrouw komt er een vrouw
in alle boeken lees je dit
komt er een vrouw die je plots ziet
komt er een vrouw een vreemde vrouw
als helder water tot je mond
de maan met zilveren glimlach jaagt
komt er een nacht dat zij bemint
komt er een nacht versteende nacht
haar verder stuwt en haar vezwelgt
komt er een dag de nieuwe dag
boven de puinen welft de lucht
water langs de stranden schuimt
komt er een dag als haar groot feest
dat ze bemint opnieuw bemint
De paarse papaver
nee zegt hij je vergeet
hoe het was in de tijd
zacht en doorschijnend
vol gedichten en vreugde
van mondhoek tot kin
lopen paden van rimpels
door schaduw van nacht
nee zegt hij kijk niet langer
naar gebarsten kop
van de paarse papaver
kijk niet langer schreit hij
Kastelen uit zand
zwarte dag zwarte zee vuil schuim
waait over kastelen uit zand en
verspreidt zich zeil noch meeuw
van het schaterende lief vandaan
van de zus-en-zo en de papegaaien
van de middelmatigheid en het geknik
de matantes dikke nekken suikergoed
zie de vloedlijn waarop we nu staan
zie de vloedlijn van vloeibaar zwart krijt
Westwaarts voorbij
laat ik me nog eens te luisteren leggen
karmozijn vlekt de tijd van woorden
stroomt het oor vol en over
laat nog eens de klagende vragen verklanken
vergeten het bruidsbed eenzaam
de val van geluid in geluid
laat ons nog eens de cel van verlangen betreden
de liefde een spiegel een vogel
vliegt laag vliegt westwaarts voorbij
Schoonheid schoonheid
het is niet prettig in een gedicht
over ellende te praten het masker
van levende mensen laaiend
vuur dat verschroeit
maar over maan en geur van lavendel
bodymilk en diepzinnige dingen
abstract en Kantiaans
over zachte wattige woordjes
over ditjes & datjes
_ we weten het wel
maar niet alsjeblief niet over :
heeft schoonheid schoonheid
haar gezicht verbrand
enzovoort
enzovoort
In een donkere tunnel
was je wel eens in een donkere tunnel
met de duizendvoudige klank van je stem
en niemand je hoort omdat je alleen bent
was je wel eens in een cel voor je doodging
elke droom die zich voortplant en groeit
was je wel eens in de tijd de vroegere tijd
toen liefde ons zoende zo breekbaar
in de tijd die omhoog steeg als zon
Schrijf elkeen
schrijf elkeen dat ik niet sterven wil :
anna anna-maria agatha beatrijs bertha
donkeroogje dori & dorine frans hilde
ilse isabelle iskra jan johannes karel &
carlos karen kohoetek léon ludmilla mar
schrijf de dichters swim grote dromer van de
afwezigheid van kleur schrijf ze allen
dat ik niet sterven zal niet sterven kan
dat een lied van zilver op mijn lippen ligt
dat ik van allen hield op andere wijze
margarete martine michel miek paul
& paula rené rik rita (rita is agatha en agatha
is een andere) robrecht rubèn : bloeiende
oleander onder het puin van stalingrad
sonja stefaan toon en al diegenen
die ik nu niet vernoem
omarm me vóór de nacht aanbreekt
die lange donkere vochtige
zoen me vóór de volle maan haar
blikken borsten toont en me dodelijk kwetst
laat je hand in de mijne onverwoestbaar
want ik wil leven nog een leven lang
want ik zal leven langer dan wie ook
nu ga ik een grote stap pogen te zetten
ver ver van alle kleinheid vandaan
vóór de zwarte roos mijn hart zal vinden
vóór ik herboren word lang na mijn dood
Blauw en maan
moest ik je spreken over stenen
die zwervend voorbijgaan
die de dag die aansluit bij een dag
over een zwarte nacht die
zich opsluit in een mond
vol gesprongen sterren
over het waarom en het hoe
het waarvoor het onwaarschijnlijke
vanwaar kom ik dan uit gebroken klanken
herinneringen die zich kruisten
en zich verloren in mijn droevig bloed
misschien blijf ik bestaan in een huis
boordevol blauw en maan
een vergeten getuige
alleen compact onbeweeglijk
Bramonesas
het occult vuur
klank van vochtig violet
kleur van water van kussen
de te verwachten sneeuw
de zwarte papavers oneetbaar
zonder te sterven
volle maan boven Brugge
volle maan boven Bramonesas
dezelfde en toch een andere
hoorde ze het geritsel van
haar vallende kleed de sleutels
pasmunt de nachtkreet
in het huis waar ik niet meer woon ?
niet zovele dingen ken ik soms
de achtergelaten zee
de naam van mijn dode zuster
het verdronken uurwerk
vanzelfsprekend de tranen
Als waaier
hemel van donker water
haren van amarant
woordloos opent zich pijn
in de rivier van ogen :
_ het ene is goud het ander turkoois _
sterren verdwijnen vermoeid
met taal die als waaier
open & dicht gaat
schaduw is zee als een zee
gordijn roerloze adem
licht dat zich rimpelt
en uitstrekt tot kreet
water zoekt fontein
met zwart bloed bespat
koorts zoekt dood
de rivier van ogen :
_ het ene is traan het andere ook _
roos van ver licht
pijn als kristallijn
In aarde verdronken
rechtop blijvend binnen
troebel blauw
wanneer zomer overgaat
in nacht en water
wellicht waren de gesprekken
verhelderend twijfelloos
de onpeilbare uitgestrektheid
van de metafysica
de spons van de Hegeliaanse twijfel
kersen in aarde verdronken
kleur van droom van angst
wind die op het venster slaat
om de klank van regen en kussen
te veranderen
de dagen hernemen hun plaats
de handen de auto’s
flessen en woorden
de treinen het gezwets
men schuift zijn hoop binnen
in dove oren men weet
dat de moordenaars straks toeslaan
men hoort met bonzend hart
het paard van de dode herfst
hard stappend voorbijgaan
Een geschiedenis
de vergeten herfst
kwam me overvallen
na al de zon die ik gedronken had
donker van woord en gebaar
met kleed van ritselende bladeren
en een geelkoperen ceintuur
lopend doorheen mist en tranen
naar de zwarte winter toe
waar de sneeuwduif me wacht
rouw en woede als messen
het betreft een geschiedenis
zoals er vele zijn
men ontmoet iemand toevallig
men denkt men dacht
schreide werd slapeloos stierf
al die dingen gebeuren
Alhambra en breekbaar
uit zon flarden regen
alcohol bittere woede
uit Alhambra en breekbaar
smelt zilver
giet open op spiegels :
weerschijn inzicht
omhels hem
met sneeuwwitte lippen
Van afscheid
ring van afscheid langzaam sterven
droge naald van herinnering binnen
vlammen van rood koper overleven
een engel daalt uit de hemel
op haar wolkje van satijn
dat maan niet zonder zon bestaat
ook niet zo zoete anemonen
noch de bruiloft van haar sluiers
spreidend hoop over giftig gras
over neergang van dit blinde water
Ach mama
prevel zacht het gedicht over rozen
zie geen dood zwart geen angstige ogen
geen mond boordevol honger
men is nu volwassen geworden dus sterk
loop vrolijk en licht op lederen zolen
in een gekleurde broek van zacht blauw
verdriet blijft onzichtbaar ach mama
is het zomer ? men weet het niet zeker
zouden tranen kunnen doen slapen ?
liggen pleinen vol roest en gedichten ?
waar is de jongen die van haar droomde
de zwijgende doodsangstige jongen ?
er zullen altijd meisjes rondlopen
met vrolijke linten vol wapperend rood
en haren als een nieuwsgierige lente
zullen er altijd piano’s bestaan en bomen
altijd mensen die nooit zullen knielen
men is nu volwassen geworden dus sterk
verdriet mag nu komen ach mama
Onvervangbaar
zwarte nachtkristallen
brak water brandlijn
wrakhout van eilanden
aangespoelde diepte
gekwetst zaad kinkhoorn
onbreekbare kern kleur
binnen kleur proeven van
aarde te kennen wortels
groeiend ijzer onbreekbaar
zijn : blauwe roos
honingmaan rimpel
in glas nauwelijks merkbaar
spiegel in spiegel spectrum
van licht in voltooiing
naar wit onvangbaar
onvervangbaar
De gebroken klank
loopt hij voort door de avond
loopt hij langs het vochtige strand
op de spitse rug van de tijd
zijn hand in de luchtstroom
de bewegende hemel vol vuur
de gebroken klank in zijn stem
loopt hij voort in een slaap die te diep is
en midden nog eenzamer nachtwind
waait hij uiteen in de open zee
als golfschuim als stuifzand
Te slapen
Lily hou van mij
(Wladimir Majakowski)
op de boot van haar lippen
over de dieprode stroom
men heeft hem te slapen gelegd
tussen sneeuwzachte bladen van boeken
met een gedicht op zijn zwijgende mond
te slapen gelegd
in een lade met donker satijn :
geborgen verborgen aan niemand gezegd
Ten dele
huis dat achteloos werd afgeschreven
executies in de kranten ten dele
gat in de dag waardoor zwart valt
wat zegt vreugde als er nog licht is ?
we zaten aan vredig water we zwegen
mijn horloge stond stil als het water
in taal toen sloop binnen de pijn
einde van liefde angst als een vangnet
in taal valt geen vreugde te proeven
In de andere tuin
maan schoof open achter zwart
maan rook naar rood koper
ik zat in de laatste tuin van zijn leven
ik had me een ovalen spiegel gekocht
hij had tijd om te denken aan later
de sterren voorbij
schoof het lichtsnelle luchtschip
ik droomde dat ik niet was waar hij was
maar me bevond in de andere tuin
van zijn andere leven
ik had me een zilveren spiegel gekocht
ik had tijd om te denken aan vroeger
Van hoop
de trouw die we op school leerden
is niet overal dezelfde. we beluisterden
wind die kanalen groef doorheen duisternis
fluitend geluid van koperen kogels
stilte binnen de cel van stilte
er bestonden basalten muren met krassen begroeid
vogels die te pletter vlogen tegen tralies
een doodswitte maan die verschoof in de nacht
ondergronds bewogen tastende stemmen
aarzelend tussen stenen en aarde
stemmen verdwaald in verval en verlangen
vuurboog van hoop geluid van jezelf
1943
we waren van huis weggegaan
we leefden met de gedachte aan licht
we leefden terwijl we stierven
we waren bang voor een handdruk
we hadden blinde meisjes gewild
we hadden dove meisjes gewild
hun mond dichtgenaaid met zwart garen
hun genezende borstjes rechtop
hun gladde buik als een balsem van vrede
zij hebben de meisjes verbrand helaas
hadden ze ogen en lippen die spraken
wij werden tot nevel en nacht
wij zouden de dood overleven
Vol zilveren rozen
slapend in de kruin van bomen
(die voorbije oorlog)
wakend onder donkere aarde
vliegtuigen strooiden de hemel
vol zilveren rozen
als schitterende kometen
suisden fakkels omlaag
(niet om je verjaardag te vieren
niet om je verjaardag te vieren
helaas)
kwam er weldra een maandag
die de brandende kaarsen uitblies
het was weer herfst en te laat
om te dromen. nadien gleed winter
wit en hard het huis binnen
bevriezend het bed waarin we niet sliepen
Het zwijgende raam
we keerden weer huiswaarts
we legden de revolver op tafel
buiten bruiste de storm verder
zon verduisterde door stalen vogels
atoom brandde schaduw in steen
we stonden te wachten op treinen
we wachtten hopend en schreiend
we zochten wie nooit meer terugkwam
we waren naar huis weergekeerd
we hadden de revolver op tafel gelegd
het zwijgende raam stond wijd open
O asblauwe cijfers
proef de lyriek
van het ouder worden proef
het zilte zout van de traan
herhaal mij : proef met mij
de lyriek van het doodgaan
roep me na over afschuw & woede
herinner het koele blauw van de cijfers
het wachtende gas van verlossing
in dorpen rondom
schuilden mensen en angst
meisjes kropen slaapdronken uit treinen
mannen lachten hard en bevelend
koud elektrisch licht sloeg met blindheid
honden blaften om bloed en rauw vlees
ik : schreiend afwezig
pogend te roepen vol afschuw en woede
lyriek is gestorven
o asblauwe cijfers van Auschwitz
Sulamith I
ze doorreizen een landschap
doorsnijden en proeven het
: de zilte smaak van de traan
de donkere kreet van wie sterft
nee wellicht wellicht
hadden ze moeten pogen
stil te staan maar dat is een dwaasheid
want alles beweegt
ja alles beweegt en verandert
een droeve muziek reisde mee
maar ze wisten het niet
nee nog wisten ze niet
hoe het worden zou later
zo reisden ze lief
voor mekaar goed
en bedachtzaam zacht zacht
zo hoopten ze maar
is dit dan het eindpunt
: wegen die dicht zijn
pijn die zich opent
oplost in gas
als bruisend blauw water
dit komt straks nog ach ja
dit komt nog wat later
Sulamith II
in een groot boek moet nu haar naam
vermeld staan : een statistiek van
zoveel doden en zoveel kubieke meter
gas en de onoverzienbare bergen van
schoenen en engelenhaar
ze moet gegaan zijn tussen de barakken
ze moet een tijdje in de rei hebben gestaan
mooi en naakt gereed zich door
het blanke water te laten omhelzen
naast haar voor haar achter haar
moeten anderen gestaan hebben ook kinderen
een stukje zeep strelend en geduldig
: gelieve u vooral niet te haasten
ze zal de betonnen kamer betreden hebben
verbaasd omdat plafond en muren
door vingernagels zo zeer zijn gewond
voordien was ze uit Brugge weggevoerd
uit Amsterdam en Warschau met het lied
van de trein en de gewapende kreten
van soldaten zo donker
ze moet de eerste geweest zijn die
het blauwe gas heeft geproefd
even verbaasd om het gehuil
vooral van de kinderen vooral
van de kinderen
wellicht zal ze aan mij hebben gedacht
even aan de andere vrienden
en zwakjes aan het verduisterde Brugge
in het museum moet nu haar groene
manteltje liggen de zwarte schoenen
die ze kocht in de Steenstraat haar
haren van as toen ze as werd
Sulamith Sulamith hoe kan ik
je helpen hoe kan ik vergeten dat
de dood een meester uit Duitsland was
dat je nu leeft in de tederste wolken
elke dag legt men bloemen zo mooi
zo geurend in de donkere holte
van de oven waarin je verschroeide
: vergeef me vergeef me dat ik niet
in je plaats kon gaan
Sulamith III
ik ben niet tot hier gekomen
als een vraagteken op zoek
naar wat ik nog niet wist
noch om de verschrikkelijke echo te horen
van de schreeuw van die enkele dag
of van iedere dag en iedere nacht
ook niet op zoek naar de zwarte schoenen
die ze kocht in het jaar 43
noch speurend naar een vlekje groen
dat haar manteltje zou kunnen zijn
tussen duizenden flarden stof
of een verpulverd bot
in de zwarte mond van de oven
maar om het gefluister van stemmen te horen
om te voelen of iets zachts
hier mogelijk bleek en kon overleven
of geen afdruk bestaat van een kus
schaduw van een hand die nog streelde
vooraleer vuist te worden steen en as
lichtbron van oog als helder water
Rondom herinnering
kristallen spiegel
woorden en wonden
bloed onder watten
van landinwaarts
van oorlog en nevel
van liedvast en dood
blaas zandroos en kalkraster
over hen heen. zoen als weleer
de ster op hun voorhoofd
trek krijtlijn als kring
rondom herinnering
leg deemster en donker
als steen op hun mond
naai dicht het geheugen
— mag ik je vertellen wat de engel zei ?
nee ik wil het niet van je horen
nooit zal ik geloven dat iemand als jij
in de nacht van de maan gaat verloren
— kan ik je vertellen wat de engel zei ?
nee laat me toch mijn dromen
uit de tijd toen jij ik en wij
altijd bij mekaar konden komen
— zal ik je vertellen wat de engel zei ?
nee ! het is moeite verloren
zelfs onder aarde word jij
in de nacht van de maan herboren