Voor veel mensen staat de theoretische kennis van de wetenschappen in hoog aanzien. Daarbij wordt vaak vergeten dat de wetenschap zichzelf niet kan funderen. Op deze pagina wil ik laten zien dat theoretische kennis afhankelijk van praktische kennis.
In het dagelijks leven hebben we weinig moeite met weten en waarheid. Enkele voorbeelden:
- Ik weet dat ik vanochtend bij het ontbijt een boterham met kaas heb gegeten.
- Ik weet dat Rome de hoofdstad van Italië is.
- Ik weet dat Napoleon de slag bij Waterloo heeft verloren.
- Ik weet dat 1+1=2 een ware stelling is.
- Ik weet dat een vaas die ik loslaat op de grond valt.
- Ik weet dat er voor mijn huis een esdoorn staat.
- Ik weet dat ik pijn heb in mijn linkerarm.
Pas als wij over deze kennis gaan nadenken, komen verdere vragen. Kan ik een waarheidsaanspraak aantonen, bewijzen?
Ik kan bewijzen dat een vaas die ik loslaat op de grond valt, door hem los te laten. Kan ik bewijzen dat Napoleon de slag bij Waterloo heeft verloren? Ik was er niet bij. Ik heb alleen maar historische beschrijvingen ervan. Zijn die betrouwbaar?
Als wij over de waarheid en de vraag naar waarheid gaan nadenken, verlaten wij al snel de voorstellingswereld van het dagelijks leven. Over waarheid nadenken leidt als theoretisch denken tot waarheidstheorieën. Maar een theorie over de waarheid moeten wij niet met de waarheid verwarren. Bedenk daarbij dat het theoretisch (wetenschappelijk) kennen niet mogelijk is zonder het praktische kennen. Onze vertrouwdheid met de verschijnselen die ons omringen maken het mogelijk ze wetenschappelijk te onderzoeken. Wetenschappelijke abstractie is pas mogelijk als er iets concreets voorhanden is om van te abstraheren.
Wij kennen dus de primaire praktische waarheid uit de dagelijkse levenservaring. Deze waarheid kennen wij zonder diepgaand onderzoek of bewijs. Deze waarheid is niet problematisch.