God aanbidden

God aanbidden

Waarom God aanbidden

Redenen om de Allerhoogste, de Schepper, te aanbidden

Goddelijke Maker waardig om aanbeden te worden

God is onze Maker en schenker van leven en dat zou al een goede reden moeten zijn om Hem als onze Vader te beschouwen en Hem als zodanig te respecteren en alle eer te geven die Hij zou moeten ontvangen.

De Bijbel bevat veel principes die u en uw gezin zullen helpen. Jehovah wil dat je gelukkig bent. Hij belooft dat als je zijn aanbidding op de eerste plaats stelt, 'al deze andere dingen je zullen worden toegevoegd'. (Mattheüs 6:33) Hij wil echt dat je zijn vriend bent. Maak van elke gelegenheid gebruik om uw vriendschap met God aan te kweken.

Dit is het grootste voorrecht dat iemand kan hebben. - Mattheüs 22:37, 38.

Er is niets beters dan Jehovah God te aanbidden. Hij is verheugd te zien dat u en uw gezin hem oprecht dienen. Als je dit doet, zul je Jehovah steeds meer gaan liefhebben en navolgen. (Markus 12:30; Efeziërs 5: 1) Als u God in uw huwelijk heeft, wordt uw band met uw partner sterker. (Prediker 4:12; Jesaja 48:17). U en uw gezin kunnen voor altijd gelukkig zijn in de wetenschap dat „Jehovah, uw God, u heeft gezegend”. - Deuteronomium 12: 7.

Bid constant

Wat de bijbel zegt: „‘ Ik zal een vader voor u worden, en u zult voor mij zonen en dochters worden ’, zegt Jehovah. ' (2 Korinthiërs 6:18) God wil dat je zijn goede vriend wordt. Gebed is een manier om dit te doen. Jehovah nodigt je uit om 'constant te bidden'. (1 Thessalonicenzen 5:17) Hij wil graag uw innerlijke gedachten en zorgen horen.

(Filippenzen 4: 6) Als je met je gezin bidt, zullen ze zien hoe echt God voor je is.


Naast praten met God, moet je naar hem luisteren. U kunt dit doen door zijn Woord en Bijbelse publicaties te bestuderen. (Psalm 1: 1, 2) Mediteer over wat je leert. (Psalm 77:11, 12) Om naar God te luisteren, moet je ook regelmatig christelijke vergaderingen bezoeken. - Psalm 122: 1-4.


Met anderen over Jehovah praten is een andere belangrijke manier om uw band met hem te versterken. Hoe meer je dit doet, hoe dichter je bij hem zult komen te staan. - Mattheüs 28:19, 20.

Wat je kunt doen:

Maak elke dag tijd vrij om de Bijbel te lezen en te bidden

Geef als gezin geestelijke activiteiten voorrang op amusement en ontspanning

Nader dicht tot God

Wat de bijbel zegt: „Nader dicht tot God, en hij zal tot u naderen”. (Jakobus 4: 8) Je moet een regelmatig een programma van gezinsaanbidding plannen en volgen. (Genesis 18:19) Maar er is meer nodig. God moet deel uitmaken van uw dagelijkse leven.

Versterk de relatie van uw gezin met God door over Hem te praten "wanneer u in uw huis zit en wanneer u over de weg loopt en wanneer u ligt en wanneer u opstaat." (Deuteronomium 6: 6, 7) Stel je ten doel net als Jozua te zijn, die zei: „Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen.” - Jozua 24:15.


Wat je kunt doen:

Zorg voor een consistent trainingsprogramma dat rekening houdt met de behoeften van elk gezinslid.

Gebed moet tot God gericht worden

“Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden,” (Mt 6:9 NBV)

“Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank hem in al uw gebeden.” (Flp 4:6 NBV)

“1 Voor de koorleider. Bij het spel op de schalmei. Een psalm van David. (5:2) Hoor mijn woorden, HEER, sla acht op mijn klagen. 2 (5:3) Luister naar mijn hulpgeroep, mijn koning en mijn God, tot u richt ik mijn bede.” (Ps 5:1-2 NBV)

“(69:14) En nu, HEER, richt ik mijn gebed tot u, laat dit een uur zijn van mededogen. Groot is uw ontferming, God, antwoord mij, toon uw trouw en red mij.” (Ps 69:13 NBV)

Gebed moet in Jezus' naam opgezonden worden; hij is de enige middelaar

“Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven.” (Joh 15:16 NBV)

“Dan hoeven jullie mij niets meer te vragen. Maar ik verzeker jullie: wat je de Vader ook vraagt in mijn naam-hij zal het je geven.” (Joh 16:23 NBV)

“Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus,” (1Ti 2:5 NBV)

Geen speciale houding vereist

“Hij vertrok en ging volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg. De leerlingen volgden hem.” (Lu 22:39 NBV)

“En hij liep bij hen weg, tot ongeveer een steenworp ver, en knielde daarna neer om te bidden. Hij bad:” (Lu 22:41 NBV)

“Nadat hij dat gezegd had zei hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, ik ga hem wakker maken.’” (Joh 11:11 NBV)

“Uit alle volken op aarde hebt u immers hen uitgekozen om uw volk te zijn, zoals u bij monde van uw dienaar Mozes hebt gezegd toen u onze voorouders uit Egypte wegleidde.’” (1Kon 8:53 NBV)

“Wanneer je staat te bidden en je hebt een ander iets te verwijten, vergeef hem dan, opdat ook jullie Vader in de hemel jullie je misstappen vergeeft.’” (Mr 11:25 NBV)

Gebed moet vergezeld gaan van sterk geloof in Gods Macht om gebed te verhoren

“5 Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven. 6 Vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel. Wie twijfelt is als een golf in zee, die door de wind heen en weer wordt bewogen. 7 (7-8) Wie zo aarzelend en onberekenbaar is bij alles wat hij doet, moet niet denken dat hij iets van de Heer zal krijgen.” (Jak 1:5-7 NBV)

“Daarom zeg ik jullie: alles waarom jullie bidden en vragen, geloof dat je het al ontvangen hebt, en je zult het krijgen.” (Mr 11:24 NBV)

Gebeden die worden opgezonden vóór beelden of tot personen die nu dood zijn worden niet verhoord

“‘Ik ben de alfa en de omega, ‘zegt God, de Heer, ‘ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige.’” (Opb 1:8 NBV)

“Bij God te zijn is mijn enig verlangen, mijn toevlucht vind ik bij God, de HEER. Van al uw daden zal ik verhalen.” (Ps 73:28 NBV)

“Want de HEER is onze rechter, de HEER is onze wetgever, de HEER is onze koning, hij zal ons redden.” (Jes 33:22 NBV)

“Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens,” (Pre 12:13 NBV)

“37 Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38 Dat is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40 Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’” (Mt 22:37-40 NBV)

“14 ‘Een steun is de HEER voor wie is gevallen, wie gebukt gaat richt hij op. 15 Allen zien hoopvol naar u uit, u geeft brood, op de juiste tijd. 16 Gul is uw hand geopend, u vervult het verlangen van alles wat leeft.” (Ps 145:14-16 NBV)

“Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde.” (Ex 20:4 NBV)

“Wanneer men jullie vraagt om de geesten van doden te raadplegen en naar fluisterende en mompelende waarzeggers te luisteren-elk volk raadpleegt toch zijn goden en vraagt de doden toch om raad voor de levenden? -,” (Jes 8:19 NBV)

“Met wie wil je mij vergelijken, zegt de Heilige, aan wie ben ik gelijk te stellen?” (Jes 40:25 NBV)

“Ik ben de HEER, dat is mijn naam. Ik deel mijn majesteit niet met een ander, noch de lof die mij toekomt met een beeld.” (Jes 42:8 NBV)

“Maak geen afgodsbeelden, zet geen godenbeelden neer, richt geen gewijde stenen op en plaats in jullie land geen stenen met afbeeldingen om je daarvoor neer te buigen, want ik, de HEER, ben jullie God.” (Le 26:1 NBV)

“misdraag u niet door een godenbeeld te maken, een afbeelding van welk wezen dan ook, man of vrouw,” (De 4:16 NBV)

“Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde.” (De 5:8 NBV)

“Want wat u zegt, klinkt ons vreemd in de oren; we willen graag weten wat u bedoelt.’” (Hnd 17:20 NBV)

“Wat nu het eten van offervlees betreft: wij weten dat er in de hele wereld niet één afgod echt bestaat en dat er maar één God is.” (1Co 8:4 NBV)

“Maar de andere mensen, die deze plagen overleefden, keerden zich niet af van hun zelfgemaakte goden. Ze bleven die goden aanbidden en de beelden van goud, zilver, brons, steen en hout, die niet kunnen horen of zien en zich niet kunnen verroeren.” (Opb 9:20 NBV)

“Hun goden zijn van zilver en goud, gemaakt door mensenhanden.” (Ps 115:4 NBV)

“ze hebben oren, maar kunnen niet horen, ze hebben een neus, maar kunnen niet ruiken.” (Ps 115:6 NBV)