Op een dag ontmoet de boswachter in het bos een wandelaar die paddenstoelen aan het verzamelen is. Tussen hen ontstaat het volgende gesprek. Boswachter: Ik zie dat u paddenstoelen aan het plukken bent.
Wandelaar: Ja, dat klopt. Dat is toch niet verboden?
B: Nee hoor, in dit bos groeien geen beschermde soorten. Ga gerust uw gang.
W: Oh, gelukkig.
B: Maaruh, als ik vragen mag: wat gaat u doen met deze paddenstoelen?
W: Ik pluk ze voor de consumptie. Ik ga er een lekker soepje van koken.
B: Dat lijkt me niet zo verstandig, want deze knolamaniet is giftig. Je kunt er zelfs dood van gaan.
W: Dat geloof ik niet.
B: Ik geloof van wel. Sterker nog, ik wéét dat het zo is.
W: Dus u bent het niet met mij eens?
B: Inderdaad.
W: Dat getuigt dan van weinig respect voor mijn geloof. Hoe komt u er trouwens bij dat deze paddenstoelen giftig zijn?
B: Dat heb ik gelezen in een betrouwbare paddenstoelengids van Elsevier.
W: Oh, die ken ik. Die heb ik ook, maar ik interpreteer dat anders dan u.
B: Dus u denkt dat ze daardoor niet meer giftig zijn?
W: Inderdaad. En ik geloof dat als u ze zou eten, dat u ook niet dood zou gaan.
B: Hmm. Mag ik u bedanken voor dit aanbod?
W: Zo u wilt, maar wilt u mij dan vrij laten om te geloven en te eten wat ik wil?
B: Zoals u wilt. Dus u wilt niet gewaarschuwd worden voor dodelijk gevaar? En u vindt het respectloos van mij dat ik u hierop wijs?
W: Nogal. Als u mij nu mijn waarheid gunt, dan gun ik u de uwe.
B: Zoals u wilt. Een prettige dag verder!
W: Dank u wel.
B: En…
W: Ja?
B: Eet u smakelijk!