Als piloot moet je altijd de minimale horizontale afstand van het onbemande luchtvaartuig tot (groepen) personen bewaken. Hierbij gaat het om de afstand tot personen die niet betrokken zijn bij de operatie. Een groep wordt beschouwd als een groep als de mogelijkheden om te vluchten beperkt is door de aanwezigheid van het aantal mensen. De horizontale afstand wordt gedefinieerd als de afstand tussen het punt waar het onbemande luchtvaartuig bij een verticale val naar beneden de grond zou raken en de positie van de niet-betrokken personen.
Als het onbemande luchtvaartuig, zwaarder dan 500 gram (A2 of A3), in de nabijheid van mensen opereert, moet de piloot het op een afstand houden die minimaal gelijk is aan de hoogte waarop het vliegt (1:1 regel). Echter dienen hierbij de volgende minimale horizontale afstanden in acht genomen te worden:
· 50 meter voor legacy drones (drones zonder Cx- klasse label)
· 30 meter voor klassedrones (drones met Cx- klasse label)
· 5 meter in lage snelheidsmodus (geldt voor beide type drones)
Indien het onbemande luchtvaartuig lichter is dan 500 gram dan geldt voor drones zwaarder dan 250 gram dat er niet direct over mensen mag worden gevlogen, voor drones lichter dan 250 gram mag er in principe wel over mensen heen worden gevlogen maar moet dit zo veel als mogelijk worden vermeden.
Voorbeeld 1: Peter vliegt 25 meter hoog met zijn legacy drone (595 gram). De 1:1-regel gaat nu niet op, aangezien hij minstens 50 meter afstand moet houden. Vliegt Peter hoger dan 50 meter? Dan geldt de 1:1-regel, 70 meter hoog betekent 70 meter afstand.
Voorbeeld 2: Klaas vliegt met zijn klasse C2-drone op een hoogte van 42 meter. In dit geval geldt de 1:1-regel; hij dient dus ook minstens 42 meter afstand te houden. Vliegt hij lager dan 30 meter? Dan dient hij zich altijd te houden aan de minimale horizontale afstand van 30 meter.
Voor dieren, wegen en voertuigen worden door EASA geen eisen genoemd zoals bij personen. Om ook voor deze zaken de veiligheid te garanderen, wordt geadviseerd om dezelfde afstanden te bewaren als ten opzichte van personen.
Wanneer men vliegt binnen STS-01 of PDRA-SO1 is de afstand tot niet-betrokken personen afhankelijk van:
· de maximale massa van het onbemande luchtvaartuig
· de maximale hoogte van het operationele volume
Operationeel volume
Het operationeel volume is het totale gebied aangeduid waarin de operatie zich afspeelt. Het operationeel volume bestaat uit het vluchtgebied (flight geography) en de zone voor onvoorziene omstandigheden (contingency volume). Zie afbeelding 38.
De specifieke afstandsregels zijn dus afhankelijk van de massa van het onbemande luchtvaartuig en de maximale hoogte van het operationeel volume. Voor de specifieke afstandregels binnen STS-01 en PDRA-SO1 zie afbeelding 37.
Voorbeeld 1: Robin vliegt met een drone zwaarder dan 10KG op 90 meter hoogte. Volgens de tabel dient Robin dus minimaal 45 meter afstand te houden tot niet-betrokken personen.
Voor een veilige en verantwoordelijke vluchtuitvoering is het noodzakelijk om duidelijke procedures te beschrijven. De verantwoordelijkheid voor het beschrijven en vastleggen van deze procedures ligt bij de operator.
In de praktijk zijn zowel de piloot als eventuele overige teamleden verantwoordelijk voor het naleven van deze procedures.
De beschrijving en de uitvoering van deze procedures betreft onder meer de volgende onderdelen:
· Vluchtvoorbereiding (bijlage 2)
· Normale procedures
· Noodprocedures
· Pre-flight checks (bijlage 4)
· Post-flight checks (bijlage 5)