Waar het Hof van Friesland dagelijks openbaar actief was, zijn er bij het Hof van Holland enkele lieden die twijfelen aan de werkelijke werkzaamheid als gerechtshof, en aan de geschiedenis van het hof. Een van hen is de rechtsgeleerde Dr. Thymon Boey (1713-1798), secretaris en substituutgriffier van het Hof van Holland. In zijn werk uit 1760 Bedenkinge over het aansien en gezag van den Hove van Holland, brengt hij zijn kwesties onder de aandacht van het geleerde publiek. Het werk bestaat uit twee delen en men onderzoekt in feite waar zich de macht in Holland bevond. Beruste deze bij het Hof of bij de Raadkamer, bij de Staten van Holland of bij de Staten-Generaal, bij de Graaf van Holland of bij de Hertog van Beieren. Dr. Boey adviseert een soort synthese oftewel "het vinden van gelijke verrichtingen". Hij bedoelde daarmee dat men het er na instemming allemaal over eens zou moeten zijn. Men mag derhalve aannemen dat het poldermodel toendertijd reeds bestond. Dan kende men in de Republiek tot slot nog het ambt van Raadpensionaris, waar zaken werden aangebracht ter beoordeling, nadat men een eed had afgelegd. Hoe dan ook het Hof van Holland beperkte zich waarschijnlijk tot het uitoefenen van toezicht op de openbare ambten als notaris en landmeter welke officieel gereguleerd (geadmitteerd) werden.
© 2019 F.N. Heinsius