Voor een veilige luchtvaart is het belangrijk dat wereldwijd dezelfde procedures worden aangehouden. Wereldwijd is de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO; International Civil Aviation Organization), een onderdeel van de Verenigde Naties, hiervoor verantwoordelijk. Op Europees niveau is het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart (EASA; European Union Aviation Safety Agency) hiervoor verantwoordelijk. Het EASA is een agentschap van de Europese Unie (EU) en verzorgt in opdracht van de EU de wet- en regelgeving voor een veilig verloop van de luchtvaart binnen Europa. Houd er rekening mee dat niet alle Europese landen lid zijn van de EU. Deze landen zijn echter wel lid van het EASA, maar de EU kan hen geen dwingende regels opleggen. Ook landen buiten Europa, zoals China en Australië, hebben een binding met het EASA door middel van zogenaamde 'Working Arrangements’.
Een grote stap in de Europese luchtvaart is het uitgeven van uitvoeringsverordening (EU) 923/2012. Des verordening is een vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersegels en operationele bepalingen betreffende luchtvaart navigatiediensten. Deze verordening heet de SERA-verordening (Standardized European Rules of the Air). De SERA is met name van toepassing op luchtruimgebruikers en luchtvaartuigen die actief zijn als civiel luchtverkeer (dus geen militaire operaties of trainingen) binnen het Europese luchtruim en op Europese luchtvaartuigen buiten het Europese luchtruim.
Tijdens het vormen van regelgeving moeten alle lidstaten van de EU instemmen met deze regels. De verordening die daarna wordt afgegeven is vervolgens voor elk EU-lidstaat bindend. Het EASA geeft in zo'n geval zogenaamde Acceptable Means of Compliance (AMC) en Guidance Material (GM) uit. Dit zijn richtlijnen voor het implementeren van de regelgeving binnen de nationale wetgeving. Het EASA stelt deze AMC's en GM's in overleg met lidstaten en de sector vast. Voldoet men aan een AMC, dan wordt voldaan aan de regelgeving. Bij afwijking van de AMC moet de aanvrager bij de desbetreffende nationale autoriteit altijd vooraf aantonen dat het veiligheidsniveau minimaal gelijkwaardig is. Er is dan sprake van een alternatieve AMC. Binnen de lidstaten zijn bepaalde ministeries verantwoordelijk voor de uitvoering en handhaving van de luchtvaartwetten en -regels, maar ook voor de implementatie van de richtlijnen zoals beschreven in een AMC en een GM.
De gemeenschappelijke regels voor wat betreft onbemande luchtvaartuigen zijn vastgelegd in twee stukken regelgeving, de zogenaamde Verordening (EU) 2019/945 en Verordening (EU) 2019/947.
Verordening (EU) 2019/945 behandelt de voorwaarden voor een onbemand luchtvaartuig en de vereisten voor ontwerpers, fabrikanten, importeurs en distributeurs. Het is nodig eisen vast te stellen om de risico's die met de vluchtuitvoeringen met een onbemand luchtvaartuig gepaard gaan, te beheersen. De eisen omvatten essentiële voorschriften om risico’s op het gebied van veiligheid van de vlucht, privacy, bescherming van persoonsgegevens, beveiliging en milieu te beheersen.
Verordening (EU) 2019/947 stelt gedetailleerde bepalingen vast voor de exploitatie van onbemand luchtvaartuigen, met inbegrip van de piloten en overige betrokken organisaties.
De Open categorie binnen de EASA-wetgeving is onderverdeeld in drie subcategorieën: A1, A2 en A3. De verdeling is gebaseerd op basisvluchtbeperkingen, vereisten voor de piloot en de technische vereisten van het onbemande luchtvaartuig. De algehele regels die gelden binnen de Open-categorie zijn weergeven in afbeelding 2.
De vluchtuitvoeringen in subcategorie A1 moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
Een onbemand luchtvaartuig mag niet over groepen mensen vliegen. Daarnaast wordt verwacht dat er over geen enkele persoon wordt gevlogen die niet direct bij de operatie is betrokken. Mocht er onverwacht toch over een niet-betrokken persoon worden gevlogen, dan dient de piloot de duur van de vlucht zoveel als mogelijk te beperken.
Bij wijze van uitzondering mogen deze vluchtuitvoeringen, wanneer de Follow-Me- modus actief is, plaatsvinden tot op een afstand van 50 meter van de piloot.
De vluchten worden verricht door een piloot die vertrouwd is met de gebruikershandleiding van de fabrikant van het onbemande luchtvaartuig.
Voor vluchtuitvoeringen met een onbemand luchtvaartuig van klasse C1 dient de piloot met succes een onlineopleiding te hebben afgerond, inclusief examen. Deze opleiding en het examen moeten door een erkende autoriteit worden georganiseerd.
De vluchten binnen deze categorie moeten worden uitgevoerd met een onbemand luchtvaartuig dat:
een maximale startmassa heeft van minder dan 250 g, lading inbegrepen, en een maximale vliegsnelheid van minder dan 19 m/s, in het geval van een door particulieren gebouwd onbemand luchtvaartuig.
is gemarkeerd als klasse C0 en voldoet aan de eisen van die klasse.
is gemarkeerd als klasse C1 en voldoet aan de eisen van die klasse en wordt geëxploiteerd met actieve en up-to-date gebrachte systemen voor directe identificatie op afstand en Geo Awareness.
De vluchtuitvoeringen in subcategorie A2 moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
Er wordt niet over niet-betrokken personen gevlogen.
De vluchten vinden plaats op een veilige horizontale afstand van minstens 30 meter van de niet-betrokken personen in het geval van een drone met C2-keurmerk. Voor een drone zonder Cx-keurmerk geldt 50 meter.
De piloot mag de horizontale veiligheidsafstand ten opzichte van niet-betrokken personen verkorten tot 5 meter. Dit mag echter uitsluitend als er een vakkundige evaluatie van weersomstandigheden, prestaties van het onbemande luchtvaartuig en de afstand tot obstakels heeft plaatsgevonden. Daarnaast moet het onbemande luchtvaartuig met een snelheidsbeperking vliegen.
De vluchten worden verricht door een piloot die vertrouwd is met de gebruikershandleiding van de fabrikant van het onbemande luchtvaartuig.
De piloot moet houder zijn van een vaardigheidscertificaat dat door de bevoegde autoriteit is afgegeven.
Een piloot ontvangt het A2-certificaat wanneer aan alle onderstaande voorwaarden, in de aangegeven volgorde, is voldaan:
De piloot heeft een onlineopleiding afgerond en is voor het online theorie-examen geslaagd
De piloot heeft een praktische zelfopleiding afgerond
De piloot heeft verklaard de praktische zelfopleiding te hebben afgerond en is geslaagd voor een aanvullend theorie-examen Dit examen bestaat uit minstens 30 meerkeuzevragen die gericht zijn op het beoordelen van de kennis die de piloot heeft van de technische en operationele maatregelen ter beperking van risico’s op de grond en evenwichtig verdeeld over meteorologie, vliegprestaties van het onbemande luchtvaartuig en technische en operationele maatregelen ter beperking van risico’s op de grond.
De vluchten in deze categorie worden verricht met een onbemand luchtvaartuig dat gemarkeerd is als klasse C2 en dat aan de eisen van die klasse voldoet. Daarnaast moet dit onbemande luchtvaartuig worden geëxploiteerd met actieve en up-to-date gebrachte systemen voor directe identificatie op afstand en Geo Awareness.
De vluchtuitvoeringen in subcategorie A3 moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
Ze worden verricht in een gebied waarin de piloot verwacht dat niet-betrokken personen tijdens de volledige duur van de vlucht geen gevaar lopen
Ze worden verricht op een veilige horizontale afstand van tenminste 150 meter van niet- betrokken personen, woongebieden, commerciële gebieden, industrie of recreatiezones.
Ze worden verricht door een piloot op afstand die met succes een onlineopleiding heeft afgerond en voor een onlinetheorie-examen is geslaagd.
De vluchtuitvoeringen in deze categorie worden verricht met een onbemand luchtvaartuig dat:
een maximale startmassa heeft van minder dan 25 kg
in het geval van een door particulieren gebouwd onbemand luchtvaartuig, gemarkeerd is als klasse C4, voldoet aan de eisen van die klasse en wordt geëxploiteerd met actieve en up-to-date gebrachte systemen voor directe identificatie op afstand en Geo Awareness
gemarkeerd is als klasse C3, voldoet aan de eisen van die klasse en wordt geëxploiteerd met actieve en up-to-date gebrachte systemen voor directe identificatie op afstand en Geo Awareness
gemarkeerd is als klasse C4 en voldoet aan de eisen van die klasse.
Zoals in de introductie besproken is het mogelijk om op verschillende manieren vluchten uit te voeren in de Specific-categorie namelijk door het indienen van een:
Standaard Scenario (STS)
Pre-Defined Risk Assessment (PDRA)
Specific Operations Risk Assessment (SORA)
Voor de laatste mogelijkheden moet voorafgaand aan de vlucht goedkeuring door de ILT plaatsvinden. In het geval van een STS betreft dit enkel een verklaring. Dit gebeurt aan de hand van een exploitatieverklaring (STS) of een exploitatievergunning (PDRA/SORA). Deze goedkeuring geldt niet als een operator in bezit is van een Light UAS Operator Certificate (LUC), dan mag de operator zelf toestemming verlenen. Voor het vliegen onder een van de drie mogelijkheden gelden de volgende regels.
Een operator kan een exploitatieverklaring indienen als de vluchtuitvoering voldoet aan een Standaard Scenario, zoals gedefinieerd in bijlage 6. Het gaat hierbij om vluchtuitvoeringen:
Met onbemande luchtvaartuigen met:
Een maximale kenmerkende afmeting tot 3 meter in VLOS boven een gecontroleerde grondoppervlakte, behalve boven bijeenkomsten van mensen
Een maximaal kenmerkende afmeting van 1 meter in VLOS, behalve boven bijeenkomsten van mensen
Een maximale kenmerkende afmeting tot 1 meter in BVLOS boven dunbevolkte gebieden
Een maximale kenmerkende afmeting tot 3 meter in BVLOS boven een gecontroleerde grondoppervlakte
Die op minder dan 120 meter boven het dichtstbijzijnde punt van het aardoppervlak wordt uitgevoerd, en:
In niet-gecontroleerd luchtruim (klasse F of G), tenzij de lidstaten andere beperkingen opleggen door middel van geografische zones voor onbemande luchtvaartuigen in gebieden waar de kans op ontmoetingen met bemande luchtvaartuigen niet gering is, of
In gecontroleerd luchtruim, overeenkomstig de voor het exploitatiegebied bekendgemaakte procedures, zodat een geringe kans op ontmoetingen met bemande luchtvaartuigen wordt gewaarborgd.
De zogenaamde verklaring van de operator moet minimaal het volgende bevatten:
Administratieve informatie over de operator.
Een verklaring dat de uitvoering van de vlucht voldoet aan de operationele eisen zoals hierboven beschreven en een Standaard-scenario als gedefinieerd in bijlage 6.
De verbintenis van de operator dat hij de relevante risico beperkende maatregelen zal nemen die vereist zijn voor de veiligheid van de vluchtuitvoering
De bevestiging van de operator dat elke vlucht die onder de betreffende verklaring valt, gedekt is door een passende verzekering.
Zodra de verklaring door de ILT is ontvangen en de operator een bevestiging van volledigheid heeft ontvangen mag de operator starten met de vluchtuitvoering.
Om te vliegen volgens een PDRA of een SORA moet de operator een exploitatievergunning aanvragen bij de ILT. Deze aanvraag is gebaseerd op een risicobeoordeling (zie artikel 12 van de wetgeving) en moet de volgende informatie bevatten:
Het registratienummer van de operator
De naam van de aansprakelijke beheerder
De beoordeling van de vluchtuitvoering risico's.
De lijst van risico beperkende maatregelen die door de operator worden voorgesteld
Een operationele handleiding, indien dit vereist is wegens het risico
Een bevestiging van de verzekering
Indien de operatie plaatsvindt in een bijzonder luchtruim: een procedure voor coördinatie met de relevante dienstverlener voor het betreffende luchtruim.
Als de ILT de ingediende PDRA of SORA goedkeurt dan geeft zij de exploitatievergunning af aan de operator. Hierbij wordt het precieze toepassingsgebied gespecificeerd.
Een vlucht binnen de zogenaamde Visual Line of Sight-condities (VLOS) of onder Beyond Visual Line of Sight (BVLOS) condities wordt altijd uitgevoerd onder de Visual Flight Rules (VFR).
Iedereen die straks met een onbemand luchtvaartuig (zwaarder dan 250 gram of met een camera) vliegt, wordt aangemerkt als operator. Je dient je hiervoor aan te melden bij de desbetreffende instantie. Om je als operator te kunnen aanmelden, moet aan een aantal eisen worden voldaan en moet een vaste procedure worden gevolgd. Deze procedure start met het aanmelden via een elektronisch aanmeldingssysteem. Andere lidstaten krijgen twee weken de tijd om tegen deze aanmelding bezwaar in te dienen. Is dit niet gedaan, dan wordt een identificatienummer toegekend. De commissie beheert deze lijst met identificatienummers en houdt deze actueel.
Als operator moet je aan diverse voorwaarden voldoen. Het ontwikkelen van vluchtuitvoering procedures is hierbij cruciaal. De procedures dienen te worden afgestemd op het type vlucht en het daarmee gepaard gaande risico. De operator is verantwoordelijk voor de piloten en andere personeelsleden die bij een operatie betrokken zijn. Ook zij moeten kennis hebben van onder meer de procedures en de gebruikershandleiding van het desbetreffende onbemande luchtvaartuig. Verder dient de piloot over passende vaardigheden te beschikken om een operatie te kunnen uitvoeren.
Daarnaast moet de operator ervoor zorgen dat alle vluchtuitvoeringen gebruikmaken van het radiospectrum en moet deze het efficiënte gebruik ervan ondersteunen, zodat de risico’s beperkt worden
De operator actualiseert de informatie in het Gen Awareness Systeem wanneer deze relevant is voor de plaats van de plande vluchtuitvoering en zorgt ervoor dat:
het onbemande luchtvaartuig vergezeld gaat van de EU-conformiteitsverklaring, inclusief de verwijzing naar de desbetreffende klasse
het geëigende etiket met de vermelding van de klasse op het onbemande luchtvaartuig is aangebracht.
Bij een vluchtuitvoering is het van belang dat de operator ervoor zorgt dat alle betrokkenpersonen die in het gebied van de vluchtuitvoering aanwezig zijn op de hoogte zijn gesteld van de risico's en er uitdrukkelijk hebben mee ingestemd om deel te nemen.
De piloot heeft tijdens de vlucht een grote verantwoordelijkheid over het onbemande luchtvaartuig en het gebied waarin het onbemande luchtvaartuig zich bevindt. Dit gaat gepaard met veel regels en procedures. Piloten in de Specific-categorie moeten onder andere voldoen aan de vastgestelde vaardigheidsvereisten en hebben daarnaast zowel verantwoordelijkheden voorafgaand aan de vlucht als tijdens de uitvoering van de vlucht.
De piloot moet voorzien zijn van alle geactualiseerde informatie die relevant is voor de voorgenomen vluchtuitvoering en die betrekking heeft op alle geografische zones die zijn afgebakend. Verder dient de piloot te waarborgen dat de operationele omgeving verenigbaar is met de beperkingen van de vergunning of verklaring en te waarborgen dat het onbemande luchtvaartuig in zodanige technische staat is dat de vlucht veilig kan worden uitgevoerd. Als laatste moet de piloot iedere relevante belanghebbende voorzien van de informatie over de vluchtuitvoering. Denk hierbij aan de relevante luchtverkeersdiensten, andere luchtruimgebruikers of belanghebbenden.
Gedurende de vlucht moet de piloot nuchter zijn en Fit to Fly en dient hij/zij altijd de beperkingen en voorwaarden van de vergunningen na te leven. De door de operator opgestelde procedures worden nageleefd en de piloot vermijdt te allen tijde het risico op een botsing en zal de vlucht stopzetten als de veiligheid niet te waarborgen is. Verder dient de piloot zich te houden aan alle regels en procedures die door de operator zijn opgesteld. Daaronder wordt ook verstaan dat er niet dichtbij of in gebieden gevlogen mag worden waar noodhulpdiensten actief zijn, tenzij er toestemming van de verantwoordelijke noodhulpdiensten is verkregen. Als de veiligheid tijdens de vlucht in gevaar is, dient de piloot de vlucht altijd af te breken.
Het kan natuurlijk voorkomen dat er tijdens een vlucht iets voorvalt wat je vooraf als piloot niet had (kunnen) voorzien. Een luchtvaartincident is een gebeurtenis die een luchtvaartuig, personen of de omgeving in gevaar brengt of had kunnen brengen. Voorbeelden hiervan zijn:
Een botsing van het onbemande luchtvaartuig met een ander luchtvaartuig, persoon of andere infrastructuur.
Een bijna-botsing van het onbemande luchtvaartuig met een ander luchtvaartuig, een persoon of infrastructuur.
Het onbestuurbaar wegvliegen van het onbemande luchtvaartuig.
Als één van de voorgaande incidenten zich voor heeft gedaan, dien je hiervan altijd binnen 72 uur melding te maken bij de CAA (Civil Aviation Authority ofwel de luchtvaartautoriteit) van het land waar je op dat moment vliegt.
In geval van een voorval met een drone (zoals hierboven beschreven) moet dat worden gemeld bij IL&T op deze pagina. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ongevallen en ernstige incidenten. Dat wordt verder uitgelegd op deze pagina.