Het rationalisme beweert dat de enige bron en norm van kennis de ideeën in onze geest zijn, die kenbaar zijn door het verstand alleen. Echter, het is onmogelijk om - los van ons verstand - te testen of deze ideeën wel kloppen. Er is in het rationalisme geen brug tussen de interne ideeën en de externe wereld.
De grondlegger van het rationalisme was René Descartes (1596-1650). Hij wilde een methode ontwerpen om onze geest te zuiveren van alle vage en twijfelachtige ideeën, van alles waaraan getwijfeld kon worden. Wat was dat fundament? Het enige ding waaraan Descartes niet kon twijfelen, was zijn eigen mentale proces van twijfelen. Zelfs al zijn al mijn ideeën illusies, dan is er nog altijd mijn zelf dat twijfelt. Dit is de bron van zijn beroemde uitspraak: "Ik denk, dus ik besta" (Cogito, ergo sum). Hij hoopte dat heldere ideeën in onze geest de zekere basis zouden zijn om onze kennis opnieuw op te bouwen.
De keuze voor de ratio als de bron van alle kennis kan echter niet rationeel onderbouwd worden. Het rationalisme kan de oorsprong van de ratio niet verklaren. Het kan ook niet met zekerheid stellen dat andere kennisbronnen (zoals waarneming, openbaring, getuigenis van anderen) onbetrouwbaar zijn.
Met andere woorden: de keuze voor het rationalisme is zelf niet rationeel.