De betekenis van het woord 'god' is afhankelijk van de culturele, theologische of filosofische context waarin het woord gebruikt wordt.
- Bij polytheïstische volkeren wordt met 'goden' bovenmenselijke, machtige wezens aangeduid. De grootste hedendaagse polytheïstische religies zijn hindoeïsme, de traditionele Chinese godsdiensten en shintoïsme. Voorbeelden van uitgestorven polytheïsmen zijn de Oud-Griekse godsdienst, de Oud-Egyptische godsdienst, de Romeinse religie, de Oudsaksische godsdienst, de Noordse godsdienst en de Keltische godsdienst.
- Bij monotheïsten is 'god' of 'God' een aanduiding voor een hogere macht, een Opperwezen, die de kosmos heeft doen ontstaan: de Schepper. Eigenschappen die meestal aan dit Opperwezen worden toegeschreven zijn:
- persoon
- machtig
- alwetend
- alomtegenwoordig
- volkomen goed (moreel perfect)
- eeuwig
- onveranderlijk
- schepper van wat God niet is
- noodzakelijk bestaand
- uniek.
Van de wereldgodsdiensten zijn het jodendom, het christendom en de islam monotheïstische religies.
Vragen:
- Als er één God of als er meer goden bestaan, hoe kun je dat iets over hen te weten komen? Hoe kom je iets te weten over hun eigenschappen?
- Kun je de eigenschappen van god/goden beredeneren met je verstand of ben je afhankelijk van openbaring?
- Wat is het verschil tussen een persoonlijke God en een onpersoonlijke kracht?
- Wat is het verschil tussen 'de god van filosofen' en 'de God van Abraham, Isaak en Jakob'?
Van Pascal (1623-1662) is een verslag van een Godservaring bewaard gebleven. Na zijn dood vond men in de voering van een kledingstuk van Pascal handschriften van hem. Het was een getuigenis in tweevoud op perkament en papier dat zo begint:
'Het genadejaar 1654
Maandag 23 november (...) vanaf ongeveer half elf 's avonds tot ongeveer half één 's nachts.
VUUR
God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van 'Jezus Christus' (...)