De volksnaam der Kaninefaten oogt uitheems en is oud. We moeten bij de ontstaansgeschiedenis van het volk vermoedelijk denken aan een zogeheten beroepsnaam, en niet aan een patroniem zoals de Friezen (Pharismanes), Germanen en Franken dat hanteren (i.e. uit: Friso, Cherman en Frank). De beroepen waar men aan denkt bij de Kaninefaten zijn niet onuitputtend, nl.: kruidenmeesters, schilddragers of konijnevatters. Eerstgenoemde is regionaal aan te wijzen in de omgeving van Kennemerland in de vorm van de Kruidenberg bij Santpoort waar men de druide heeft. Tweede is een beroepsnaam uit Perzië waar ook zij (i.e. net als de Friezen en Germanen) werkten voor Alexander de Grote. Als zijn persoonlijke lijfwachten of schilddragers, waar men het gedrag van de Kaninefaten, en spreektaal rondom het woord schild, overgeleverd heeft, uit het Engelse can, of Nederlandse kannetje (i.e. beschermt de melk). Een laatste mogelijkheid is dat men deze naam feitelijk nog zou kunnen herkennen in het woord konijnevatter, d.w.z. een jager die van het konijnen-vatten, zijn beroepsnaam konijnevanger maakte. Kaninefaten zijn overigens ook uitstekende ruiters, blijkt uit de historische bronnen. Kaninefaten-stamhoofd Brinno, een brutaaltje, overmeesterde de schepen van de Romeinen, en liet zich ook op het schild hijsen. Werd wellicht de volksnaam der Brunonen. Zou men uiteindelijk niet voor de beroepsnaam kiezen, dan kan men verder toch denken aan het patroniem van een stamvader, met de voornaam Kanno, uit wiens heim, dan na enige taaltransformatie, dat 'Kennem', ontstond. Men herkent de Kaninefaten, net als de Bataven, feitelijk niet meer. Zij moeten via huwelijken opgegaan zijn in de andere volkeren.
© 2020 F.N. Heinsius