De algemene relativiteitstheorie (1916) heeft onthuld dat er een begin is voor alle tijd, materie en ruimte. Deze constatering stond haaks op Einsteins geloof dat het universum statisch en eeuwig was. Einstein noemde zijn ontdekking later ‘irritant’. Hij wilde dat het universum in zichzelf bestond - en dat het niet afhankelijk was van enige oorzaak van buitenaf – maar klaarblijkelijk was het universum een enorm effect. Hoe ‘irritant’ dit ook zal zijn, de algemene relativiteitstheorie ondersteunt een van de oudste argumenten voor het bestaan van een theïstische God: het kosmologische bewijs.
Zie ook: