Amerikaanse studies hebben bevestigd dat wetenschappers minder vaak gelovig zijn dan andere mensen. En Nobelprijswinnaars zijn bijna nooit gelovig. Dat is misschien interessant om te weten, maar wat zegt het? Betekent dit nu dat God niet bestaat?
Er zijn nog wel meer verschillen tussen bevolkingsgroepen te vinden met betrekking tot het geloof in God:
Is het dus zo dat Zweedse, mannelijke stedelingen het beter weten dan Amerikaanse, vrouwelijke dorpelingen? Nee, natuurlijk niet. Dit verschil is interessant, maar het is geen argument!
Of wat te denken van het volgende argument: Wetenschappers zijn slimmer dan andere mensen. Slimme mensen kunnen beter beoordelen of God bestaat dan domme mensen. En hoe slimmer mensen zijn, hoe beter ze het kunnen beoordelen. Ook dat argument gaat niet op. Het is een volstrekt onbewezen aanname dat een hoog IQ iemand helpt om beter te beoordelen of er een god is.
Een andere mogelijkheid is dat wetenschappers een speciale deskundigheid hebben die andere mensen minder of helemaal niet hebben. Die deskundigheid zou hen dan in staat stellen om beter dan anderen te beoordelen of er een god is. Wetenschappers zijn getraind in het onderzoeken van de werkelijkheid en het beoordelen van bewijzen. Hun oordeel over het bestaan van God is daaroim betrouwbaarder dan dat van niet-wetenschappers.
Klopt dat? Dat hangt er van af of de deskundigheid van wetenschappers geschikt is om te oordelen over het bestaan van God. Als bijvoorbeeld een loodgieter je huis doorzoekt en zegt: 'Ik geloof niet dat er een watermeter in uw huis zit', dan zijn we geneigd het met hem eens te zijn. Meer dan de gemiddelde Nederlander hebben loodgieters verstand van watermeters. Als een loodgieter geen watermater vindt, dan is er waarschijnlijk geen watermeter.
Maar hoe zit dat met wetenschappers en God? Hebben wetenschappers een bijzondere expertise op het gebied van Gods bestaan? Dat zou misschien zo zijn als God zoiets was als een molecuul, een zwarte gat of een magnetisch veld. God is dan een onderdeel van de kosmos. Zijn bestaan moet in dat geval op dezelfde manier onderzocht en bewezen worden als quarks, elektronen en planeten.Voor zover gelovigen denken dat God een wezen is dat zich ergens in het heelal verbergt, zoals een vliegende theepot, klopt dit argument dus. Maar dat is niet wat gelovigen beweren. God is geen wezen dat je kunt vergelijken met een meteoriet, een planeet of een atoom.Wie in één ding uitblinkt, hoeft nog geen verstand te hebben van andere dingen. Goede wetenschappers zijn vaak uiterst onnozel in bijna alles buiten hun eigen vakgebied. Wetenschappers kunnen domme politieke standpunten innemen, en zij kunnen hun gezin naar de bliksem helpen.Wetenschappers kunnen ook buitengewoon immoreel zijn. Niets menselijks is hen vreemd. Kortom, er is geen enkele reden om aan te nemen dat wetenschappers wijzer, moreler of spiritueler zijn dan andere mensen - ook het tegendeel niet, trouwens.
Biologen hebben verstand van biologie, filosofen van filosofie, bankdirecteuren van economie. Waarom zouden natuurwetenschappers dan experts zijn als het over God gaat? Het feit dat wetenschappers gemiddeld genomen minder gelovig zijn dan andere mensen is dus op geen enkele manier een argument tegen het bestaan van God.
Geraadpleegde bronnen:
Paas, S. en Peels, R., God bewijzen. Uitgeverij Balans, Amsterdam 2013, p107-111