Drie-eenheid - Jezus God de zoon of Zoon van God

God de zoon of de zoon van God

"Zoon van God" of "God de zoon"

Over de gehele wereld kan men mensen vinden die zich Christen noemen en Jezus Christus als hun god nemen. Weinigen stellen zich er vragen bij of denken dat het hetzelfde is om Jezus "de zoon van God" of "God de zoon" te noemen.

Maar is dat wel hetzelfde?

Men moet er bewust van zij dat dat een zeer groot verschil is. Het is eveneens een verschil van dag en nacht, in de betekenis van leven en dood. Namelijk zij die Jezus aanschouwen als de mensenzoon die ook de zoon van God is en de weg naar God, mogen er op rekenen als zij die leermeester uit Nazareth volgen dat zij met hem als licht van de wereld samen mee door de nauwe poort zullen kunnen binnen gaan in het Koninkrijk van God. De anderen die de woorden van God negeren die zeggen dat Jezus God Zijn geliefde zoon is, en bij hoog en laag blijven aanhouden dat Jezus een incarnatie van God zou zijn, zullen op de dag van het oordeel van Jezus te horen krijgen dat hij hen niet kent, omdat zij zijn woorden in de wind hebben geslagen en een meervoudige godheid aanbeden hebben, waarbij velen dan nog eens extra gezondigd hebben door voor beelden neer te buigen en te bidden, wat tegen Gods geboden in gaat.

Ondergeschikte aan God

De mensheid zal moeten tot het besef komen dat God een Onveranderlijke Eeuwige Alwetende Geest is die geen enkele mens kan zien. Iedereen, ook Jezus Christus, is ondergeschikt aan hem. Jezus dacht nooit gelijk of groter te zijn dan God. Integendeel gaf hij ruiterlijk toe dat God groter is dan hem en dat hij niets kan doen zonder God.

“27 Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet. 28 Jullie hebben toch gehoord dat ik zei dat ik wegga en bij jullie terug zal komen? Als je me liefhad zou je blij zijn dat ik naar mijn Vader ga, want de Vader is meer dan ik. 29 Ik vertel jullie dit nu, voordat het gebeurt, zodat jullie het geloven wanneer het zover is. 30 Ik kan niet lang meer met jullie spreken, want de heerser van deze wereld is al onderweg. Hij heeft geen macht over mij, 31 maar zo zal de wereld weten dat ik de Vader liefheb en doe wat de Vader me heeft opgedragen. Kom, laten we hier weggaan.’” (Joh 14:27-31 NBV)

“17 Maar Jezus zei: ‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook.’ 18 Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde. 19 Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: ‘Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, hij kan alleen doen wat hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. 20 De Vader heeft de Zoon immers lief en laat hem alles zien wat hij doet. Hij zal hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! 21 Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij wil. 22 De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. 23 Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft. 24 Waarachtig, ik verzeker u: wie luistert naar wat ik zeg en hem gelooft die mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven. 25 Ik verzeker u: er komt een tijd, en het is nu al zover, dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en dat wie hem horen, zullen leven. 26 Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in zichzelf; dat heeft de Vader hem gegeven. 27 En omdat hij de Mensenzoon is, heeft hij hem ook gezag gegeven om het oordeel te vellen. 28 Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen 29 en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden. 30 Ik kan niets doen uit mijzelf: ik oordeel naar wat ik hoor, en mijn oordeel is rechtvaardig omdat ik mij niet richt op wat ik zelf wil, maar op de wil van hem die mij gezonden heeft. 31 Als ik nu over mezelf zou getuigen, dan was mijn verklaring niet betrouwbaar, 32 maar iemand anders getuigt over mij, en ik weet dat zijn verklaring over mij betrouwbaar is. 33 U hebt boden naar Johannes gestuurd en hij heeft een betrouwbaar getuigenis afgelegd. 34 Niet dat ik het getuigenis van een mens nodig heb, maar ik zeg dit om u te redden. 35 Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd in zijn licht verheugd. 36 Maar ik heb een belangrijker getuigenis dan Johannes: het werk dat de Vader mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt ervan dat de Vader mij heeft gezonden.” (Joh 5:17-36 NBV)

“‘Als God uw Vader was, ‘zei Jezus tegen hen, ‘zou u mij liefhebben, want ik ben bij God vandaan gekomen toen ik hiernaartoe kwam. Ik ben niet namens mezelf gekomen, maar hij heeft mij gezonden.” (Joh 8:42 NBV)

Duidelijk laat Jezus blijken dat hij de gezondene van God is en geeft hij te kennen dat hij steeds de wil wenst te doen van God die groter is dan hem zonder wie hij niets kan doen.

Hij die mij gezonden heeft is bij mij; hij heeft me niet alleen gelaten, omdat ik altijd doe wat hij wil.’” (Joh 8:29 NBV)

“Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader die mij gezonden heeft, heeft me opgedragen wat ik moest zeggen en hoe ik moest spreken.” (Joh 12:49 NBV)

“‘Vader, als u het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren.’” (Lu 22:42 NBV)

“Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’” (Mt 26:39 NBV)

“Weer ging hij weg om te bidden, met dezelfde woorden als daarvoor.” (Mr 14:39 NBV)

laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.” (Mt 6:10 NBV)

“Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’” (Mr 14:36 NBV)

“want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft.” (Joh 6:38 NBV)

Indien Jezus zelf God zou zijn deed hij natuurlijk altijd zijn eigen wil. Indien Jezus een incarnatie van God zou zijn zou hij ook geen zendeling van God zijn, maar God die in een andere gedaante dan zijn onzichtbare geest naar de aarde gekomen zijn om te doen als hij verleid zou worden, want God kan ook niet verleid worden terwijl Jezus meerdere keren verleid en op de proef gesteld is geworden.

Maar laten wij altijd in acht nemen dat geen enkel mens in leven kan blijven als hij God zou zien, terwijl heel wat mensen Jezus wel gezien hebben en toch niet dood vielen, integendeel heeft Jezus zelfs twee mensen uit de dood gehaald.

“Maar, ‘zei hij, ‘mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan mij zien en in leven blijven.’” (Ex 33:20 NBV)

“Hij alleen is onsterfelijk en hij woont in een ontoegankelijk licht; geen mens heeft hem ooit gezien of kan hem zien. Aan hem zij de eer en de eeuwige kracht. Amen.” (1Ti 6:16 NBV)

“want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.’” (Joh 4:24 NBV)

Als wij dus alle eer aan God wensen te brengen moeten wij de Adonai erkennen als de Vader van Jezus, die die man van vlees en bloed verklaarde zijn eniggeboren geliefde zoon te zijn.

Als Jezus God zou zijn zou hij ook een eeuwig iemand zijn en dus geen dood kennen, maar wij zijn er van overtuigd dat Jezus Christus werkelijk voor onze zonden is gestorven. Hij is na zijn dood zelfs verschenen en maakte kenbaar dat hij geen geest is, zoals zijn hemelse Vader wel een Geest is. De apostelen konden zelfs zijn wonden nog zien en voelen.

Indien Jezus de alwetende God zou zijn moest hij ook weten wanneer het einde van de tijden zou zijn en wanneer hij zou terug komen, maar hierover zei hij dat het enkel aan God was om dat te weten. Indien hij God is zou hij met te verzwijgen wat hij wist, gelogen hebben, maar de Bijbel (Gods Woord) vertelt ons ook dat God geen leugens of onwaarheden vertelt).

Die zoon van God is door zijn Vader boven de engelen verheven en is mogen komen te zitten aan de rechterhand van God om als middelaar tussen de mens en God op te treden.

“Maar vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond,” (Hnd 7:55 NBV)

“terwijl hij, na zijn eenmalig offer voor de zonden, voorgoed zijn plaats aan Gods rechterhand heeft ingenomen,” (Heb 10:12 NBV)

“Want er is maar één God, en maar één bemiddelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus,” (1Ti 2:5 NBV)

“Maar Jezus is dus aangesteld voor een eerbiedwaardiger dienst, in die zin dat hij bemiddelaar is van een beter verbond, dat zijn wettelijke grondslag heeft gekregen in betere beloften.” (Heb 8:6 NBV)

“voor de bemiddelaar van een nieuw verbond, Jezus, en voor het gesprenkelde bloed dat krachtiger spreekt dan dat van Abel.” (Heb 12:24 NBV)

“Ik moet u echter nog het volgende zeggen. Christus is het hoofd van de man, de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus.” (1Co 11:3 NBV)

“En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.” (1Co 15:28 NBV)

Laat ons dus niet de woorden verdraaien en van Jezus een god de zoon maken, maar laten wij aannemen dat hij de zoon van God is zoals Jehovah God het met Zijn Woord verklaard heeft.

“Maar toen de tijd gekomen was zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw en onderworpen aan de wet,” (Ga 4:4 NBV)

“30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. 33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ 34 Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’ 35 De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.” (Lu 1:30-35 NBV)

“21 Heel het volk liet zich dopen, en toen ook Jezus was gedoopt en hij aan het bidden was, werd de hemel geopend 22 en daalde de heilige Geest in de gedaante van een duif op hem neer, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ 23 Jezus begon zijn verkondiging toen hij ongeveer dertig jaar was. Hij was, zoals algemeen werd aangenomen, de zoon van Jozef, die de zoon was van Eli,” (Lu 3:21-23 NBV)

“16 Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. 17 En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’” (Mt 3:16-17 NBV)

“10 Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, 11 en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’” (Mr 1:10-11 NBV)

Laten ook wij vreugde vinden in die gezondene van god die zich als een onschuldig Lam voor God als zoenoffer heeft aangeboden als een losprijs voor onze zonden.


Martin Rozenstraten stelde:

Reactie op ‘95 stellingen over de Drie-eenheid’

41. Je kunt de aanwezigheid van Christus in het Oude Testament proeven, omdat hij in het plan van God al aanwezig was vóór de schepping en profetisch al aanwezig was in de wet, de profeten en de psalmen.

42. De Anglicaanse wijze van psalmzingen, met aan het slot telkens een lofzang op de Drie-ene, leest dingen in de psalmen die er niet in staan.

43. Als Jezus had beweerd God te zijn, dan was hij een arrogante bedrieger.

44. De termen ‘Zoon van God’ en ‘Koning van Israël’ identificeren Jezus niet met God.

45. Jezus was niet God en Johannes de Doper heeft niet overdreven toen hij zei dat hij niet waard was hem zijn schoenen na te dragen (Matteüs 3:11).

46. Al vanaf het begin van zijn optreden heeft Jezus laten merken dat hij kwam om te lijden – hij vergeleek zichzelf met de slang die op een paal omhoog gehouden werd (Joh. 3:14).

47. Als Jezus vooral de grote Genezer was, had hij niet zo vaak verboden om over zijn wonderen te spreken – kennelijk wilde hij meer aandacht voor iets anders.

48. De fout van de Farizeeën was dat zij zich niet open stelden voor wat Jezus sprak en deed – zij hechtten geen geloof aan Jezus.

49. Jezus’ nederigheid om de enige waarachtige God te gehoorzamen, verdient navolging en is de eerste stap op weg naar waarachtige nederigheid.

50. De joden concludeerden ten onrechte dat Jezus zich gelijkstelde met God (Joh. 5:18). Het vreemde van trinitariërs is dat zij het daaropvolgende vers 19 niet opmerken waar Jezus die foute conclusie onmiddellijk heeft gecorrigeerd.

51. Jezus heeft nimmer van zichzelf beweerd de enige waarachtige God te zijn. Integendeel, hij maakt op ondubbelzinnige wijze duidelijk dat hij NIET God is (Joh. 17:3). De woorden van Thomas kunnen dus geen trinitarische strekking hebben (Joh. 20:28). Thomas zag in Jezus God, in de zin dat Jezus de afstraling van God was, de allergrootste vertegenwoordiger van God, in wie God zijn macht toonde door zijn zoon te hebben OPGEWEKT UIT DE DODEN. Want niet het misverstaan van de Drie-eenheid maar dát punt was het ongeloof van Thomas geweest!

52. Jezus had op gelijke wijze deel aan vlees en bloed als andere mensen (Hebr. 2:14). Dat sluit de goddelijkheid van Jezus ten enenmale uit.



***

“Om die reden waren de Joden er nog meer op uit om Hem te doden. Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk. Hierop nam Jezus opnieuw het woord en sprak: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets uit zichzelf, maar alleen datgene wat Hij de Vader ziet doen. En alles wat Deze doet, doet de Zoon insgelijks.” (Joh 5:18-19 WV78)

Hij noemde God zijn eigen Vader, en Christus wordt aanschouwd als een persoon die niet liegen kon. Hij loog ook niet over zich zelf en bleef steeds nederig daar Hij wist dat Zijn plaats lager was dan die van Zijn Vader, welke de Allerhoogste was, de hoogste geplaatste, de grootste god.

Ook gaf Jezus toe dat Hij niets vermocht zonder de zegen of zonder de Kracht van God. Hij liet duidelijk uitschijnen dat in wezen het Hij niet was die de wonderen deed, maar dat het Zijn Vader, Jehovah onze God was.

Merk ook op dat de Joden ook durfden aanhalen dat Jezus de werken van God de Vader: “’Gij doet de werken van uw vader.’ Zij zeiden Hem: ‘Wij zijn niet uit ontucht geboren; een vader hebben wij en dat is God.’” (Joh 8:41 WV78) Nochtans is het vreemd dat een Jood God als de vader aanhaalde. De Joodse hiërarchie haalt hier echter wel duidelijk aan God als hun vader te hebben. Maar Jezus gaat verder door zichzelf rechtstreeks in verband te brengen met God als Zijn Zoon.

De Joden geloven dat Jezus zich gelijk wil stellen als God door dat Hij zegt gelijkaardig te zijn. Johannes echter denkt ook niet dat Jezus beweerde gelijk te zijn, maar wel gelijkaardigheden had.

Dat de Messias gekend zou zijn als dé Zoon van God vinden wij in Psalm 2:7 en Ps 89:26-27:

“Zo gewaag ik van ‘s Heren besluit; Hij sprak tot mij: ‘gij zijt mijn zoon, Ik riep heden u in het leven.” (Ps 2:7 WV78)

“(89:27) Gelijk hij mijn naam zegt: ‘Gij mijn Vader, mijn God, mijn rots en mijn heil’. (89:28) zo doe Ik hem mijn eersteling wezen: boven koningen der aarde troont hij.” (Ps 89:26-27 WV78)

In die aanspraken van Jezus, de Nazareeër zouden wij moeten herkennen wie Hij werkelijk was, mede door Zijn daden. Naderhand kwamen er de bijgevoegde geschriften, welke wij nu het Nieuwe Testament noemen, die de verdere generaties duidelijkheid zouden moeten geven over de persoon Jezus.

“maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.” (Joh 20:31 WV78)

Nergens vinden wij in de geschriften een plaats waar Jezus zich er op beroept God zelf te zijn. Nergens is er een aantekening waar Jezus echt zegt dat Hij zichzelf Gelijk of Dezelfde als God te zijn.“Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God:” (Flp 2:6 WV78)

Dat de Joden Hem zo aan zagen komt uit het feit dat Joden hem aanzagen als de woordvoeder en vertegenwoordiger, waardoor Hij eigenschappen van die vertegenwoordigde naar ons bracht en ook die uitingen gaf volgens de vertolking van die God.

Zo kan men soms ook engelen vinden in wiens naam God vertegenwoordigd is (cfr. Ex 23:20,21)

Ook heb ik vroeger reeds gewezen dat god staat voor machtige, hoog geplaatste, en dat men zo goden vind in de allerhoogste God. zo zal ook niemand denken of verwarren met Mozes dat deze dé God zou zijn, nochtans werd deze voor het volk en voor de Farao gebracht als "god". “Spreek met hem, leg hem uw woorden in de mond. Ik zal u beiden bijstaan als ge moet spreken en u ingeven wat ge moet doen. Laat hem in uw plaats spreken tot het volk; hij zal uw mond zijn, gij zijn god.” (Ex 4:15-16 WV78)

“Maar Jahwe sprak tot Mozes: ‘U breng Ik voor Farao als de god, en uw broer Aaron zal uw profeet zijn.” (Ex 7:1 WV78)

Ook al werd Mozes daar god genoemd heeft nog niemand die verwarring naar voor gebracht, terwijl men dit wel met Jezus doet. Van waar die andere benadering?

Vader en Zoon zijn gelijkaardig van nature, omdat zij uit elkaar gevormd zijn. Ze zijn gelijk in uitvoering doordat de Vader niets doet zonder de Zoon en de Zoon doet niets zonder de Vader. In die mate zijn zij onafscheidelijk verbonden met elkaar. Met geest en ziel staan ze dicht bij één, maar zij blijven naast elkaar en de een ondergeschikt aan de ander, maar toch hoger dan al de rest. “Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid en het evenbeeld van zijn wezen en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. En na de reiniging der zonden te hebben voltrokken, heeft Hij zich neergezet ter rechterzijde van de majesteit in den hoge,” (Heb 1:3 WV78)

“Jezus dan antwoordde en zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet ook de Zoon desgelijks.” (Joh 5:19 STV)“De Vader toch heeft de Zoon lief en laat Hem alles zien wat Hij doet. Nog grotere werken dan deze zal Hij Hem tonen, zodat gij verbaasd zult staan.” (Joh 5:20 WV78)

Wij kunnen geen rechtstreekse getuigen meer zijn, maar wij hebben de volledige Heilige Schrift om ons een beeld te vormen van de Waarheid. Om ze te leren kennen moeten wij de Bijbel lezen en leren begrijpen. Wij moeten dan leren inzien wat er werkelijk staat en daar naar reageren.

“En dit is het eeuwig leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus.” (Joh 17:3 WV78)

Veel trinitariërs willen hier het bewijs van hun gelijk halen, maar hier wordt er op gewezen dat wij juist de énige ware God zullen leren kennen en Hem zullen kunnen leren kennen die Hij gezonden heeft.

In de oorspronkelijke tekst staat: "Maar dit is het eindeloze leven - dat zij mogen voort gaan om U te leren kennen, de enige Ware God, én (= plus) de Ene die U hebt voortgezonden (uitgezonden), Jezus Christus."

" Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus." (NWV)

"37 Ook de Vader zelf, die mij heeft gezonden, heeft getuigenis over mij afgelegd. GIJ hebt noch zijn stem ooit gehoord, noch zijn gedaante gezien; 38 en zijn woord hebt GIJ niet blijvend in U, omdat GIJ juist degene die hij gezonden heeft, niet gelooft.39 GIJ onderzoekt de Schriften, omdat GIJ denkt dat GIJ door middel daarvan eeuwig leven zult hebben; en deze leggen juist getuigenis over mij af. 40 En toch wilt GIJ niet tot mij komen opdat GIJ leven moogt hebben. 41 Ik neem geen heerlijkheid van mensen aan, 42 maar ik weet heel goed dat GIJ de liefde van God niet in U hebt. 43 Ik ben in de naam van mijn Vader gekomen, maar GIJ aanvaardt mij niet; indien iemand anders in zijn eigen naam kwam, zoudt GIJ hem aanvaarden. (Jo 5:37-43 NWV)

"4 Wat nu het eten van voedsel betreft dat aan afgoden is geofferd, wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen God is dan één. 5 Want ook al zijn er die „goden" worden genoemd, hetzij in de hemel of op aarde, zoals er vele „goden" en vele „heren" zijn, 6 in werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem; en er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn en wij door bemiddeling van hem." (1Co 8:4-6 NWV)

"20 Wij weten echter dat de Zoon van God is gekomen, en hij heeft ons het verstandelijke vermogen gegeven om de kennis van de waarachtige te verwerven. En wij zijn in eendracht met de waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven. 21 Kindertjes, hoedt U voor de afgoden." (1Jo 5:20-21)

Op Christadelphianbeliefsdebate bracht Acomtha aan dat in de Heilige Schrift in onderstaande verzen staat "Son of God" en dat er niet één is die zegt God de Zoon:

Daniel 3v25

Matthew 4v3

Matthew 4v6

Matthew 8v29

Matthew 14v33

Matthew 26v63

Matthew 27v40

Matthew 27v43

Matthew 27v54

Mark 1v1

Mark 3v11

Mark 15v39

Luke 1v35

Luke 3v38

Luke 4v3

Luke 4v9

Luke 4v41

Luke 8v28

Luke 22v70

John 1v34

John 1v49

John 3v18

John 5v25

John 9v35

John 10v36

John 11v4

John 11v27

John 19v7

John 20v31

Acts 8v37

Acts 9v20

Romans 1v4

2 Corinthians 1v19

Galatians 2v20

Ephesians 4v13

Hebrews 4v14

Hebrews 6v6

Hebrews 7v3

Hebrews 10v29

1 John 3v8

1 John 4v15

1 John 5v5

1 John 5v10

1 John 5v12

1 John 5v13

1 John 5v20

Revelation 2v18

Zoon en Vader eren