Dankzegging

Dankzegging

Dankzegging aan God

Het Gebed des Heren of het Onze Vader begint met prijzen. God loven helpt ons te begrijpen hoe bijzonder Hij werkelijk is. Wij zouden Hem moeten prijzen voor hoe krachtig Hij is. Wij moeten Hem loven omdat Hij zo vol gave is en steeds maar uitdeelt. Wij moeten Hem verheerlijken omdat Hij zo liefdevol en vergevingsgezind is. Wij zouden Hem moeten bedanken voor alles wat Hij gedaan heeft en nog zal doen. en de lijst kan verder gaan…

In het Nieuwe Testament vertelt Paulus over het dankzeggen aan God:

“Wij zeggen God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, dank, telkens als wij u in onze gebeden gedenken.” (Kolossenzen 1:3 WV78)

“Zegt met blijdschap dank aan de Vader, die u in staat stelde te delen in de erfenis van de heiligen in het licht. Hij heeft ons ontrukt aan het domein van de duisternis en overgebracht naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, in wie onze bevrijding verzekerd is en onze zonden vergeven zijn.” (Kolossenzen 1:12-14 WV78)

“Daarom zeg ook ik onophoudelijk dank, want ik heb gehoord van uw geloof in de Heer Jezus en uw liefde voor alle heiligen. Steeds gedenk ik u in mijn gebeden.” (Efeziërs 1:15-16 WV78)

“Gezegend is God, de Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader vol ontferming en de God van alle vertroosting. Hij troost ons in al onze tegenspoed, zodat wij in staat zijn anderen te troosten in al hun noden, dank zij de troost die wij van God ontvangen.” (2 Korinthiërs 1:3-4 WV78)

Wij worden opgedragen om God te loven, te prijzen en te bedanken:

“En door Jezus willen wij God voortdurend een lofoffer brengen, de hulde namelijk van lippen die zijn naam prijzen. Vergeet ook nooit elkaar goed te doen en te helpen, want dat zijn de offers die God behagen.” (Hebreeën 13:15-16 WV78)

“Weest altijd blij. Bidt zonder ophouden. Dankt God voor alles. Dit is het wat God van u verlangt in Christus Jezus.” (1 Thimotheus 5:16-18 WV78)

“Ons is een koninkrijk gegeven dat niet wankelt. Laten wij daarom God danken en Hem aanbidden zoals Hij het verlangt: met eerbied en ontzag. Want onze God is een verterend vuur.” (Hebreeën 12:28-29 WV78)

“Verheugt u in de Heer te allen tijde. Nog eens: verheugt u! Uw vriendelijkheid moet bij alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij. Weest onbezorgd. Laat al uw wensen bij God bekend worden in gebed en smeking, en nooit zonder dankzegging. En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus.” (Filipenzen 4:4-7 WV78)

In het Oude Testament kunnen wij deel na deel vinden van dankzeggingen aan en prijzen van God, vooral in de Psalmen welk vol is van hoofdstukken waar God wordt geprezen en waarin Zijn kracht en glorie wordt verheerlijkt. Hier zijn twee voorbeelden:

“Voor de koorleider. Met gittit-begeleiding. Een psalm van David. (8:2) Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam wijd en zijd op de aarde; gelijk Gij uw majesteit doet verschijnen hoog aan de hemel, (8:3) uit de mond der kleinen, de kreet van het kind uw vermogen bevestigt, dat uw tegenstanders het weten, dat vijand en verstoorder moet zwijgen. (8:4) Als uw hemel ik zie - uwer vingeren werk, maan en sterren die Gij daar stelde, (8:5) wat is dan de mens dat Gij acht op hem slaat, het mensenkind dat Gij hem aanziet? (8:6) En nochtans gaaft Ge hem een haast goddelijke staat; met waardigheid hebt Gij, met schoonheid gekroond (8:7) die Gij heerser maakt over het werk uwer handen. Want alles hebt Gij aan zijn voeten gelegd: (8:8) de schapen, het hoornvee bijeen en de andere, de dieren des velds, (8:9) de vogelen des hemels, de vissen der zee: wat de banen der zeeen doorkruist. (8:10) Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam wijd en zijd op de aarde.” (Psalmen 8:1-9 WV78)

“Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm. (47:2) Alle gij volken, klapt in de handen, schalle voor God de klaroen van uw jubel. (47:3) Waarlijk, geducht is de Heer, de Allerhoogste, koning grootmachtig, het aardrijk beheersend. (47:4) Volkeren heeft Hij voor ons zich doen buigen, heeft op hun stamland de voet ons doen zetten. (47:5) Hij heeft dit erfdeel gemaakt tot het onze, pronkjuweel Jakobs: hem schonk Hij zijn liefde. (47:6) God voer omhoog bij gejuich als bazuinen; Hij, Hij Jahwe, bij de stoot op de ramshoorn. (47:7) Zingt God ter ere uw loflied bij harpslag, zingt onze koning bij harpslag uw psalmen. (47:8) Hij is de koning beheersend het aardrijk; zingt God ter ere uw welgevoegd harplied. (47:9) God is gebieder beheersend de volken, God zet zich neder ten zetel hoogheilig. (47:10) Samengeschaard is de adel der volken, Hem tot een godsvolk die Abrahams God is. Zie, God behoren die schilden der aarde: Hem, hoogverheven.” (Psalmen 47:1-9 WV78)