Het is pas sinds enkele eeuwen (sinds de Verlichting in de 18e eeuw) dat in het Westerse denken de menselijke rede als het ultieme criterium voor kennis is genomen. De Verlichting heet niet voor niets de Eeuw van de Rede. Het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid werd dus niet gedomineerd door autonoom gedachte, menselijke rationaliteit, maar andere factoren. Pas in de Verlichting werd alle uitwendig gezag (van staat, kerk en religie) buiten spel gezet.
Het bijzondere van de godsdiensten of religies is dat zij aan de ene kant altijd omstreden en betwist zijn, aan de andere kant er juist aanspraak op maken echte 'waarheid' te brengen. Het gaat steeds om iets dat werkelijk zo is, om een laatste, diepste werkelijkheid. Zij spreken van een goddelijke werkelijkheid, dat wil zeggen van normen, richtlijnen en verkondiging die niet door mensen bedacht zijn, maar een goddelijke herkomst hebben.
Wat heeft dit te maken met de vraag naar het begin van ons kennen? Heel veel, want het gaat hier om twee rivaliserende standpunten:
1. Vanuit het standpunt van de menselijke autonomie kunnen religie en het bestaan van God hooguit de slotsom van een redenering zijn, als een constructie van ons denken. (Vergelijk Descartes die de zekerheid van de kennis van God baseert op de zelfzekerheid van de kenner: "Ik denk, dus ik ben". Descartes begint bij de mens, om daarna denkend op te klimmen tot God.)
-> Samengevat: Ons kennen/denken beslist over de vraag naar het bestaan van God
2. Maar als de mens en zijn denken niet autonoom zijn, dan is hij afhankelijk van iets hogers, buiten zichzelf, dat het uitgangspunt vormt voor al zijn kennen. Dat hogere is dan niet door mens bedacht, maar dat komt op de mens toe. Er ontstaat een besef bij hem van een diepste grond van al het andere. Als er een Schepper-God bestaat, dan moet Hij wel de dragende grond van al het andere zijn. Dan gaat het ook niet aan om bij onszelf te beginnen, en om onze rationaliteit als criterium te nemen. Waarom zou de mens de maat van alle dingen zijn? Waarom zou de mens de beslissende autoriteit over alle dingen zijn?
-> Samengevat: God is de grond, bron en norm van ons bestaan en kennen, ja, van ons hele wezen.
A priori kunnen we niet weten welke van de twee alternatieven de juiste is. Als we volgens standpunt 1 God of een bovennatuurlijke werkelijkheid bij voorbaat buiten sluiten, dan zullen we hiermee ook geen rekening houden of er iets over te weten komen. Als we wel rekening houden met een bovennatuurlijke werkelijkheid, die mogelijk de diepste werkelijkheid is, dan beperken we ons niet bij voorbaat.
Er wordt door atheïsten wel beweerd dat theïsten zich beperken door alles vanuit God te willen verklaren, terwijl atheïsten een veel opener visie zouden hebben. Er wordt ook wel beweerd dat theïsten een extra (overbodige) aanname doen door het bestaan van God bij hun verklaringen te betrekken. Dat zou volgens Occams razor niet de voorkeur hebben. Zoals hierboven is beargumenteerd is het echter nog maar de vraag of methodisch naturalisme/atheïsme ons werkelijk de antwoorden kan geven op de grondvragen van de mens:
Waar kom ik vandaan? Wat is mijn oorsprong?
Wat doe ik hier? Wat is de zin van mijn leven?
Waar ga ik naartoe? Wat is mijn bestemming?
Als God bestaat, dan is het niet tegenstrijdig of irrationeel om van Hem te verwachten, dat Hij ons informeert over de wereld die Hij geschapen heeft. De Bijbel claimt het woord van God te zijn en de weg tot ware kennis en de ware werkelijkheid:
"Het begin van alle kennis is ontzag door de HEER; een dwaas veracht de wijsheid en weigert elk onderricht." Spreuken 1:7 (Nieuwe Bijbelvertaling)
"Wijsheid begint met ontzag voor de HEER, inzicht is vertrouwdheid met de Heilige." Spreuken 9:10 (Nieuwe Bijbelvertaling)