Volgens Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal is speculatie in de filosofie een beschouwing of bespiegeling die uitgaat boven het feitelijk of logisch bewijsbare.
De woorden 'speculatie' en 'speculatief' worden vaak in negatieve zin gebruikt, in contrast met 'feit' en 'feitelijk'.
Toch is het nuttig om te onderkennen dat er verschillende soorten van speculatie zijn, afhankelijk van de context.
1) Waar men empirische bewijsbaarheid eist, zal het ontbreken van dergelijk bewijs als speculatie wordt getypeerd. Dit gebeurt bijv. in de moderne natuurwetenschap. Eigenlijk is speculatie dan hetzelfde als een hypothese of vooronderstelling. Daar is niets mis mee. Het is ook gebruikelijk dat bij de verdediging van een proefschrift aan de promovendus wordt gevraagd om te speculeren over bepaalde zaken. Men vraagt dan om een reflectie op bepaalde gegevens: Hoe zou men deze kunnen verklaren? Welke gevolgtrekkingen zou men kunnen maken? Welk nieuw onderzoek zou men kunnen doen?
2) De filosofie is geen empirische wetenschap. Daar kan men de eis van empirische bewijsbaarheid dus niet stellen. In de filosofie zou men een bewering 'puur speculatief' kunnen noemen als er geen argumenten worden gegeven voor de bewering. Merk op dat bewijzen andere 'dingen' zijn dan argumenten. Er bestaan geen Godsbewijzen in de absoluut wiskundig-logische zin van het woord; er bestaan wel Godsargumenten.
Voetnoot
Het woord speculatie is in het Latijn speculatio, dat afkomstig is van specula (uitzichttoren), niet van speculum (spiegel). De vertaling 'bespiegeling' moet door een misverstand ter wereld zijn gekomen.