DE 17DE INFANTERIEDIVISIE

De 17de Infanteriedivisie (17ID), een infanteriedivisie van de tweede reserve is een onderdeel van het Vde Legerkorps. De bevelhebber is Generaal-majoor Raoul Daufresne de la Chevalerie. Hun standplaats is de Versterkte Positie Antwerpen. Hun commandopost bevindt zich aan de Steenstraat 65 te Ekeren.

De 17de Infanteriedivisie beveiligt de noordelijke sector tussen Lillo aan de Schelde en de spoorlijn Essen-Kapellen.

Samenstelling

  • Hoofdkwartier
  • 7de Regiment Jagers te Voet : bezet de centrale ondersector ten noorden van Stabroek. Geïntegreerd in de stelling van het 7J bevinden zich enkele verouderde forten van de VPA, het Fort van Stabroek en de Schans van Smoutakker.
  • 8ste Regiment Jagers te Voet : bemant stellingen op de rechterflank vanaf het fort van Ertbrand tot aan de spoorlijn Essen-Kapellen
  • 9de Regiment Jagers te Voet : bezet de linker ondersector tussen de Schelde en Berendrecht
  • 25ste Regiment Artillerie : Deze bestaat uit twee groepen : de groep I/25A komt op 27 januari 1940 aan te Hoevenen. De 2de en de 3de Batterij worden te Hoevenen ontplooid als direct steunelement van het 7J. De 1ste Batterij gaat in stelling in het fort aan de Oude Kruisschans in steun van het 9J. De 2de groep (II/25A) wordt vanaf 26 januari 1940 te Kapellen ontplooid en in directe steun van het 8J geplaatst.
  • 17de Bataljon Genie : Het 17Gn levert geniesteun aan de eenheden van de divisie waar nodig. Het bataljon telt ongeveer 450 militairen verdeeld over twee compagnies genie. Hun opdrachten:
        • Vernielingswerken: voorbereiding van wegvernielingen tussen Antwerpen en de Belgisch-Nederlandse grens ten noorden van de anti-tankgracht. Voorbereiding van de vernietiging van observatieposten die door de vijand zouden kunnen gebruikt worden. (de kerktorens van Zandvliet, Berendrecht, Putte, Kapellen en Stabroek. Voorbereiding van de vernieling van bruggen over de anti-tankgracht.
        • Constructiewerken: de constructie van schuilplaatsen en schootsstellingen voor mitrailleurposten in de sector van de 17Div.
        • Communicatiewerken: het bouwen van loopbruggen voor de infanterie over het Schijn in het achtergebied van de divisie.
        • Speciale verdedigingswerken: de voorbereiding tot het inunderen van de streek rond Lillo met zeewater uit de Schelde. Het opwerpen van anti-tankhindernissen te Berendrecht en Kapellen. Verbetering van schootstellingen voor anti-tankkanonnen en mitrailleurs in het fort van Ertbrandt.
  • 17de Compagnie Transmissietroepen : De 17de Compagnie Transmissietroepen (17TTr), een verbindingseenheid van het Regiment Transmissietroepen en onderdeel van de 17de Infanteriedivisie, met als bevelhebber Luitenant C. Buchet had van 26 januari 1940 Ekeren als standplaats.
  • (Wielrijdersgroep 17ID) : zij werden toegewezen aan het Iste legerkorps
  • Lichte Ambulance 17ID (Geneesheer Luitenant J. Flasse)
  • Compagnie Intendance 17ID (Luitenant P. Van Praag) - De Compagnie Intendance installeert zich te Ekeren samen met de Staf/17Div
  • Transportkorps 17ID
  • Staf (Kapitein-commandant B. Lequeux)
  • Autopeloton voor Artilleriemunitie (Lt E. Goedertier)
  • Autopeloton voor Ravitaillering (Lt M. Devos)
  • Autopeloton voor Materieel (Lt J. Dumont)
  • Atelier voor Herstelling van het Wagenpark (Lt A. Rogghe)
  • Provoost

Tijdelijke Eenheden toegevoegd aan de 17ID

  • Vde Groep 4de Regiment Legerartillerie V/4LA : De Vde Groep staat opgesteld te Hoevenen ten noorden van de Antwerpse haven.
  • 11de Batterij IVde Groep 3de Regiment Legerartillerie (TBC) : De inzet en de posities van de 11de Batterij zijn niet met zekerheid te bepalen. De 11de Batterij was initieel afgedeeld bij de 17de Infanteriedivisie aan de noordrand van de Versterkte Positie Antwerpen maar zou daar nooit zijn toegekomen. (Volgens een studie uitgevoerd door Defensie in 1971 zou de batterij aangehecht zijn aan de 9de Infanteriedivisie die vanuit zijn hoofdkwartier te Heist-op-den-Berg de sector Herentals – Eindhout van het Albertkanaal verdedigd).
  • 2de Compagnie Getrokken C47 6ID (Luitenant R. Tasier)


WEETJE

Generaal-Majoor Raoul Daufresne de la Chevalerie (1881-1967)

De toekomstige generaal-majoor was in 1903 aanvaller in het eerste elftal van Cercle Brugge. Hij speelde 35 wedstrijden (6 doelpunten) tot einde 1907. In 1908 trok Daufresne naar stadsrivaal Club Brugge en speelde er vier seizoenen. In 1912 stopt hij, na 98 wedstrijden en 13 doelpunten in eerste klasse.

Bij de aanvang van de Eerste Wereldoorlog was de 33 jarige Daufresne de la Chevalerie officier in de infanterie. Hij klom op tot de rang van kapitein tegen eind 1918. Hij verliet aan het einde van de oorlog het leger voor zette zijn sportieve (en vervolgens commerciële) carrière met succes verder.

Hij werd ook de trainer van het Belgisch voetbalelftal, dat olympisch kampioen werd tijdens de Olympische Zomerspelen 1920.

Alsof dat nog niet genoeg was, nam Daufresne de la Chevalerie tijdens die Olympische Zomerspelen 1920 deel als speler van de Belgische hockeyploeg die de bronzen medaille behaalde. Hij nam eveneens deel aan de kwalificaties in het tennis...

Daarna was deze aristocraat actief als ondernemer. Daufresne werd als reserveofficier een aantal maal bevorderd en klom tot de rang van generaal-majoor in de Belgische landmacht. In 1940 werd hij bevelhebber van de 17ID.

Generaal-Majoor Raoul Daufresne de la Chevalerie (1881-1967) werd door de Duitsers gevangengenomen maar kon ontkomen en trok naar Groot-Brittannië. In augustus 1941 werd Daufresne, die inmiddels bevorderd was tot luitenant-generaal, bevelhebber van de Belgische landmacht in Groot-Brittannië als opvolger van Victor van Strydonck de Burkel. Daufresne bleef bevelhebber tot augustus 1942 en werd opgevolgd door Jean-Baptiste Piron.

Maar de benoeming van generaal Raoul Daufresne de la Chevalerie tot bevelhebber van de landstrijdkrachten iwas niet bepaald gelukkig te noemen. De man was gecultiveerd en sportief en sprak behalve Frans behoorlijk Nederlands en Engels. Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht had hij als bevelhebber van de 17de Infanteriedivisie enige ervaring opgedaan in het commanderen van grote eenheden. Daufresne was echter ook een aristocraat pur sang, die weinig voeling had met zijn manschappen en door zijn hautaine houding nooit echt geliefd wist te maken.

Piron, die Daufresne eind 1942 zou opvolgen, was niet erg lovend over de adellijke ‘salonofficier’. In zijn memoires schreef hij:

‘Op een dag ontmoette ik bij de kleermaker de reserve luitenant-generaal aan wie het bevel over de kleine landmacht was toevertrouwd. In 1914 was hij cavalerieofficier, maar op zijn verzoek was hij overgeplaatst naar de infanterie. Hij had daar eerlijk gestreden. In 1918 verliet hij het leger om zijn talenten als salonjonker in meer winstgevende zaken uit te oefenen. Hij verliet de dienst als kapitein en tijdens de twintig jaar vrede had hij een bevordering gekend die hem als actief militair niet zou zijn te beurt gevallen. Hij had dit te danken, zo zegde men, aan de bescherming van een zeer hooggeplaatste vriend. Tijdens de mobilisatie van 1939 had hij, met de graad van generaal-majoor, het bevel gekregen over een divisie van de tweede reserve.

Hij was op spectaculaire wijze in Groot-Brittannië aangekomen, na een gemakkelijke reis van Marseille naar Londen, via de Verenigde Staten, en dit, welteverstaan, in luxeklasse…

De generaal had in de mess zondagse tea-parties en woensdagse lunch-parties ingevoerd. Hij had, met de subsidies van het ministerie, een klein salon laten inrichten met daarin roze zetels en divans. Daar ontving hij de mooiste meiden uit het gezelschap. Hij was elegant, het haar opgesmukt, zeer sportief, goed “geconserveerd” ondanks zijn zestig jaar, en men fluisterde dat hij nog bewonderenswaardige scores haalde bij de dames.’(2)

Daufresne en zijn protégés slaagden er niet in een korpsgeest te creëren, hoewel dat een absolute voorwaarde was om van de verschillende eenheden een efficiënte oorlogsmachine te maken. Ondanks de aangroei van het effectief door de instroom van vrijwilligers en dienstplichtigen en ondanks de levering van behoorlijk materieel zou de landmacht ruim een jaar lang verscheurd worden door ruzies en er brak zelfs muiterij uit.