raga

raga. Gevoel van gehechtheid, passie, genegenheid. rajas. Een van de drie guna's (kwaliteiten of disposities) van maya of prakriti. Passie, rusteloosheid, agressiviteit, emoties zoals woede, hebzucht, verdriet. Geassocieerd met de kleur rood. Zie guna. rajasisch. Bijvoeglijke naamwoordvorm van rajas, gepassioneerd, emotioneel. raja-yoga. Koninklijke yoga van meditatie, onthechting en verlangenloosheid. Het achtvoudige yogapad ontwikkeld door Patanjali, dat controle over de geest en het terugtrekken van de zintuigen uit de buitenwereld omvat. rajoguna. Kwaliteit van passie, rusteloosheid, agressiviteit. Geassocieerd met de kleur rood. Zie guna. Rama. Avatar van het Thretha-yuga. Held van de Ramayana; doodde de slechte Ravana om zijn vrouw Sita te redden, die was ontvoerd. ‘Rama’ betekent ‘hij die wil’. Ramanuja. Elfde-eeuwse leraar en vertolker van de Brahma-sutra; voorstander van de ultieme eenheid van het gedifferentieerde (visishta-adwaitha). Geloofde in een persoonlijke God die bereikt werd door toewijding en geloof en de eeuwige zelfidentiteit van de individuele ziel in gemeenschap met God als het doel van het leven. Ramayana. Dit heilige epos, gecomponeerd door de wijze Valmiki, gaat over de incarnatie van Vishnu als Sri Rama, die zijn hele leven ernaar streefde de heerschappij van het dharma in de wereld te herstellen. De Ramayana heeft door de eeuwen heen een belangrijke rol gespeeld bij het beïnvloeden en vormgeven van het hindoeïstische ethos. Ramda's. Maratha 17e-eeuwse heilige; auteur van werk over religieuze plichten; goeroe van de grote koning Sivaji. rasa. Smaak, zoetheid, essentie van genieten. Rig-veda. Eerste Veda gecomponeerd door de wijzen, bestaande uit 1028 hymnen. Oudste religieuze tekst ter wereld. rishi. Wijze, wijze man.