In 1813 kwam Amsterdam als een vrijwel dode stad uit de Franse tijd te voorschijn. Koning Willem I nam verscheidene maatregelen die de stad nieuwe economische kansen moesten bieden. De aanleg van het Noordhollandsch Kanaal en de eerste spoorlijnen verschaften de stad betere verbindingswegen met de zee en het achterland. Een andere factor was de opening van het Suezkanaal (1869), waardoor de scheepvaart op Indië sterk toenam. Amsterdam werd weer de wereldmarkt voor Indische producten en een belangrijk financieel centrum. Na meer dan een eeuw stilstand steeg het bevolkingsaantal weer: tussen 1870 en 1900 verdubbelde het cijfer, mede door de aanleg van het nieuwe Noordzeekanaal. Na 1870 ontstond een gordel van nauwelijks planmatig aangelegde, met zuiver speculatieve oogmerken gebouwde woonwijken, voornamelijk voor kleine gezinnen bestemd. Daarnaast werden voor een meer welvarend publiek de Sarphatibuurt en de Museumbuurt opgetrokken. De verdere stadsuitbreiding herkreeg een planmatig karakter. Een korte opleving volgde na 1918, maar de economische crisis van de jaren '30 remde de ontwikkeling weer sterk af. Nauwelijks hersteld van deze depressie kreeg de stad door de Duitse inval in 1940 en de daarop volgende bezetting opnieuw een ernstige slag. Vanaf 1960 maakte Amsterdam evenwel kennis met een nieuwe vorm van sociaal protest. De achtergronden van deze onvrede werden niet tijdig erkend: de Provo-beweging ontstond. De aanleg van de metro van het Centraal Station naar de nieuwe wijk Bijlmermeer leidde in de jaren '70 tot veel protest, vooral omdat voor de aanleg veel oude panden in de Nieuwmarktbuurt moesten wijken. De woningnood die na de Tweede Wereldoorlog ontstond werd bestreden met de aanleg van nieuwe wijken. Eveneens in de geest van deze bouwwoede werden de Westelijke Tuinsteden aangelegd (Geuzenveld, Slotervaart, Slotermeer). De woningnood bleef echter aanhouden, zodat vanaf de jaren '60 veel Amsterdammers de stad verlieten en zich in plaatsen als Hoorn, Hoofddorp, Purmerend, Lelystad en Almere vestigden. In de jaren '70 werd in het zuidoosten de wijk Bijlmermeer opgeleverd, die bedoeld was voor Amsterdamse gezinnen. Om de uittocht van inwoners met een hoger inkomen tegen te gaan, en daarmee het draagvlak van voorzieningen op peil te houden, streefde de gemeente er vanaf ca. 1990 naar, meer woningen voor die groep te bouwen. In 1996 werd besloten tot de aanleg van een nieuwe stadswijk in het water: IJburg, gelegen in het IJmeer. Aanleg van de Piet-Heintunnel en de Noord/Zuidlijn completeerden deze vervolmaking.
Amsterdam
© 2019 F.N. Heinsius