Wedergeboorte

Wat is Wedergeboorte

*Wat is Wedergeboorte? * en *Wie worden Wedergeboren? *

door Ad Klinkert

Nota: Dit artikel werd ons spontaan aangeboden door Ad Klinkert en met zijn toestemming gepubliceerd, waarvoor onze oprechte dank. Ad is lid van een kleine bijbelgroep in Amsterdam.

_________________________________________________________________________________________



*“Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het

koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees is geboren, is vlees,

en wat uit de geest is geboren, is geest. Verwonder u niet omdat ik tot

u zei: Gijlieden moet wedergeboren worden.” *


*Johannes 3:5-7 *


------------------------------------------------------------------------


*1. Inleiding*


De directe aanleiding tot het maken van deze verhandeling is een artikel in “/De Wachttoren/”[1] <#_ftn1> van 15 februari 1982. In het bewuste artikel wordt gesteld, (ik citeer): “… dat een beperkt aantal mensen, op basis van Jezus’ slachtoffer, wordt uitgekozen om als mederegeerders van zijn Zoon in het hemelse Koninkrijk te regeren (Genesis 3:15, 2 Timotheüs 4:7, 8, 18). In het geval van al dezen is het beslist noodzakelijk dat zij, evenals Christus Jezus eerst ‘wederom geboren’ worden (Johannes 3:3). Gods voorziening voor redding op basis van Christus’ slachtoffer is echter niet beperkt tot degenen die een hemelse hoop hebben.” Verder lees ik: “Als gevolg van Satans opstand en de ongehoorzaamheid van Adam en Eva, trof Jehovah[2] <#_ftn2> er regelingen voor dat een bevoorrechte groep, die hij zal gebruiken om zijn oorspronkelijke voornemen te verwezenlijken, een hemelse beloning ontvangt. Alleen dezen worden ‘wederom geboren’” (pag. 8 en 9 van bovengenoemde /Wachttoren)./

Mijn bezwaar tegen dit onderdeel van de leer van het Wachttorengenootschap [in dit geschrift verder kortweg het “Genootschap” genoemd] richt zich op haar onderwijs dat de wedergeboorte niet nodig is (anders dan voor een beperkt aantal gelovigen die worden uitgekozen om als mederegeerders van Gods Zoon in het hemelse Koninkrijk te regeren).

Naar mijn mening geeft het Genootschap een verkeerde uitleg aan de woorden van onze Heer, neergeschreven in Johannes 3:5-7. Daar zegt de Heer dat wedergeboorte nodig is teneinde het Koninkrijk van God te kunnen binnengaan. Dit drukt ons op het belang en de noodzaak van de wedergeboorte. Teneinde dit belangrijke onderwerp ordelijk uit de doeken te kunnen doen, zal ik eerst aandacht schenken aan:

*2. De zondeval en zijn gevolgen *

Op de ongehoorzaamheid van het eerste mensenpaar, waarvan in Genesis 3 verslag wordt gedaan, volgde het oordeel van Jehovah God. Dit hield o.a. in dat Adam en Eva een moeitevol bestaan op een vervloekte aardbodem zouden hebben, waaraan door de dood een einde zou komen. De gevolgen van dit vonnis bleven niet beperkt tot hen alleen. Ook het nog ongeboren mensengeslacht werd in deze straf betrokken: “Daarom, zoals door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” (Romeinen 5:12)

* Adam en Eva waren na hun overtreding niet in staat kinderen voort te brengen die vrij zouden zijn van de gevolgen van de val (Job 14:4). Door overerving hebben wij allen een zondige aard, een zondige natuur, een zondig hart en een sterfelijk leven gekregen. Uit dit zondige hart komen de boze gedachten en daden voort (Mattheüs 15:18-20). Bijgevolg zijn wij allen zondaars, voor God dood in zonden en misdaden, op wie de toorn van God rust. Niemand vormt hierop een uitzondering.

Leest u a.u.b. Romeinen 3:9-18 en 23 en Efezi?rs 2:1-3. In deze Schriftgedeelten komt duidelijk tot uitdrukking hoe verdorven de mens door de zondeval is. De Bijbel leert ons echter nog meer: wij zijn niet in staat onszelf te verbeteren en ons daardoor voor God aanvaardbaar te maken. Hierover gaat het nu volgende stukje.

*3. De noodzaak van een Wedergeboorte *

In de Heilige Schrift wordt de zinnelijke, zondige, van God afgekeerde levensrichting van de natuurlijke mens aangeduid met woorden als het “vlees”, het “zondige lichaam”, de “oude persoonlijkheid” en de “fysieke mens”. In Johannes 3:6 zegt de Heer: “Wat uit het vlees is geboren, is vlees, en wat uit de geest is geboren, is geest.” Hiermee wil de Heer zeggen /dat er een niet te overbruggen kloof bestaat tussen het vlees en de geest/. In Johannes 6:63 lezen wij: “Het is de geest die levengevend is; het vlees is volstrekt van geen nut. De woorden die ik tot u heb gesproken, zijn geest en zijn leven.” Met andere woorden: /het vlees kan niets doen om zichzelf voor God aanvaardbaar te maken en daardoor het leven te verwerven,/ evenals een dode niets kan doen om weer levend te worden (vgl. Galaten 2:21; 3:21).

Een voorbeeld uit de dierenwereld kan dit wellicht verduidelijken. Wij kunnen door dressuur een kat leren bepaalde kunstjes te doen en dit kan onder gunstige omstandigheden goed gaan. Laten wij evenwel een muisje los in de omgeving van de kat, terwijl hij juist met zijn kunstje bezig is, let dan op wat er gebeurt. De kat zal zeker zijn ware aard niet verloochenen maar onmiddellijk achter het muisje aangaan. Zo is het ook met ons. Door opvoeding en zelfdressuur kunnen wij heel wat bereiken.

Als echter op een kwade dag het vernisje loslaat en onze ware aard zich in alle heftigheid openbaart, dan schrikken wij van onszelf. Op dat ogenblik blijkt dat wij onze ware aard niet hebben kunnen veranderen.

Vandaar dat onze Heer zegt: “Wat uit het vlees is geboren, is vlees ... Het is de geest die levengevend is; het vlees is volstrekt van geen nut.”

Andere uitspraken over dit onderwerp zijn: “Gij (waart) /slaven/ van de zonde.” (Romeinen 6:17) Een slaaf is iemand die eigendom is van een ander. Hij is aan die ander onderworpen en moet diens wil doen. Zo is het ook met ons. Wij zijn gebonden aan de zonde en kunnen er niet van loskomen. Onze onderworpenheid aan de zonde blijkt ook uit de volgende woorden: “… ik ben vleselijk, /verkocht/ onder de zonde. Want wat ik uitwerk, weet ik niet. Want wat ik wens, beoefen ik niet, maar wat ik haat, dat doe ik. Indien ik echter doe wat ik niet wens, stem ik toe dat de Wet voortreffelijk is. Maar nu bewerk ik het niet meer, doch de zonde die in mij woont. /Want ik weet dat er in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, niets goeds woont/; want het vermogen om te wensen is wel bij mij aanwezig, doch niet het vermogen om dat wat voortreffelijk is uit te werken. Want het goede dat ik wens, doe ik niet, maar het slechte dat ik niet wens, dat beoefen ik. … Naar de innerlijke mens schep ik werkelijk behagen in de wet van God, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is. Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat? …” (Romeinen 7:14-25)

De apostel Paulus is heel duidelijk in zijn uitspraken over het vlees, over de natuurlijke, ongeestelijke, onwedergeboren mens. Leest u maar eens wat hij verder zegt: “Want zij die in overeenstemming met het vlees zijn, zetten hun zinnen op de dingen van het vlees, maar zij die in overeenstemming met de geest zijn, op de dingen van de geest. /Want het bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest betekent leven en vrede; want het bedenken van het vlees betekent vijandschap met God, omdat het niet onderworpen is aan de wet van God, wat het trouwens ook niet kan zijn. Daarom kunnen zij die in overeenstemming met het vlees zijn, God niet behagen./” (Romeinen 8:5-8)

_ _

De apostel Johannes onderscheidt de mensheid als volgt: “Gij spruit uit God voort, kindertjes, en gij hebt die [personen] overwonnen, omdat /hij die in eendracht met u is/, groter is dan hij die in eendracht met de wereld is. /Zij spruiten uit de wereld voort/; daarom spreken zij [dat wat voortkomt] uit de wereld, en de wereld luistert naar hen. /Wij spruiten uit God voort/. Wie de kennis van God verwerft, luistert naar ons; wie niet uit God voortspruit, luistert niet naar ons. Op deze wijze onderkennen wij de ge?nspireerde uiting van waarheid en de geïnspireerde uiting van dwaling.” (1 Johannes 4:4-6) “Wij weten dat een ieder die uit God geboren is, geen zonde beoefent, maar Degene die uit God geboren is, waakt over hem, en de goddeloze krijgt hem niet in zijn greep. /Wij weten dat wij uit God voortspruiten, maar de gehele wereld ligt in de [macht van de] goddeloze.”/ (1 Johannes 5:18, 19) Judas spreekt over afscheidingen binnen de Gemeente, die veroorzaakt worden door /“dierlijke [mensen], die geen geestelijke gezindheid hebben.”/ (Judas 19)

Met deze overvloed aan uitspraken Gods hebben wij inzicht gekregen in de VERDORVENHEID en ONVERBETERLIJKHEID van de gevallen mens. /Dit feit vormt de reden waarom een wedergeboorte noodzaak is/, m.a.w. waarom wij opnieuw geboren moeten worden! Tevens is uit de aangehaalde teksten gebleken dat wij ?f kinderen van God zijn, dus uit God zijn, anders gezegd: naar de geest zijn, _?f_ dat wij natuurlijke (dierlijke), wereldse mensen zijn, met andere woorden: naar het vlees zijn, en daarom in het boze liggen. Er is geen tussenweg.

* *


*4. Wat is Wedergeboorte? *

Wedergeboorte is een deel van de verlossing die Jehovah God schenkt aan hen die zijn Zoon Christus Jezus als hun Heer en Heiland hebben aanvaard. Deze verlossing moeten wij zien als een eenheid, als één geschenk bestaande - om het zo eens uit te drukken - uit meerdere pakjes, te weten: vergeving van zonden, rechtvaardiging, heiliging, verzoening, vrede, redding, en wedergeboorte, kortom het heil, het herstel in Christus. Over dit onderwerp staat de Schrift vol. Leest u b.v. eens de volgende Schriftgedeelten: Romeinen 5:1-11; Efeziërs 1:3-14; 2:1-10 en Hebree?n 10:8-10. De verlossing zou niet effectief zijn indien de wedergeboorte hieraan zou ontbreken.

Op de vraag van Nikodémus hoe de wedergeboorte kan geschieden, antwoordde Jezus: “Zijt gij een leraar van Isra?l en weet toch deze dingen niet?” (Johannes 3:9) Uit de woorden van de Heer valt op te maken dat Nikodémus op de hoogte zou moeten zijn hoe de wedergeboorte zal plaatsvinden. In de Hebreeuwse geschriften staan namelijk profetieën over een nieuwe geest die in het binnenste van het volk Israël gelegd zal worden en waardoor een grondige verandering van het hart, van de gezindheid zal plaatsvinden. Naar deze profetieën verwees de Heer om duidelijk te maken wat onder wedergeboorte moet worden verstaan, /namelijk de reiniging van onreinheden en het ontvangen van de geest van God, waardoor het hart, de gezindheid van de mens veranderd wordt en de betrokken mens tot het volk van God behoort. /

Ezechiël profeteerde over deze levensvernieuwing: “En ik wil rein water op u sprenkelen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw drekgoden zal ik u reinigen. En ik wil u een nieuw hart geven, en een nieuwe geest zal ik in uw binnenste leggen, en ik wil het stenen hart uit uw vlees wegnemen en u een hart van vlees geven. En mijn geest zal ik in uw binnenste leggen, en ik wil dusdanig handelen dat gij in mijn voorschriften zult wandelen en mijn rechterlijke beslissingen zult onderhouden en werkelijk zult uitvoeren.” (Ezechiël 36:25-27)

En Jeremia schreef: “Want dit is het verbond dat ik na die dagen met het huis van Israël zal sluiten”, is de uitspraak van Jehovah. “Ik wil mijn wet in hun binnenste leggen, en in hun hart zal ik ze schrijven. En ik wil hun God worden en zij zullen mijn volk worden.” (Jeremia 31:33; vgl. a.u.b. Hebree?n 8:8-13)

* *

De profetieën, die zeggen dat God zijn geest zal geven in het binnenste van de mens, werden vervuld nadat Gods Zoon voor ons Zijn leven had gegeven en dit offer door Zijn Vader was aanvaard. De eerste uitstorting van de Heilige Geest vond plaats op Pinksteren.

God geeft zijn geest echter niet zomaar aan iedereen. Wij moeten namelijk in Jezus van Nazareth geloven dat Hij Gods Zoon is, de beloofde Messias, onze Verlosser en Heer. Dan moeten wij Hem ook als zodanig aanvaarden en doen wat Hij zegt (Mattheüs 7:21):

* in zijn Vader en in Hem [Christus Jezus] geloven

* berouw hebben over onze zondige levenswandel

* ons bekeren

* ons laten dopen

* Hem volgen


Dit is wat de apostel verstaat onder “Hem [Christus Jezus] aangenomen hebben” en “geloven in Zijn naam.” (Johannes 1:12) Hierdoor worden wij gereinigd, gerechtvaardigd en geheiligd en wordt de aanvankelijk vijandige houding veranderd in een relatie van liefde. Aan zulke mensen geeft God zijn geest, waardoor deze voorzegde levensverandering een feit wordt en de mens “van Boven”, “uit God”, “opnieuw” of “wederom geboren” en daardoor een kind of zoon van God wordt.

De Heer Jezus nodigt ons uit om tot Hem te komen en de Heilige Geest te ontvangen. Wij lezen b.v.: “Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke. Wie geloof in mij stelt, zoals de Schrift heeft gezegd: ‘Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.’ Hij zei dit echter betreffende de geest, /welke zij die geloof in hem stelden, weldra zouden ontvangen, …”/ (Johannes 7:37-39) Deze geest zal niet slechts tijdelijk in ons zijn, maar hij zal blijvend in ons zijn, bij ons wonen. “Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden onderhouden; en ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal u een andere helper geven /om voor altijd bij u te zijn/, de geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, omdat ze hem niet ziet en niet kent. Gij kent hem, want /hij blijft bij u en is in u/. Ik zal u niet beroofd achterlaten.

Ik kom tot u. … Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, en mijn Vader zal hem liefhebben, /en wij zullen tot hem komen en bij hem gaan wonen/.” (Johannes 14:15-18, 23) Vandaar dat hij die de Heer Jezus liefheeft en zijn geboden onderhoudt een tempel of woonplaats van de Heilige Geest wordt genoemd: “Weet gij niet dat gijlieden Gods tempel zijt en dat de geest van God in u woont ... de tempel van God is heilig, welke [tempel] gijlieden zijt.” (1 Korinthiërs 3:16, 17; vgl. 1 Korinthiërs 6:19, 20)

Gelet op hetgeen de Heer Jezus, de apostelen en profeten ons hebben doorgegeven kan de betekenis van de wedergeboorte als volgt worden weergegeven: /Wedergeboorte is de totale verandering van een vleselijk mens tot een geestelijk mens, van een vijand van God tot een zoon van God, teweeggebracht door het ontvangen van en de inwoning van de heilige geest in de gelovige in Christus Jezus, met als gevolg vernieuwing van hart (gezindheid) en verlichting van het verstand./ Meer hierover in het nu volgende deel.

*5. De Doop: het Bad der Wedergeboorte *

De Heer Jezus heeft zijn volgelingen opdracht gegeven te dopen. Hier volgen enige Schriftplaatsen die de betekenis van de doop m.b.t. de wedergeboorte duidelijk maken. De apostel Paulus schrijft in Romeinen 6:1-11: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij voortgaan in zonde, opdat de onverdiende goedheid overvloedig moge zijn? Moge dat nooit geschieden! Hoe zullen wij, daar wij met betrekking tot de zonde zijn gestorven, daarin nog langer blijven leven? Of weet gij niet dat wij allen die in Christus Jezus werden gedoopt, in zijn dood werden gedoopt?

Daarom werden wij met hem /begraven door middel van onze doop in zijn dood/, opdat ook wij, evenals Christus door middel van de heerlijkheid van de Vader uit de doden werd opgewekt, evenzo /in een nieuwheid des levens zouden wandelen/. Want indien wij ??n met hem zijn geworden in de gelijkheid van zijn dood, zullen wij stellig ook één met hem] zijn [in de gelijkheid] van zijn opstanding; want wij weten dat /onze oude persoonlijkheid met [hem] aan de paal werd gehangen, opdat ons zondig lichaam inactief gemaakt zou worden, zodat wij niet langer slaven van de zonde zouden blijven/. Want wie gestorven is, is van [zijn] zonde vrijgesproken. Indien wij bovendien met Christus zijn gestorven, geloven wij dat wij ook met hem zullen leven. Want wij weten dat Christus, nu hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft; de dood is geen meester meer over hem. Want [de dood] die hij is gestorven, is hij met betrekking tot de zonde eens voor altijd gestorven; maar [het leven] dat hij leeft, leeft hij met betrekking tot God. Zo ook gijlieden: beschouwt uzelf werkelijk als /dood met betrekking tot de zonde/, maar als /levend met betrekking tot God door Christus Jezus/.”

De algemene gedachte in dit Schriftgedeelte is: de dood en begrafenis van de oude persoonlijkheid en de opwekking van de dopeling met Christus in een nieuw leven. Deze dood en begrafenis van de “oude persoonlijkheid”, het “vlees” of het “lichaam der zonde” is de wijze waarop God naar ons kijkt. Voor Gods kinderen geldt dat: “Een ieder die uit God geboren is, geen zonde [beoefent], want Zijn [wedervoortbrengend] zaad blijft in zo iemand, en hij kan geen zonde beoefenen omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, lees a.u.b. ook 1 Johannes 5:18) Indien wij in volkomen afhankelijkheid leven van God door Christus dan behoedt de inwonende geest ons voor de zonde. Wij moeten waakzaam zijn omdat onze oude persoonlijkheid dood wordt gerekend maar in werkelijkheid niet dood is. Struikelen wij toch, dan weten wij dat wij een voorspraak bij de Vader hebben: “Mijn kindertjes, ik schrijf u deze dingen opdat gij geen zonde begaat. Mocht iemand niettemin een zonde begaan, dan hebben wij een helper bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige. En hij is een zoenoffer voor onze zonden ...” (1 Johannes 2:1-2; vgl. Jacobus 3:2)

De feitelijke verlossing van ons lichaam vindt plaats bij de komst van de Heer (1 Tessalonicenzen 4:13-18; 1 Korinthiërs 15:50-57; Romeinen 8:23; 2 Korinthiërs 5:2-5; Filippenzen 3:21).

Dezelfde gedachte over de dood en begrafenis van “het vlees” verklaart de apostel ons in twee andere brieven. Uit beide brieven volgt nu een citaat:

1.) Kolossenzen 2:11-13: “In gemeenschap met hem werdt ook gij besneden met een besnijdenis die werd verricht zonder handen, /door het afleggen van het vleselijk lichaam/, door de besnijdenis die tot de Christus behoort, want gij werdt met /hem begraven in [zijn] doop/, en in gemeenschap met hem werdt gij ook /mede opgewekt door middel van [uw] geloof in de werking van God/, die hem uit de doden heeft opgewekt. Bovendien heeft [God] u, ofschoon gij dood waart in uw overtredingen en in de onbesneden staat van uw vlees, met hem /levend gemaakt/. Hij heeft ons al onze overtredingen goedgunstig vergeven.” Dit Schriftgedeelte verwijst naar de besnijdenis die het mannelijke deel van het zinnebeeldige volk van God moest ondergaan, op straffe van uitroeiing uit het volk (Genesis 17:10-14). Nu echter wordt het zinnebeeld vervuld in de werkelijkheid: de besnijdenis zonder handen door de geest van God: de dood en begrafenis van “het vlees” en de levendmaking door de geest van God van een nieuwe schepping (vgl. 2 Korinthi?rs 5:17), de nieuwe persoonlijkheid. Hierdoor wordt het hart van “steen” [de gezindheid van het vlees] vervangen door een hart van “vlees” [d.i. de gezindheid van de geest] (vgl. Ezechi?l 36:25-27).

2.) Titus 3:4-6: “Toen echter de goedheid en de liefde jegens de mens van de zijde van onze Redder, God, openbaar werd gemaakt, heeft hij /ons gered/, niet ten gevolge van werken die wij in rechtvaardigheid hadden verricht, maar overeenkomstig zijn barmhartigheid door middel van /het bad/ dat ons tot leven bracht en doordat wij nieuw werden gemaakt door /heilige geest/.” In deze Schriftplaats vinden wij een variatie op hetgeen de Heer in Johannes 3:5 stelt: “... Indien iemand niet uit /water en geest/ wordt geboren, …” De apostel noemt de doop hier “het bad dat ons tot leven bracht en doordat wij nieuw werden gemaakt door heilige geest/,/”/ waardoor wij gered worden/. Water en geest zijn onmisbare elementen van de doop.

Andere uitspraken over doop en wedergeboorte zijn: “Mannen, blijft uw vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd /om haar te heiligen, haar reinigend met het bad des waters door middel van het woord.”/ (Efezi?rs 5:25, 26)

De apostel Petrus zegt tegen mensen, die door middel van de Heer Jezus gelovigen in God zijn geworden: “Want gij hebt een nieuwe geboorte gekregen, niet door vergankelijk, maar door onvergankelijk [wedervoortbrengend] zaad, door middel van het woord van de levende en blijvende God ... wat u als goed nieuws is bekendgemaakt.” (1 Petrus 1:23) Ook schrijft hij over de doop in Christus als de tegenbeeldige ark van Noach: “...Ook nu wordt gij /gered/ door dat wat hiermee overeenkomt, namelijk de doop …” (1 Petrus 3:20, 21)

Laten wij er op letten dat de doop zowel in verband staat met heiliging en reiniging als met redding en wedergeboorte. Toch is er slechts één doop, die voor allen gelijk is: “Eén lichaam is er en één geest, zoals gij ook werdt geroepen in de éne hoop, waartoe gij werdt geroepen: één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in allen is.” (Efeziërs 4:4-6)

*6. Gevolgen van de wedergeboorte *

Naast hetgeen hierboven reeds is geschreven over heiliging, reiniging, redding en wedergeboorte wil ik nog uw aandacht vragen voor enige andere aspecten die bij de verlossing in Christus betrokken zijn.

*Van de duisternis tot het licht*

Door aanvaarding van Jezus is veel ons deel geworden. Van de autoriteit van Satan werden wij overgezet in het Koninkrijk van onze Heer. De Heer Jezus zond Saulus uit om “hun [de natiën] de ogen te openen, om hen van de duisternis tot het licht en van de autoriteit van Satan tot God te keren, opdat zij vergeving van zonden ontvangen en een erfenis krijgen onder hen die door [hun] geloof in mij geheiligd zijn” (Handelingen 26:18) en “Hij heeft ons bevrijd van de autoriteit der duisternis en ons overgezet in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde, door bemiddeling van wie wij onze verlossing door losprijs hebben, de vergeving van onze zonden” (Kolossenzen 1:13-14) en “Hij heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats doen innemen in de hemelse gewesten in eendracht met Christus Jezus.” (Efezi?rs 2:6)

*Kinderen, zonen van God*

Door geloof en doop in Christus zijn wij in een geheel nieuwe relatie tot God gekomen. Van vijanden, dood in zonden en misdaden zijn wij nu in liefde door God als zijn kinderen, als zijn zonen aangenomen. “In werkelijkheid zijt gij allen zonen van God door middel van uw geloof in Christus Jezus. Want gij allen die in Christus werdt gedoopt, hebt Christus aangedaan. Er is noch jood noch Griek, er is noch slaaf noch vrije, er is noch man noch vrouw, want gij zijt allen één [persoon] in eendracht met Christus Jezus. Bovendien, wanneer gij Christus toebehoort, zijt gij werkelijk Abrahams zaad, erfgenamen met betrekking tot een belofte.” (Galaten 3:26-29; zie Efeziërs 1:5; 1 Johannes 3:1, 2) Deze bijzondere nauwe band die wij nu met de Almachtige en Heilige God mogen hebben, brengt ons ertoe God aan te roepen als ‘Vader!’ “Omdat gij nu zonen zijt, heeft God de geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die uitroept: ‘Abba, Vader!’” (Galaten 4:6) “Ziet welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, zodat wij kinderen van God genoemd zouden worden; en dat zijn wij ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat ze hem niet heeft leren kennen.” (1 Johannes 3:1)

*Zekerheid door de geest*

“Want allen die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen ... Gij hebt een geest van aanneming als zonen ontvangen, door welke geest wij uitroepen: ‘Abba, Vader!’ De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar mede?rfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te zamen worden verheerlijkt.” (Romeinen 8:14-17) “Maar ook gij hebt op hem gehoopt nadat gij het woord der waarheid, het goede nieuws over uw redding, hadt gehoord. Door bemiddeling van hem werdt ook gij, nadat gij hadt geloofd, /met de beloofde heilige geest verzegeld, die een van tevoren gegeven onderpand van onze erfenis is/, met het oog op de verlossing door losprijs van [Gods] eigen bezit, tot lof van zijn heerlijkheid.” (Efezi?rs 1:13, 14) Elk kind van God heeft de geest van God ontvangen en deze geest is de zekerheid, dat wij met Christus mogen erven, dat wij deel mogen krijgen aan zijn Koninkrijk.

_ _

*Een verlicht verstand*

Wedergeboorte of geboorte van Boven, uit God, opent ons oog voor de werkelijkheid van de geestelijke, hemelse dingen (vgl. Johannes 3:3). Zo schrijft de apostel: “Nu hebben wij niet de geest van de wereld ontvangen, maar de geest die van God komt, opdat wij de dingen zouden weten die ons door God goedgunstig zijn gegeven ... Een fysiek mens aanvaardt niet de dingen die van de geest Gods zijn, want zij zijn hem dwaasheid; hij kan [ze] niet te weten komen omdat ze geestelijk worden onderzocht. De geestelijke mens echter onderzoekt wel alle dingen, maar zelf wordt hij door geen mens onderzocht.” (1 Korinthiërs 2:12, 14, 15) De apostel bad voor de gelovigen “opdat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u een geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem moge geven, zodat gij, doordat de ogen van uw hart verlicht zijn, moogt weten wat de hoop is waartoe hij u heeft geroepen, wat de glorierijke rijkdom is die hij als een erfenis voor de heiligen bewaart.” (Efeziërs 1:17, 18) Uit deze teksten blijkt dat ook in de vroege gemeente de gelovigen nog geen inzicht hadden in de glorierijke rijkdom, die God als een erfenis voor de heiligen bewaart. Toch waren zij uit God geboren, hadden zij de geest van God ontvangen. De geest van God, die ons geschonken is, wordt ook de “zalving” genoemd: “En wat u betreft, de zalving die gij van hem hebt ontvangen, blijft in u, en gij hebt niet nodig dat iemand u onderwijst ...” (1 Johannes 2:27; vgl. Johannes 14:15-18, 21-26;16:13 )

*Groei door de geest*

Als wij pas tot Christus komen, zijn wij nog sterk beïnvloed door wereldse, vleselijke gedachten. Naarmate wij ons echter aan Christus onderwerpen zullen wij groeien, zodat Christus in ons gevormd wordt. “En wij allen worden … van /heerlijkheid tot heerlijkheid in hetzelfde beeld veranderd/, precies zoals het door Jehovah, [de] Geest, wordt gedaan.” (2 Korinthi?rs 3:18; vgl. Galaten 4:19) De apostel Petrus schrijft: “Ja, juist om deze reden moet gij, doordat gij als weerklank van uw zijde ernstig elke krachtsinspanning bijdraagt, bij uw geloof deugd voegen, bij [uw] deugd kennis, bij [uw] kennis zelfbeheersing, bij [uw] zelfbeheersing volharding, bij [uw] volharding godvruchtige toewijding, bij [uw] godvruchtige toewijding broederlijke genegenheid, bij [uw] broederlijke genegenheid liefde. Want indien deze dingen bij u bestaan en overvloedig zijn, zullen ze u beletten hetzij inactief of onvruchtbaar te zijn met betrekking tot de nauwkeurige kennis van onze Heer Jezus Christus.” (2 Petrus 1:5-8) De Heer Jezus zegt: “Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in eendracht met mij blijft, en ik in eendracht met hem, die draagt veel vrucht; want gescheiden van mij kunt gij in het geheel niets doen.” (Johannes 15:5; vgl. Romeinen 7:4)

*7. Het geloof: een bijzonder vermogen *

Geloven dat Jezus de beloofde Verlosser is, de Christus, is een bijzonder vermogen. Het is een gave van God: “Een mens kan geen enkel ding ontvangen, tenzij het hem vanuit de hemel gegeven is.” (Johannes 3:27) Dit geloof is een openbaring van de Vader. Toen de Heer aan Petrus vroeg: “Wie zegt gij echter dat ik ben?” antwoordde deze: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Vervolgens zei Jezus: “Gelukkig zijt gij, Simon, zoon van Jona, want vlees en bloed hebben u dit niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemel is.” (Mattheüs 16:16, 17)

Dit vermogen tot geloven is een vervulling van hetgeen geschreven is in de profeten: “En zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen. Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot mij.” (Johannes 6:45) Hebt u dit bijzondere geloof? Zo ja, dan heeft u dit door openbaring van Godswege ontvangen. Dan gelden ook deze woorden voor u: “Niemand kan tot mij komen, tenzij het hem door de Vader gegeven is” en “Gij hebt mij niet uitgekozen, maar ik heb u uitgekozen” (Johannes 6:65; 15:16). U mag zich verheugen in uw roeping en verkiezing!

*8. Wie worden opnieuw geboren? *

Wie worden opnieuw of ‘van Boven’ geboren? Zeer zeker een belangrijke vraag. Zoals de Schrift geen twijfel laat bestaan over de vraag waarom een nieuwe geboorte nodig is (zie onder punt 3), is zij ook duidelijk in haar antwoord op de vraag wie opnieuw geboren worden. Als u het geloof in Jezus hebt ontvangen en wilt weten voor wie de wedergeboorte geldt, dan kunt u de volle zekerheid hierover alleen maar putten uit de woorden zoals die in de Schrift zijn opgetekend. Johannes schrijft: “/Doch aan ALLEN die hem wel ontvingen, heeft hij de macht gegeven Gods kinderen te worden/, omdat zij geloof oefenden in zijn naam; en zij zijn niet uit bloed noch uit een vleselijke wil of uit de wil van een man geboren, maar uit God” en “/Een IEDER die gelooft dat Jezus de Christus is, is uit God geboren/, en een ieder die degene liefheeft die geboren deed worden, heeft hem lief die uit diegene geboren is.” “In werkelijkheid zijt gij /ALLEN zonen van God door middel van uw geloof in Christus Jezus/. /Want gij ALLEN die in Christus werdt gedoopt, hebt Christus aangedaan./” (Johannes 1:12,13; 1 Johannes 5:1; Galaten 3:26, 27) Duidelijker dan hierboven uiteengezet kunnen de apostelen, die spreken uit de geest van God, niet zijn. De woorden ALLEN en EEN IEDER sluiten niemand uit die voldoet aan de voorwaarde dat hij of zij Jezus heeft aangenomen, dus gelooft in Zijn naam. Zij allen zijn uit God geboren, zij zijn allen kinderen, zonen van God.

Andere teksten in dit verband: “Indien gij in overeenstemming met het vlees leeft, zult gij zeker sterven; maar indien gij door de geest de praktijken van het lichaam ter dood brengt, zult gij leven. Want /ALLEN die door Gods geest worden geleid, zijn Gods zonen/. Want gij hebt geen geest van slavernij ontvangen, die wederom vrees veroorzaakt, maar gij hebt /een geest van aanneming als zonen ontvangen/, door welke geest wij uitroepen: /“Abba,/ Vader!” (Romeinen 8:13-15) Let op de tegenstelling:

We leven "in overeenstemming met het vlees, met als loon de dood, " we laten ons leiden door de geest en zijn zonen van God. De Schrift leert dat er maar één doop is: “Eén lichaam is er en één geest, zoals gij ook werdt geroepen in de ?ne hoop, waartoe gij werdt geroepen: één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in allen is.” (Efezi?ërs 4:4-6) Die ene doop wordt het “bad der wedergeboorte” genoemd. Bent u in Christus gedoopt? [Let wel: er is geen andere, geldige doop!] Dan bent u wedergeboren en een zoon van God!

*9. De leer van het Genootschap *

Daar waar Gods woord de wedergeboorte of de geboorte uit God onlosmakelijk verbindt aan het geloof in en de aanvaarding van Christus Jezus, wordt door het Genootschap geleerd dat de wedergeboorte slechts geldt voor letterlijk 144.000 gezalfden en niet voor de overgrote meerderheid van Jehovah’s getuigen. Op pag. 11 en 12 van “/De Wachttoren”/ van 15-2-1982 schrijft zij: “Leiden de stappen die iemand doet door kennis te verwerven omtrent Jehovah God en Jezus Christus, geloof te oefenen en berouw te hebben, zich te bekeren, zich op te dragen en zich te laten dopen er automatisch toe dat hij “wederom geboren” wordt? Beslist niet! ... Alles wat iemand die bovenge­noemde stappen heeft gedaan, kan doen, is te zorgen, dat hij er voor in aanmerking komt “wederom geboren” te worden indien dat Gods wil is.”

Tegenover het “beslist niet!” en het “indien het Gods wil is” staat hetgeen geschreven is: “EEN IEDER die gelooft dat Jezus de Christus is, IS uit God geboren” en “ALLEN die Hem aangenomen hebben, ... die in Zijn naam geloven, ... (ZIJN) uit God geboren”. Het is vanzelfsprekend dat deze Schriftwoorden het “beslist niet” van het Genootschap uitsluiten.

Ook is het duidelijk dat het Genootschap niet de bevoegdheid heeft de aan de gelovigen in Christus gegeven beloften, zoals die uit de Schrift tot ons komen, te beperken tot slechts 144.000 christenen. Of moeten wij de duidelijke verklaring in het woord van God ondergeschikt maken aan de feilbare uitleg van het Genootschap? Waarschuwt de Schrift ons niet voor dergelijke praktijken? Vergelijkt u eens Mattheüs 15:6: “Zo hebt gij dan het woord van God krachteloos gemaakt ter wille van uw overlevering.” En dit alleen omdat het Genootschap leert dat getallen in het boek Openbaring letterlijk zijn en dat het aantal verzegelden uit de stammen van het volk Israël, de honderd vierenveertig duizend, inmiddels (praktisch) vol is (vgl. Openbaring 7:4 en 14:1).

Waar het /alleen/ op aan komt is of /wij/ in Jezus geloven en Hem aangenomen hebben. Indien dit het geval is, dan is er volgens de Schrift geen enkele reden meer tot twijfel of de Heer ons heeft aangenomen en wij uit God geboren zijn. Vooral niet als wij beseffen dat God Zelf ons dit bijzondere vermogen tot geloof in zijn Zoon gegeven heeft. Er staat immers: “… Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot mij …” en “Al wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen, en wie tot mij komt, zal ik geenszins verdrijven.” (Johannes 6:45, 37)

Gelooft u in de naam van Jezus Christus en hebt u Hem aangenomen als uw Heer en Verlosser, als Degene die ook voor uw zonden is gestorven en u daardoor verzoend heeft met de Almachtige en Hoogheilige God? Dan kan dit alleen maar omdat dit Gods wil is (Johannes 15:16; Filippenzen 2:13). Begrijpelijk dat dan ook de geboorte uit Hem overeenkomstig Zijn wil en het zekere gevolg van dit geloof is. Met andere woorden: dan bent u wedergeboren! God is getrouw; wat Hij zegt, zal Hij doen. In Hem is onze zekerheid!

Een ander punt in dit verband is het volgende: Het Genootschap leert dat degenen die zij rekent te behoren tot de “grote schare”, vergeving van zonden, reiniging en de Heilige Geest hebben ontvangen; ook worden zij gedoopt en leert zij dat dezen behoren tot het volk van God. Waarom wordt dit geen “wedergeboorte” of “geboorte van Boven” genoemd, er is toch maar één doop? Omdat deze mensen (nog) geen verlangen hebben om bij Jezus in de hemel te zijn en te delen in Zijn heerlijkheid? Dit is geen reden om te leren dat deze gelovigen daarom niet wedergeboren zijn. Een dergelijk verlangen in het geloof is namelijk het gevolg van een groeiproces in Christus en kan alleen ontstaan als kennis hiervan wordt doorgegeven (denk ook aan het gebed door oudsten) en als de mogelijkheid om deel te krijgen aan deze heerlijkheid open is. Hierin schiet het onderwijs van het Genootschap helaas tekort.

In de eerste gemeente werden de gelovigen ook gedoopt en wedergeboren zonder kennis van de hemelse heerlijkheid, waartoe zij geroepen zijn. Dit kunnen wij afleiden uit de inhoud van de boodschap, waarop men zich liet dopen en ook uit het feit dat hier geen langdurige godsdienstige vorming aan vooraf ging (vgl. Handelingen 2:41; 9:15-18; 10:43-48; 16:14, 15, 30-34). Bovendien behoort de doop tot het fundament, de basis leer die bestaat uit eenvoudige, principi?le waarheden (vgl. Hebreeën 6:1-3). Van de apostel lezen wij dat hij bad voor de gelovigen in zijn tijd om meer inzicht in de diepere dingen van God. Hij schreef: “Dit is de reden waarom ook ik, aangezien ik heb gehoord van het geloof dat gij in de Heer Jezus en jegens alle heiligen hebt, niet ophoud voor u te danken. Ik blijf u in mijn gebeden gedenken, opdat de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u een geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van Hem moge geven, zodat gij, doordat de ogen van uw hart verlicht zijn, moogt weten wat de hoop is waartoe hij u heeft geroepen, wat de glorierijke rijkdom is die hij als een erfenis voor de heiligen bewaart.” (Efezi?rs 1:15-18) Een geweldig voorbeeld heeft Paulus ons hier gegeven. Omdat het Genootschap leert dat het aantal mensen dat in aanmerking komt voor de belofte, die door de Heer Jezus is gedaan, (praktisch) voltallig is zal zij hetzelfde gebed van de apostel niet richten tot God, opdat degenen die zich tot haar richten om geestelijke leiding inzicht mogen krijgen in de hoop, waarover de apostel Paulus hier spreekt. Wat zij ten onrechte wel doet is het uitdragen van de leer dat het aantal gelovigen, dat in de heerlijkheid van Jezus mag delen, praktisch vol is. De Heer Jezus heeft echter geen beperking aangegeven aan het aantal mensen die in Zijn heerlijkheid mogen delen. De enige voorwaarde die Hij stelt is dat wij Hem moeten volgen, waar hij ook gaat. Indien wij dit doen, dan zullen wij ook ontvangen wat Hij heeft beloofd (vgl. Matth??s 19:28; Johannes 12:26; Openbaring 14:4).

*10. Tenslotte *

Dit artikel is geschreven in het besef dat de inhoud hiervan een grote uitwerking kan hebben op uw leven. Misschien heeft u reeds vele jaren met een oprecht hart tot de Getuigen behoord. En nu ziet u wellicht dat het Genootschap eigenmachtig veranderingen heeft aangebracht in de leer, die /eens voor altijd/ aan de heiligen is overgeleverd (vgl. Judas 3). Dit kan een grote teleurstelling voor u zijn. Hoe erg dit ook voor u is, één ding is zeker: Jehovah en Jezus houden van u en zorgen voor u. Realiseert u zich ook dat - hoewel dit voor u misschien nog moeilijk voor te stellen is - alle beloften van God, die in de Bijbel opgeschreven zijn en die verbonden zijn aan de navolging van Christus, ook werkelijk voor u zijn? U mag zich erover verwonderen, dat u mag behoren tot Gods volk, tot Gods kinderen, tot Gods zonen, tot het lichaam van Christus. U mag zich er in verblijden dat de geest van God in u woont en dat u daardoor van Boven of opnieuw bent geboren. Verheugt u zich er maar over en dankt u God voor deze genade. Laat u niet van de rijkdom in Christus afhouden omdat het Genootschap een andere, afwijkende uitleg geeft. Bid om leiding en lees uw Bijbel en pas op uzelf toe wat er staat. Ook die gedeelten die volgens het Genootschap betrekking hebben op de “kleine kudde”, de honderd vierenveertig duizend. Stel uw vertrouwen op “degene nu die u voor struikelen kan behoeden en u onbesmet, met grote vreugde, voor zijn heerlijkheid kan doen staan. De enige God, onze Redder door bemiddeling van Jezus Christus onze Heer, zij heerlijkheid, majesteit, macht en autoriteit in alle voorbijgegane eeuwigheid en nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.” (Judas 24,25)

------------------------------------------------------------------------


[1] <#_ftnref1> Officieel tijdschrift, uitgegeven door het Wachttorengenootschap van Jehovah’s Getuigen en gepubliceerd onder leiding van het bestuur.

[2] <#_ftnref2> Jehovah, naar men aanneemt, de naam van God. Deze Naam [JHWH] (Hebr.:YHWH ?Tetragram, aanduiding voor de uit vier letters bestaande godsnaam die in joodse kringen uit eerbied voor de Goddelijke naam nooit meer wordt uitgesproken, behalve door de hogepriester op Jom Kippoer of Grote Verzoendag), wordt in christelijke kringen ook vaak als Jahweh uitgesproken. In Nederland en Duitsland werd, tot in het begin van de 20^ste eeuw, in literatuur de naam Jehova als godsnaam gebruikt.

Volgens de /Encarta Encyclopedia 2002/ is het niet zeker dat de uitspraak Jahweh, die tegenwoordig in wetenschappelijke kringen in plaats van het vroegere Jehova aanvaard wordt, de juiste is.

* Alle citaten in dit artikel zijn ontleend aan de /Nieuwe Wereldvertaling/.

Voor ons staat het vast dat de Naam van de Elohim "Jehovah" is. Het is die heilige Naam die wij horen te prijzen en verder te verkondigen, zodat meerdere mensen mogen te weten komen Wie De Enige Ware God is.