Wonen in God

Woordenlijst / Engelse Tekst


Wonen in God


De ware toegewijde zal altijd in God verblijven. De ware toegewijde heeft geen tijd om welzijn of zorgen te kennen of te voelen. Het bereiken van de Heer is het enige idee in de geest. Het is moeilijk om deze aard te begrijpen, behalve door voorbeelden. Een klein kind rent angstig rond en roept: “mama, mama!”, op zoek naar zijn vermiste moeder. De moeder neemt het kind in haar armen en legt het op haar schoot. Het kind stopt met huilen en is vrij van alle angst. Maar kan het kind het verschil berekenen en ontdekken tussen zijn vroegere toestand en zijn huidige verlichting? Nee. Dat is ook niet nodig. 


Ook zal degene die er altijd naar streeft de Heer te dienen, zichzelf in God onderdompelen als de glorieuze kans zich voordoet. In die Aanwezigheid kan geen enkele angst of moeite iemand storen. Angst en problemen blijven slechts bestaan ​​tot het moment van bereiken; dan wordt alle aandacht afgeleid naar de ervaring. De strijd en het lijden uit het verleden worden vergeten. 


Daarom moeten aspiranten en toegewijden alle duizend problemen die eraan zijn voorafgegaan negeren en vergeten, en zich alleen bezighouden met gedachten aan de Heer. Dompel jezelf erin onder en haal er vreugde uit. Toewijding kent geen andere beloning. Het is de oorzaak, en het is ook het gevolg; er zijn er geen twee. Toewijding is zelf de realisatie. Ook via het pad van wijsheid vindt hetzelfde besef plaats, wanneer de sluier van onwetendheid (a-jnana) wordt verwijderd. Op het pad van toewijding ontleent men geen greintje vreugde aan welke bron dan ook, behalve aan de Heer. Elk obstakel op dit pad kan worden overwonnen door de kracht van universeel bewustzijn (chith-sakthi). Deze kracht wordt verzwakt door de gevoelens “Ik ben de genieter en deze zijn van mij (ahamkara en mamakara)”. Zolang je dit bewustzijn hebt, heb je geen echte tevredenheid. Je zult gedreven worden om te zoeken naar dingen die nog meer vreugde zullen geven. 


Iedere toegewijde hoopt uiteindelijk de vreugde van opperste gelukzaligheid te ervaren als resultaat van zijn of haar spirituele discipline. Maar die gelukzaligheid is niet iets dat nieuw is verdiend of verworven; het is niet een of andere nieuwe ervaring die door spirituele discipline kan worden verworven. Het is altijd met één, binnen één; maar het kan niet worden geproefd vanwege het obstakel van het ego, dat fungeert als een scherm dat het aan het zicht onttrekt. Je moet die sluier uiteenscheuren. Spirituele discipline is het enige dat de aspirant hoeft te doen. Dan kan de altijd bestaande gelukzaligheid worden onderkend. Het ontstaat niet opnieuw; het is er altijd. Wat wel komt en gaat is het scherm van ‘ik’ en ‘mijn’, dat de gelukzaligheid bedekt. 


Terwijl hij probeert het scherm van ‘Ik ben de genieter’ en ‘Deze dingen zijn van mij’ te verwijderen, moet de aspirant zich niet verwoed haasten en zich te veel zorgen maken als de verwachte gelukzaligheid niet wordt ontdekt. Op zulke momenten is vrede een onfeilbare hulp. Als de vrede in het begin goed wordt gecultiveerd, kan men in elke taak slagen, hoe moeilijk ook. 


Iedereen heeft het recht om vrede als deze te verwerven en ervan te profiteren. Allen zijn kinderen van de vrede. Hoe talrijk het nageslacht ook is, vrede is voor ieder van hen de ‘moeder’. Voor ieder van hen, oud of jong, groot of klein, is zij in gelijke mate ‘moeder’; als ze haar bellen, moeten ze haar allemaal met ‘moeder’ aanspreken. Kinderen die in vrede zijn opgevoed vermijden alle pijn en verdriet, verdragen alle vormen van geluk en leggen eindelijk hun hoofd in volmaakte veiligheid op de schoot van de ‘moeder’.

Vervolg