kwartier west

Fort van Brasschaat

Maakt deel uit van de buitenlinie van de verdedigingsgordel rond Antwerpen. Het fort is gebouwd in 1909-1912. De gebouwen van ongewapend beton staan op een driehoekig forteiland.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog is er niet gestreden aan het fort van Brasschaat.

Na 1918 werd de bewapening gemoderniseerd en het fortgebouw aangepast voor gasaanvallen. De westelijke fortgracht maakt vanaf 1939 deel uit van de Antitankgracht.

Eind jaren 1970 probeerde het Belgische leger het fort op te blazen. De verwoesting van de linkervleugel van het fort is hiervan het gevolg. Het fort is nog steeds militair domein en wordt onder andere gebruikt als museum voor artilleriestukken en de geschiedenis van het kamp van Brasschaat. Enkele ondergrondse delen vormen een vleermuizenreservaat, beheerd door Natuurpunt vzw afdeling Antwerpen Noord. De gracht wordt gebruikt als visvijver.

Klein Schietveld

Het is tevens het oudste van de twee schietvelden. Hoewel reeds in gebruik sinds 1820 wordt het pas in 1852 eigendom van de Belgische Staat. Tot in 1959 werd er nog onteigend om het schietveld uit te breiden. Op een zeker ogenblik raakte het gebied de noordgrens met Kalmthout. Hier stopte de uitbreidingen daar de Kalmthoutse grond een pak duurder bleek om te onteigenen.

Voornaamste overblijvende getuige van de schietoefeningen met zware vuurwapens op dit terrein is het keienfortje, ook wel hertenfortje genoemd. Het bouwwerkje werd als doelwit gebruik voor het testen van de zwaarst gekende kalibers in 1886. Op basis van de resultaten werd de betonsamenstelling op punt gesteld waarmee de forten van Luik en Namen werden gebouwd.

Vanaf 1894 vinden de schietoefeningen plaats op het Groot Schietveld. Hierdoor kwam er ruimte voor andere activiteiten op dit domein.

Er wordt een mess voor officieren geplaatst en ook een ijskelder die bijna nog geheel intact is. Verder worden logementblokken opgetrokken langsheen de grenzen van dit park. Tussen 1910 en 1914 krijgt het kamp stilaan zijn huidige vorm. Kanon en paard krijgen een centrale rol in de opbouw van het kamp. Naast stallen komen 4 grote logementblokken en enkele administratieve gebouwen. Meteen wordt de aankoopdienst voor paarden voor gans het Belgische leger gevestigd in Brasschaat. Als gevolg hiervan wordt het ganse kamp volgebouwd met maneges en stallen. Rondom het kamp volgde eenzelfde reflex en schoten maneges als paddenstoelen uit de grond.

Tijdens de zelfde periode wordt het eerste militaire vliegveld aangelegd en niet veel later ziet de eerste vliegschool het licht. In 1911 vlogen de eerste militaire vliegtuigen van die tijd, de Farmans, boven Brasschaat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd op de landingsstrip een krijgsgevangenkamp opgericht door de Duitsers.

Na de oorlog wordt een school voor licht vliegwezen geïnstalleerd die in 2006 zou sluiten.

het vliegveld

Op 23 maart 1911 besloot het Opperbevel ook een School voor Militaire Luchtvaart op te richten te Brasschaat op een terrein dat al door de artillerie en sinds 1887 ook door de Genie gebruikt werd voor o.a. ballonobservaties.

Zo werd op 1 mei 1911 het eerste militaire vliegveld van België ingehuldigd op Brasschaat-Polygoon.

Het plein had een lengte van 4 km en was 500 m breed. Op 16 april 1913 werd in Brasschaat het eerste Squadron van de 'Compangie des Aviateurs', de voorloper van de Belgische Luchtmacht, opgericht.

Hier zouden voor 1914, alle toekomstige Belgische militaire vliegers school lopen.

In 1914 moest het vliegveld ontruimd worden voor de oprukkende Duitse troepen.

De periode tussen de twee wereldoorlogen zal het vliegveld vooral verder ingezet worden voor de opleiding van de luchtwaarnemers. Gezien het kamp van Brasschaat de plaats is waar de Belgische artillerie oefent is dit de beste plaats waar deze opleiding kon doorgaan.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd op de landingsstrip een krijgsgevangenkamp opgericht door de Duitsers.

Na 1944 bleven er van het kamp te Brasschaat slechts puinhopen over. De school werd heringericht te Helchteren maar kon na een vlugge herstellingswerken al terug verplaatst worden naar Brasschaat in 1946.

De artillerie had altijd zijn waarnemers nog nodig die vanuit de vliegtuigen hun werk doen. Tijdens de tweede wereldoorlog zelf werden door de geallieerden eenheden van de luchtmacht opgericht die dit werk deden (Air Observation Post). Gezien dit (lucht-) wapen zijn diensten gaf aan de artillerie werd dit weerom in Brasschaat opgericht. Het werd de thuisbasis van de vliegschool en een observatiesquadron. Deze luchtmachteenheid zal zich vanaf 1948 verder ontwikkelen als een wapen van de landmacht.

Later wordt het vliegveld vooral gebruikt als reserve vliegveld waarin de Aëroclub de voornaamste gebruiker zal worden. Het Belgisch leger gebruikte het nog regelmatig om oefeningen te doen met helikopters en andere kleine vliegtuigen in samenwerking met eenheden die er trainen voor bijvoorbeeld buitenlandse opdrachten.

Sedert 1 april 2016 wordt het vliegveld Brasschaat ook weer militair gebruikt voor training en politieondersteuning met drones.