Redding

Verlossing of Redding

Wij zouden de naam van de Schepper niet kennen en ook niets weten over de grote strijdvraag inzake zijn soevereiniteit die door de opstand in Eden werd opgeworpen, of over Gods voornemen om ten overstaan van de gehele schepping zijn naam te heiligen en zijn soevereiniteit te rechtvaardigen, indien dat alles niet in de bijbel was geopenbaard. De Heilige Schrift brengt ons het relaas van de mensheid en zijn verhouding tot de Schepper. Wij krijgen slechte tijdingen, waarin duidelijk wordt geschetst wat de gevolgen zijn voor de mens die op het slechte pad is geraakt. Maar daarnaast krijgen wij ook goede tijdingen in een God spel of spelt, een verhaal van God. Die gospel brengt ons met de leringen van Christus Jezus ook het goede nieuws van Gods koninkrijk en van redding door geloof in Jezus Christus, het evangelium of evangelie. Het wordt in de bijbel aangeduid als „het goede of het blijde nieuws of boodschap van het koninkrijk” (Mt 4:23)[1], „het goede nieuws of evangelie van God” (Ro 15:16)[2], „het goede nieuws over Jezus Christus” (Mr 1:1)[3], „het goede nieuws van de onverdiende goedheid van God” (Han 20:24)[4], „het goede nieuws van vrede” (Ef 6:15)[5] en het „eeuwig goed nieuws” (Opb 14:6)[6].

Het Evangelie of het goede nieuws is de toetssteen op grond waarvan de mensheid wordt geoordeeld: Naast de verhaallijn van het leven van Jezus brengt het zijn leerstellingen en een verdere verklaring of uitwijding van het Oude Testament. Het Nieuwe Testament brengt ons een belangrijke boodschap welke wij kunnen aanvaarden of verwerpen. Maar er wordt op gewezen dat er met deze erfgave of erfenis een Nieuw Verbond is aangekomen.Het evangelie brengt ons levenbrengend goed nieuws.Het goede nieuws aanvaarden en gehoorzamen, leidt tot redding; verwerping en ongehoorzaamheid hebben vernietiging tot gevolg (1Pe 4:5, 6, 17; 2Th 1:6-8)[7].

Oude en Nieuwe Testament moeten ons voldoende klaarheid geven om het juiste licht te zien en te weten welke kant wij moeten op gaan. De Schrift verzekert ons dat de tijden niet eindeloos zo zullen door gaan zoals zij nu verlopen. Nu is er nog veel lijden en moeten wij nog opkijken tegen veel moeilijkheden, maar daar gaat een einde aan komen.

Er zal een dag komen die ontegensprekelijk zal doorgaan als de Dag van Jehovah.Tijdens deze „dag”, waarin het goddelijk oordeel aan de goddelozen zal voltrokken worden, zal Jehovah de overwinning op zijn tegenstanders behalen. Het zal een tijd van redding en bevrijding voor de rechtvaardigen zijn, de dag waarop Jehovah zelf hoog verheven zal worden als de Allerhoogste. Dit maakt deel uit van het Goede Nieuws.

In 2 Korinthiërs 6:2[8] doet de apostel Paulus een aanhaling uit de profetie in Jesaja 49:8[9], waar staat: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’In een tijd van goede wil heb ik u geantwoord, en op een dag van redding heb ik u geholpen; en ik bleef u beveiligen, opdat ik u tot een verbond voor het volk zou kunnen geven, om het land weer te herstellen, om de woest en verlaten liggende erfelijke bezittingen weer in bezit te doen nemen.’” Deze verklaring werd in haar oorspronkelijke omlijsting kennelijk gericht tot Jesaja, die de natie Israël vertegenwoordigde of personifieerde (Jes 49:3)[10]. Het was duidelijk een herstellingsprofetie. Bijgevolg had ze haar eerste vervulling toen Israël uit Babylon werd bevrijd en tot de Israëlitische gevangenen de roep uitging: „Komt naar buiten!” Daarna keerden zij naar hun eigen land terug en herstelden het verwoeste land. (Jes 49:9)[11].

Maar de woorden „opdat ik u tot een verbond voor het volk zou kunnen geven” in Jesaia 49 vers 8[12] van hetzelfde hoofdstuk en de voorafgaande verklaring in Jesaia 49 vers 6[13], dat deze „knecht” van Jehovah tot „een licht der natiën gegeven” zou worden, „opdat [Gods] redding moge reiken tot het uiteinde der aarde”, kenmerken de profetie pertinent als Messiaans[14], en ze is derhalve van toepassing op Christus Jezus als Gods „knecht”. (Vgl. Jes 42:1-4, 6, 7 met Mt 12:18-21.)[15] Aangezien de „tijd van goede wil” een tijd was waarin Jehovah zijn knecht zou ’antwoorden’ en ’helpen’, moet die betrekking hebben op Jezus’ aardse leven, toen hij ’met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opdroeg aan Degene die hem uit de dood kon redden, en hij wegens zijn godvruchtige vrees werd verhoord’ (Heb 5:7-9; vgl. Jo 12:27, 28; 17:1-5; Lu 22:41-44; 23:46)[16]. Het was dus „een dag van redding” voor Gods eigen Zoon, die gedurende deze gunstige tijd een volmaakte rechtschapenheid aan de dag legde en daarom „voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak van eeuwige redding [is] geworden”. (Heb 5:9)[17].

Bovendien blijkt uit Paulus’ aanhaling van deze profetie dat ze nog een toepassing had op die christenen die hij aanspoorde „de onverdiende goedheid van God niet te aanvaarden en dan het doel ervan te missen”, en tot wie hij zei (nadat hij Jes 49:8[18] had aangehaald): „Ziet! Nu in het bijzonder is het de tijd van aanvaarding. Ziet! Nu is het de dag van redding” (2Kor 6:1, 2)[19]. Die christenen waren vanaf Pinksteren 33 G.T. het geestelijke „Israël Gods” geworden (Ga 6:16)[20], maar zij moesten zich Gods onverdiende goedheid waardig betonen, opdat de „tijd van aanvaarding” werkelijk „een dag van redding” voor hen zou blijken te zijn.

Het feit dat de profetie in haar oorspronkelijke toepassing een herstellingsprofetie was, zou er eveneens op duiden dat ze betrekking had op een tijd van bevrijding uit geestelijke gevangenschap en een terugkeer in de volledige gunst van God. (Vgl. Ps 69:13-18)[21].

Aan de natuurlijke joden die de gunstige tijd en de hun toegedachte gelegenheid om tot ’het geestelijke Israël’ te behoren lieten voorbijgaan, maakte Paulus bekend dat hij zich nu tot de niet-joodse natiën zou keren. Ter ondersteuning haalde hij Jesaja 49:6[22] aan en zei: „In feite heeft Jehovah ons in de volgende woorden het gebod opgelegd: ’Ik heb u aangesteld als een licht der natiën, opdat gij tot aan het uiteinde der aarde tot redding zoudt zijn’” (Han 13:47)[23]. Aangezien „tijd” en „dag” begrippen zijn die op een tijdelijke duur duiden, wijzen ze op de dringendheid en de noodzaak om een verstandig gebruik te maken van de gelegen of gunstige tijd van goede wil voordat deze tijd ten einde is en God zijn barmhartigheid en zijn aanbod van redding intrekt. — Ro 13:11-13; 1Th 5:6-11; Ef 5:15-20[24].

Redding zal berusten op het al of niet aanvaarden van Jezus.

De naam Jezus (Gr.: I·e’sous) komt overeen met de Hebreeuwse naam Jesua (Yeshua of Jehosua, de onverkorte vorm), die „Jehovah is redding” betekent.

Christus komt van het Griekse Chri’stos, het equivalent van het Hebreeuwse Ma·sji’ach (Messias), en betekent „Gezalfde”. Hoewel de uitdrukking „gezalfde” vóór Jezus’ tijd terecht op anderen werd toegepast, bijvoorbeeld op Mozes, Aäron en David (Heb 11:24-26; Le 4:3; 8:12; 2Sa 22:51)

, vormden de positie, het ambt of de dienst waarvoor deze personen gezalfd werden, slechts een voorafbeelding van de uitnemender positie, het hogere ambt en de verhevener dienst van Jezus Christus. Jezus is dus bij uitstek en als enige „de Christus, de Zoon van de levende God”. (Mt 16:16)[25];

Als de „voornaamste leider” of „pionier van het Leven” (Mo) introduceerde Jezus Christus een nieuw en essentieel element voor het verwerven van eeuwig leven: zijn rol als bemiddelaar of tussenpersoon, ook in bestuurlijke zin. Hij is Gods Hogepriester, die iemand volledig van zonde kan reinigen en hem van de doodaanbrengende uitwerking van de zonde kan bevrijden (Heb 3:1, 2; 4:14; 7:23-25; 8:1-3)[26]; hij is de aangestelde Rechter, in wiens handen het gehele oordeel is gegeven, opdat hij op weloverwogen wijze de voordelen van zijn loskoopoffer kan doen toekomen aan degenen van de mensheid die waardig worden bevonden onder zijn Koninkrijksheerschappij te leven (Jo 5:22-27; Han 10:42, 43)[27]; door bemiddeling van hem komt ook de opstanding van de doden tot stand (Jo 5:28, 29; 6:39, 40)[28]. Omdat Jehovah God heeft bepaald zijn Zoon op deze wijze te gebruiken, „is er in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven waardoor wij gered moeten worden”. (Han 4:12; vgl. 1Jo 5:11-13)[29].

Hiervan moeten wij ons bewust van zijn. Als Christenen dragen wij de naam deelgenoten te zijn van de Christus, de Gezalfde en geven wij anderen te kennen dat wij Jezus als dusdanig aanvaarden en hem ook aanschouwen als onze Redder of Verlosser.

Christenen worden bevrijd van de slavernij aan de zonde doordat God hen door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus, Jehovah’s voorziening voor redding, terugkoopt (1Jo 4:14)[30], waardoor Jezus als „Voornaamste Gevolmachtigde en Redder” verhoogd wordt (Han 5:31)[31]. Bijgevolg kan Jezus Christus terecht „onze Redder” worden genoemd, ook al bewerkt hij de redding als de gevolmachtigde van Jehovah (Tit 1:4; 2Pe 1:11)[32].

Door zijn menselijke leven te offeren, werd Christus Jezus Gods „Voornaamste Bewerker” van leven en redding (Han 3:15; Heb 2:10)[33], en door bemiddeling van hem is het tenietdoen van de dood verzekerd (2Ti 1:10)[34]. Door de dood te ondergaan, ’smaakte Jezus voor iedereen de dood’ en verschafte hij „een overeenkomstige losprijs voor allen” (Heb 2:9; 1Ti 2:6)[35]. Door middel van „één daad van rechtvaardiging” van de zijde van Jezus werd het nu mogelijk het doodsoordeel tengevolge van de zonde op te heffen, zodat alle soorten van mensen ’rechtvaardig verklaard kunnen worden ten leven’ (Ro 5:15, 16, 18, 19; Heb 9:27, 28)[36]. Betreffende Jezus’ ware volgelingen zou dus gezegd kunnen worden dat zij in feite „uit de dood tot het leven [zijn] overgegaan” (Jo 5:24)[37]. Degenen echter die de Zoon ongehoorzaam zijn en geen liefde aan de dag leggen, ’blijven in de dood’ en onder Gods veroordeling (1Jo 3:14; Jo 3:36)[38]. Daarom is het heel belangrijk hoe die genaamde Christenen handelen. Degenen die vrij willen zijn van veroordeling en van „de wet van de zonde en de dood”, moeten zich door Gods geest laten leiden en de vruchten ervan voortbrengen, want „het bedenken van het [zondige] vlees betekent de dood”. (Ro 8:1-6; Kol 1:21-23)[39].

Doordat Christus’ losprijs werkzaam is ten aanzien van degenen die geloof oefenen, kan ook het geweten gereinigd worden (Heb 9:9, 14)[40]. Petrus geeft te kennen dat degenen die redding ontvangen, dit goede, reine, zuivere geweten moeten bezitten. (1Pe 3:21)[41].

Eén zijnde met Christus zullen wij toch nog op de oordeelsdag voor hem moeten verschijnen ten oordeel, maar hoeven wij niet te vrezen voor een veroordeling. Door ons juist handelen en door onze juiste keuze zal verdoemenis ons niet meer ten deel vallen. Zo zullen wij er op aan kunnen dat redding ons zal toe komen want Christus Jezus heeft ons vrij gekocht door zijn Loskoopoffer, het Zoenoffer welk de beste oplossing voor een toekomstig leven kan brengen.

Wij als Christenen verheugen ons daarom in het Evangelie en geloven in het Nieuwe Verbond waarover het Goede Nieuws ons de Blijde Boodschap brengt. Het is de Blijmare die Redding predikt en ons kan toekomen als wij bereid zijn de jusite stappen te ondernemen.

Jesaja 12:2: 2 Zie! God is mijn redding. Ik zal vertrouwen en niet in angst verkeren; want Jah Jehovah is mijn sterkte en [mijn] macht, en hij werd mij tot redding.”

Hosea 13:4: 4 Maar ik ben Jehovah, uw God, van het land Egypte af, en er was geen God behalve mij die gij placht te kennen; en er was geen redder dan ik.

1 Timotheüs 2:3-4: 3 Dit is voortreffelijk en aangenaam in de ogen van onze Redder, God, 4 wiens wil het is dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen.


*

Voetnoten


[1] Mattheüs 4:23: 23 Toen trok hij rond door geheel Galiléa, terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek onder het volk genas.

“ Jezus trok rond door geheel Galilea, terwijl Hij als leraar optrad in hun synagogen, de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk en alle ziekten en kwalen onder het volk genas.” (Mt 4:23 WV78) Grote Nieuws (GNB) Het Evangelie (Canis; NB; NBG 51; Palm; TelosNT; Voorhoeve;

[2] Romeinen 15:16: 16 om een openbare dienaar van Christus Jezus te zijn voor de natiën en deel te nemen aan het heilige werk van het goede nieuws van God, opdat de offergave, namelijk deze natiën, aanvaardbaar zou blijken te zijn, geheiligd met heilige geest. “ Hij heeft mij bestemd voor de heilige dienst van Christus Jezus onder de heidenen, om het evangelie van God te bedienen, om Hem de volken aan te bieden als een welkome gave, geheiligd door de Heilige Geest.” (Ro 15:16 WV78)

Gods Blijmare (Leiden) Evangelieverkondiging van God (NB)

[3] Markus 1:1: 1 [Het] begin van het goede nieuws over Jezus Christus: “ Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God.” (Mr 1:1 WV78) Heilmare (Lei) Goede Boodschap (WV95); Aankondiging van Jezus Christus (NB)

[4] Handelingen 20:24: 24 Doch ik hecht niet de minste waarde aan mijn ziel als zou ze mij dierbaar zijn, indien ik mijn loopbaan en de bediening die ik van de Heer Jezus heb ontvangen, maar mag voleindigen om grondig getuigenis af te leggen van het goede nieuws van de onverdiende goedheid van God.

Het Evangelie van Gods Genade (WV78; Canis; NBV); Goede Nieuws over Gods goedheid (GNB); blijde boodschap van Gods genade (Lei); verkondiging van de genade van God (NB); evangelie der genade Gods (NBG; SVV); goede boodschap van Gods genade (WV95)

[5] Efeziërs 6:15: 15 en UW voeten geschoeid met de toerusting van het goede nieuws van vrede.

Evangelie van de vrede (WV78; NBV; Palm; SVV; TelosNT; Voorh; WV95) “geschoeid met bereidwilligheid om de Vredetijding te brengen,” (Efe 6:15 LEI); Vredesboodschap (GNB); Blijde Boodschap van Vrede (Canis)

[6] Openbaring 14:6: 6 En ik zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk,

Eeuwig evangelie (WV78; Canis; NB; NBG51; NBV; Palm; SVV; Voorh; WV95); eeuwige blijmare (Lei) een boodschap (GNB)

[7] 1 Petrus 4:5-6: 5 Maar deze mensen zullen rekenschap geven aan degene die gereedstaat om de levenden en de doden te oordelen. 6 Trouwens, met dit doel werd ook aan de doden het goede nieuws bekendgemaakt, opdat zij van menselijk standpunt uit bezien naar het vlees geoordeeld zouden worden, maar van Gods standpunt uit bezien naar de geest zouden leven.

1 Petrus 4:17: 17 Want het is de bestemde tijd dat het oordeel begint bij het huis van God. Als het nu eerst bij ons begint, wat zal dan het einde zijn van hen die het goede nieuws van God niet gehoorzaam zijn?

2 Thessalonicenzen 1:6-8: 6 Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het van Gods zijde rechtvaardig is verdrukking te vergelden aan hen die voor U verdrukking veroorzaken, 7 maar aan U die verdrukking lijdt, verlichting te zamen met ons bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen, 8 in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen.

[8] 2 Korinthiërs 6:2: 2 Want hij zegt: „In een tijd van aanvaarding heb ik U verhoord, en op een dag van redding ben ik U te hulp gekomen.” Ziet! Nu in het bijzonder is het de tijd van aanvaarding. Ziet! Nu is het de dag van redding.

[9] Jesaja 49:8: 8 Dit heeft Jehovah gezegd: „In een tijd van goede wil heb ik u geantwoord, en op een dag van redding heb ik u geholpen; en ik bleef u beveiligen, opdat ik u tot een verbond voor het volk zou kunnen geven, om het land weer te herstellen, om de woest en verlaten liggende erfelijke bezittingen weer in bezit te doen nemen,

[10] Jesaja 49:3: 3 En hij zei vervolgens tot mij: „Gij zijt mijn knecht, o Israël, gij, in wie ik mijn luister tentoon zal spreiden.

Jesaja 43:10-11: 10 „GIJ zijt mijn getuigen,” is de uitspraak van Jehovah, „ja, mijn knecht die ik verkozen heb, opdat GIJ [het] weet en geloof in mij hebt, en opdat GIJ begrijpt dat ik Dezelfde ben. Vóór mij werd er geen God geformeerd, en na mij bleef het zo dat er geen was. 11 Ik — ik ben Jehovah, en buiten mij is er geen redder.”

[11] Jesaja 49:9: 9 om tot de gevangenen te zeggen: ’Komt naar buiten!’ tot hen die in de duisternis zijn: ’Laat U zien!’ Aan de wegen zullen zij weiden, en op alle veel betreden paden zal hun weide zijn.

[12] Jesaja 49:8: 8 Dit heeft Jehovah gezegd: „In een tijd van goede wil heb ik u geantwoord, en op een dag van redding heb ik u geholpen; en ik bleef u beveiligen, opdat ik u tot een verbond voor het volk zou kunnen geven, om het land weer te herstellen, om de woest en verlaten liggende erfelijke bezittingen weer in bezit te doen nemen,

[13] Jesaja 49:6: 6 En hij zei vervolgens: „Het is meer dan een onbeduidende zaak geweest dat gij mijn knecht zijt geworden om de stammen van Jakob op te richten en zelfs de beveiligden van Israël terug te brengen; ik heb u ook tot een licht der natiën gegeven, opdat mijn redding moge reiken tot het uiteinde der aarde.”

[14] Betrekking hebbend op de Messias of de Gezalfde.

[15] Jesaja 42:1-4: 42 Zie! Mijn knecht, die ik stevig vasthoud! Mijn uitverkorene, [die] mijn ziel heeft goedgekeurd! Ik heb mijn geest in hem gelegd. Gerechtigheid voor de natiën zal hij voortbrengen. 2 Hij zal niet schreeuwen noch [zijn stem] verheffen, en op de straat zal hij zijn stem niet laten horen. 3 Een geknakt riet zal hij niet breken; en wat een kwijnende vlaspit betreft, hij zal ze niet uitblussen. In waarachtigheid zal hij gerechtigheid voortbrengen. 4 Hij zal niet kwijnen of geknakt worden, totdat hij op de aarde zelf gerechtigheid vestigt; en op zijn wet zullen zelfs de eilanden blijven wachten.

Jesaja 42:6-7: 6 „Ikzelf, Jehovah, heb u in rechtvaardigheid geroepen en ik vatte u vervolgens bij de hand. En ik zal u beveiligen en u geven tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën, 7 om de blinde ogen te openen, om de gevangene uit de kerker te leiden, uit het huis van bewaring hen die in duisternis zitten.

Mattheüs 12:18-21: 18 „Zie! Mijn knecht, die ik gekozen heb, mijn geliefde, die mijn ziel heeft goedgekeurd! Ik zal mijn geest op hem leggen, en hij zal de natiën duidelijk maken wat gerechtigheid is. 19 Hij zal niet twisten, noch luid roepen, noch zal iemand op de brede straten zijn stem horen. 20 Een beschadigd riet zal hij niet verbrijzelen en een smeulende vlaspit niet uitblussen, totdat hij met succes gerechtigheid uitzendt. 21 Voorwaar, op zijn naam zullen natiën hopen.”

Handelingen 3:13: 13 De God van Abraham en van Isaäk en van Jakob, de God van onze voorvaders, heeft zijn Knecht, Jezus, verheerlijkt, die GÍJ hebt overgeleverd en voor het aangezicht van Pilatus hebt verloochend, ofschoon deze besloten had hem vrij te laten.

Jesaja 53:11: 11 Wegens de moeite van zijn ziel zal hij zien, hij zal verzadigd worden. Door middel van zijn kennis zal de rechtvaardige, mijn knecht, velen in een rechtvaardige positie brengen; en hun dwalingen zal hijzelf torsen.

[16] Hebreeën 5:7-10: In de dagen van zijn vlees heeft [Christus], met sterk geroep en tranen, smekingen en ook smeekbeden opgedragen aan Degene die hem uit de dood kon redden, en hij werd wegens zijn godvruchtige vrees verhoord. 8 Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden; 9 en nadat hij tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak van eeuwige redding geworden, 10 omdat hij door God uitdrukkelijk een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is genoemd.

Johannes 12:27-28: 27 Nu is mijn ziel verontrust, en wat zal ik zeggen? Vader, red mij uit dit uur. Niettemin ben ik juist hierom tot dit uur gekomen. 28 Vader, verheerlijk uw naam.” Daarom kwam er een stem uit de hemel: „Ik heb [hem] verheerlijkt en zal [hem] wederom verheerlijken.”

Johannes 17:1-5: 17 Deze dingen sprak Jezus, en terwijl hij zijn ogen naar de hemel opsloeg, zei hij: „Vader, het uur is gekomen; verheerlijk uw zoon, opdat uw zoon u verheerlijkt, 2 gelijk gij hem autoriteit over alle vlees hebt gegeven, opdat hij, wat het gehele [aantal] betreft [van hen] die gij hem hebt gegeven, hun eeuwig leven moge geven. 3 Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus. 4 Ik heb u op de aarde verheerlijkt, daar ik het werk heb voleindigd dat gij mij te doen hebt gegeven. 5 En nu, Vader, verheerlijk mij naast uzelf met de heerlijkheid die ik naast u had voordat de wereld was.

Lukas 22:41-44: 41 En hijzelf verwijderde zich ongeveer een steenworp van hen en knielde neer en ging in gebed, 42 terwijl hij zei: „Vader, indien gij het wenst, neem deze beker dan van mij weg. Doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede.” 43 Toen verscheen hem een engel uit de hemel, die hem sterkte. 44 Maar in hevige smart gerakend, vervolgde hij zijn gebed nog vuriger; en zijn zweet werd als druppels bloed, die op de grond vielen.

Lukas 23:46: 46 En Jezus riep met een luide stem en zei: „Vader, aan uw handen vertrouw ik mijn geest toe.” Nadat hij dit had gezegd, blies hij de laatste adem uit.

[17] Hebreeën 5:7-10: 8 Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden; 9 en nadat hij tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak van eeuwige redding geworden, 10 omdat hij door God uitdrukkelijk een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is genoemd.

[18] Jesaja 49:8-9: 8 Dit heeft Jehovah gezegd: „In een tijd van goede wil heb ik u geantwoord, en op een dag van redding heb ik u geholpen; en ik bleef u beveiligen, opdat ik u tot een verbond voor het volk zou kunnen geven, om het land weer te herstellen, om de woest en verlaten liggende erfelijke bezittingen weer in bezit te doen nemen, 9 om tot de gevangenen te zeggen: ’Komt naar buiten!’

[19] 2 Korinthiërs 6:1-2: 6 Met hem samenwerkend, verzoeken wij U ook dringend, de onverdiende goedheid van God niet te aanvaarden en dan het doel ervan te missen. 2 Want hij zegt: „In een tijd van aanvaarding heb ik U verhoord, en op een dag van redding ben ik U te hulp gekomen.” Ziet! Nu in het bijzonder is het de tijd van aanvaarding. Ziet! Nu is het de dag van redding.

[20] Galaten 6:15-16: 16 En allen die volgens deze gedragsregel ordelijk zullen wandelen, op hen zij vrede en barmhartigheid, ja, op het Israël Gods.

[21] Psalm 69:13-18: 13 Maar wat mij aangaat, mijn gebed was tot u, o Jehovah,

In een tijd van aanvaarding, o God.

Antwoord mij, in de overvloed van uw liefderijke goedheid, met de waarheid van de redding door u.

14 Bevrijd mij uit het slijk, opdat ik niet wegzak.

O moge ik bevrijd worden van hen die mij haten en uit de diepe wateren.

15 O moge de snelvlietende stroom van wateren mij niet meesleuren,

Noch de diepte mij verzwelgen,

Noch de put zijn mond over mij sluiten.

16 Antwoord mij, o Jehovah, want uw liefderijke goedheid is goed.

Wend u tot mij naar de veelheid van uw barmhartigheden,

17 En verberg uw aangezicht niet voor uw knecht.

Antwoord mij snel, want ik verkeer erg in benauwdheid.

18 Nader toch tot mijn ziel, eis haar op;

Verlos mij wegens mijn vijanden.

[22] Jesaja 49:5-6: 6 En hij zei vervolgens: „Het is meer dan een onbeduidende zaak geweest dat gij mijn knecht zijt geworden om de stammen van Jakob op te richten en zelfs de beveiligden van Israël terug te brengen; ik heb u ook tot een licht der natiën gegeven, opdat mijn redding moge reiken tot het uiteinde der aarde.”

[23] Handelingen 13:47: “Want zó heeft de Heer ons bevolen "Ik heb u gesteld tot een licht voor de heidenen, Opdat gij tot heil wordt tot aan de grenzen der aarde."” (CANIS)

[24] Romeinen 13:11-13: 11 [Doet] dit ook omdat GIJ de gelegen tijd weet, dat het uur reeds is aangebroken waarop GIJ uit de slaap dient te ontwaken, want thans is onze redding dichterbij dan toen wij gelovigen werden. 12 De nacht is ver gevorderd; de dag is nabij gekomen. Laten wij daarom de werken die tot de duisternis behoren, afleggen en de wapenen van het licht aandoen. 13 Laten wij betamelijk wandelen, zoals overdag, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in ongeoorloofde gemeenschap en losbandig gedrag, niet in twist en jaloezie.

1 Thessalonicenzen 5:6-11: 6 Laten wij dan ook niet doorslapen zoals de overigen, maar laten wij wakker blijven en onze zinnen bij elkaar houden. 7 Want zij die slapen, zijn gewend ’s nachts te slapen, en zij die dronken worden, zijn gewoonlijk ’s nachts dronken. 8 Maar wat ons aangaat die tot de dag behoren, laten wij onze zinnen bij elkaar houden en het borstharnas van geloof en liefde aan hebben en als helm de hoop der redding; 9 want God heeft ons niet bestemd tot gramschap, maar tot het verwerven van redding door bemiddeling van onze Heer Jezus Christus. 10 Hij is voor ons gestorven, opdat wij, hetzij wij wakker blijven, hetzij wij slapen, te zamen met hem zouden leven. 11 Blijft elkaar daarom vertroosten en elkaar opbouwen, zoals GIJ trouwens reeds doet.

Efeziërs 5:15-20: 15 Ziet er daarom nauwlettend op toe hoe GIJ wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, 16 de gelegen tijd voor UZELF uitkopend, omdat de dagen goddeloos zijn. 17 Wordt daarom niet langer onredelijk, maar blijft inzien wat de wil van Jehovah is. 18 Bedrinkt U ook niet aan wijn, waarin losbandigheid is, maar blijft vervuld worden met geest, 19 en spreekt tot elkaar met psalmen en lofzangen voor God en geestelijke liederen, waarbij GIJ zingt en UZELF begeleidt met muziek in UW hart voor Jehovah, 20 terwijl GIJ altijd voor alle dingen onze God en Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus dankzegt.

[25] Mattheüs 16:16: 16 Simon Petrus gaf ten antwoord: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.”

Handelingen 9:20: 20 en onmiddellijk ging hij in de synagogen Jezus prediken, dat Deze de Zoon van God is.

[26] Hebreeën 3:1-2: 3 Dientengevolge, heilige broeders, deelgenoten van de hemelse roeping, beschouwt de apostel en hogepriester die wij belijden — Jezus. 2 Hij was getrouw aan Degene die hem daartoe aangesteld heeft, zoals ook Mozes het was in Diens gehele huis.

Hebreeën 4:14: 14 Aangezien wij derhalve een grote hogepriester hebben die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten wij aan [onze] belijdenis van [hem] vasthouden.

Hebreeën 7:23-25: 23 Bovendien moesten velen [achtereenvolgens] priester worden omdat zij door de dood verhinderd werden het te blijven, 24 maar hij, omdat hij tot in eeuwigheid blijft leven, bezit zijn priesterschap zonder enige opvolgers. 25 Dientengevolge is hij ook in staat om degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, volledig te redden, daar hij altijd leeft om voor hen te pleiten.

Hebreeën 8:1-3: 8 Van de besproken dingen nu is dit de hoofdzaak: Wij hebben zo’n hogepriester, en hij heeft plaats genomen aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen, 2 een openbare dienaar van de heilige plaats en van de ware tent, die door Jehovah en niet door een mens is opgericht. 3 Want iedere hogepriester wordt aangesteld om zowel gaven als slachtoffers te brengen, waarom het noodzakelijk was dat ook deze iets had om te offeren.

[27] Johannes 5:22-27: 22 Want de Vader oordeelt volstrekt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon toevertrouwd, 23 opdat allen de Zoon zouden eren evenals zij de Vader eren. Hij die de Zoon niet eert, eert de Vader niet, die hem heeft gezonden. 24 Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Wie mijn woord hoort en hem gelooft die mij heeft gezonden, heeft eeuwig leven, en hij komt niet in het oordeel, maar is uit de dood tot het leven overgegaan.

25 Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Het uur komt, en is nu, waarin de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en zij die er acht op hebben geslagen, zullen leven. 26 Want evenals de Vader leven in zichzelf heeft, zo heeft hij ook de Zoon gegeven leven in zichzelf te hebben. 27 En hij heeft hem macht gegeven om te oordelen, omdat hij de Zoon des mensen is.

Handelingen 10:42-43: 42 Ook heeft hij ons bevolen tot het volk te prediken en een grondig getuigenis te geven dat deze Degene is die door God is verordend tot rechter van de levenden en de doden. 43 Over hem leggen alle profeten getuigenis af dat een ieder die geloof in hem stelt, vergeving van zonden krijgt door middel van zijn naam.”

[28] Johannes 5:28-29: 28 Verwondert U hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen 29 en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.

Johannes 6:39-40: 39 Dit is de wil van hem die mij heeft gezonden, dat ik niets van al wat hij mij heeft gegeven, verloren laat gaan, maar dat ik het op de laatste dag [uit de dood] opwek. 40 Want dit is de wil van mijn Vader, dat een ieder die de Zoon aanschouwt en geloof in hem oefent, eeuwig leven moge hebben, en ik zal hem op de laatste dag [uit de dood] opwekken.”

[29] Handelingen 4:12: 12 Bovendien is er in niemand anders redding, want er is onder de hemel geen andere naam die onder de mensen is gegeven waardoor wij gered moeten worden.”

1 Johannes 5:11-13: 11 En hierin bestaat het gegeven getuigenis, dat God ons eeuwig leven heeft gegeven, en dit leven is in zijn Zoon. 12 Wie de Zoon heeft, heeft dit leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft dit leven niet.

13 Ik schrijf U deze dingen opdat GIJ moogt weten dat GIJ eeuwig leven hebt, GIJ die UW geloof in de naam van de Zoon van God stelt.

[30] 1 Johannes 4:14: 14 Bovendien hebben wij zelf aanschouwd en leggen er getuigenis van af dat de Vader zijn Zoon als Redder van de wereld heeft uitgezonden.

[31] Handelingen 5:31: 31 Hem heeft God als Voornaamste Gevolmachtigde en Redder tot zijn rechterhand verhoogd, om Israël [de gelegenheid tot] berouw en vergeving van zonden te geven.

[32] Titus 1:4: aan Titus, een echt kind overeenkomstig een geloof waarin wij gemeenschappelijk delen:

Moge er onverdiende goedheid en vrede zijn van God, [de] Vader, en Christus Jezus, onze Redder.

2 Petrus 1:11: 11 In feite zal U aldus rijkelijk de ingang worden verschaft in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en Redder Jezus Christus.

[33] Handelingen 3:15: 15 de Voornaamste Bewerker van het leven daarentegen hebt GIJ gedood. Maar God heeft hem uit de doden opgewekt, van welk feit wij getuigen zijn.

Hebreeën 2:10: 10 Want het was passend dat degene ter wille van wie alle dingen zijn en door wie alle dingen zijn, bij het tot heerlijkheid brengen van vele zonen de Voornaamste Bewerker van hun redding door middel van lijden tot volmaaktheid zou brengen.

[34] 2 Timotheüs 1:10: 10 maar nu is ze duidelijk zichtbaar gemaakt door de manifestatie van onze Redder, Christus Jezus, die de dood heeft tenietgedaan, maar licht heeft geworpen op leven en onverderfelijkheid, door middel van het goede nieuws

[35] Hebreeën 2:9: 9 maar wij zien Jezus, die een weinig lager dan engelen gemaakt was, met heerlijkheid en eer gekroond omdat hij de dood heeft ondergaan, opdat hij door Gods onverdiende goedheid voor iedereen de dood zou smaken.

1 Timotheüs 2:6: 6 die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen — [hiervan] dient op de speciaal daarvoor bestemde tijden getuigenis te worden afgelegd.

[36] Romeinen 5:15-16: 15 Met de gave is het echter niet zo gesteld als het geval was met de overtreding. Want indien door de overtreding van één mens velen zijn gestorven, zo zijn de onverdiende goedheid van God en zijn vrije gave met de onverdiende goedheid door de ene mens Jezus Christus, veel overvloediger geweest voor velen. 16 Ook is het met de vrije gave niet zo gesteld als het geval was met de wijze waarop de dingen uitwerkten door bemiddeling van de ene [mens] die had gezondigd. Want het oordeel leidde van één overtreding tot veroordeling, maar de gave leidde van vele overtredingen tot een rechtvaardigverklaring.

Romeinen 5:18-19: 18 Daarom dan, gelijk het door middel van één overtreding voor alle soorten van mensen op veroordeling is uitgelopen, evenzo loopt het er ook door middel van één daad van rechtvaardiging voor alle soorten van mensen op uit dat zij rechtvaardig verklaard worden ten leven. 19 Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen tot zondaars werden gesteld, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de ene [persoon] velen tot rechtvaardigen worden gesteld.

Hebreeën 9:27-28: 27 En zoals het voor de mensen weggelegd is eens voor altijd te sterven, maar daarna een oordeel, 28 zo werd ook de Christus eens voor altijd geofferd om de zonden van velen te dragen, en de tweede maal dat hij verschijnt, zal het los van de zonde zijn en aan hen die vurig naar hem uitzien voor [hun] redding.

[37] Johannes 5:24: 24 Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Wie mijn woord hoort en hem gelooft die mij heeft gezonden, heeft eeuwig leven, en hij komt niet in het oordeel, maar is uit de dood tot het leven overgegaan.

Romeinen 8:2: 2 Want de wet van de geest die leven geeft in eendracht met Christus Jezus, heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood.

[38] 1 Johannes 3:14: 14 Wij weten dat wij van de dood tot het leven zijn overgegaan, omdat wij de broeders liefhebben. Wie niet liefheeft, blijft in de dood.

Johannes 3:36: 36 Hij die geloof oefent in de Zoon, heeft eeuwig leven; hij die de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de gramschap Gods blijft op hem.

[39] Romeinen 8:1-7: 8 Daarom is er voor hen die in eendracht met Christus Jezus zijn, geen veroordeling. 2 Want de wet van de geest die leven geeft in eendracht met Christus Jezus, heeft u vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood. 3 Want aangezien er een onvermogen van de zijde der Wet was, zwak als ze was vanwege het vlees, heeft God, door zijn eigen Zoon te zenden in de gelijkenis van het zondige vlees en betreffende zonde, de zonde in het vlees veroordeeld, 4 opdat het rechtvaardige vereiste van de Wet vervuld zou worden in ons, die niet in overeenstemming met het vlees wandelen, maar in overeenstemming met de geest. 5 Want zij die in overeenstemming met het vlees zijn, zetten hun zinnen op de dingen van het vlees, maar zij die in overeenstemming met de geest zijn, op de dingen van de geest. 6 Want het bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest betekent leven en vrede; 7 want het bedenken van het vlees betekent vijandschap met God, omdat het niet onderworpen is aan de wet van God, wat het trouwens ook niet kan zijn.

Kolossenzen 1:21-23: 21 Ja U, die eens vervreemd en vijanden waart omdat UW geest gericht was op de werken die goddeloos waren, 22 heeft hij nu wederom verzoend door middel van diens vleselijke lichaam, door [zijn] dood, om U heilig en onbesmet en vrij van enige beschuldiging voor zijn aangezicht te stellen, 23 mits GIJ natuurlijk blijft in het geloof, bevestigd op het fundament en standvastig, en U niet laat afbrengen van de hoop van dat goede nieuws, hetwelk GIJ hebt gehoord en dat in heel de schepping die onder de hemel is, werd gepredikt. Van dit [goede nieuws] ben ik, Paulus, een bedienaar geworden.

[40] Hebreeën 9:9: 9 Deze [tent] nu is een illustratie voor de bestemde tijd die er thans is, en in overeenstemming daarmee worden er zowel gaven als slachtoffers gebracht. Deze kunnen echter hem die heilige dienst verricht, niet tot volmaaktheid brengen wat zijn geweten betreft,

Hebreeën 9:14: 14 hoeveel te meer zal dan het bloed van de Christus, die door een eeuwige geest zichzelf zonder smet aan God heeft geofferd, ons geweten reinigen van dode werken, opdat wij heilige dienst voor [de] levende God kunnen verrichten?

1 Johannes 1:7: 7 Indien wij echter in het licht wandelen zoals hij zelf in het licht is, dan hebben wij deel met elkaar, en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.

[41] 1 Petrus 3:21: 21 Ook nu wordt GIJ gered door dat wat hiermee overeenkomt, namelijk de doop (niet het wegdoen van de vuiligheid van het vlees, maar het verzoek aan God om een goed geweten), krachtens de opstanding van Jezus Christus.