Bang voor Gevallen Engelen

Bang voor Gevallen Engelen

Hoe bang zijn voor de Duivel?

Niet bang zijn voor gevallen engelen.

Toen God alles creëerde bezag Hij telkens datgene wat Hij verricht had en bevond het goed.[1] Als volmaakt Wezen wenste God ook een volmaakte Schepping. Het zou er op aan komen dat alles naar Zijn wens zou gebeuren.[2] Jezus leerde ons ook zo te bidden. Hij maande ons aan om aan zijn Vader, God de Allerhoogste, te vragen dat Zijn Wil tot voltrekking zou komen hier op aarde maar ook in de hemel.[3] Het hele scheppingsgebeuren is eigenlijk onderbroken geworden. Reeds van bij de aanvang bracht de mens God in verlegenheid door Zijn Woorden in vraag te stellen en toch te eten van de Boom van Goed en Kwaad, waar zij niet van die vruchten mochten eten.[4] Door in te gaan tegen de wil van God en het betwisten van Zijn Wijsheid en gegronde redenen, werden zij eigenlijk tegenstanders van God. Als opposanten (satanos) werden zij kinderen van het kwaad, of kinderen van de ‘duivel’. Luisterend naar de in hen opgekomen slechte gedachten, bracht het toegeven aan de ‘tegenstander van God’ of Satan, en hiermede ook de dood.[5] Door het eten van die vrucht kenden de mensen nu het verschil tussen goed en kwaad.[6]

De vrouw liet zich ompraten. Zij keek naar de boom en zag dat de vrucht eetbaar was en er prachtig uitzag. Die vrucht kon haar verstandig maken! Merk op hoe die boom tot een hij een lust was voor de ogen was geworden. Begeerte was in de wereld gekomen. Eva, de eerste vrouw, gaf ook haar man van de vruchten en hij at er ook van. Zij die eerst begeerde bracht haar man in verleiding om mee met haar te genieten. Haar man, die bij haar stond, at ook van die bekoorlijke vrucht. Dat begeren zou nu over hen en komende generaties komen voor meerdere eeuwen. [7]

Door die eerste daad van ongehoorzaamheid is vijandschap de wereld ingekomen. Niet enkel de vrouw en haar nakomelingen zouden nu tegenop verlangens en de goede maar ook slechte gevolgen er van moeten opzien. Har labeur en pijnen zullen haar deel zijn, ook al zou het blijde gebeurtenissen kunnen tot stand brengen zoals bij een geboorte. Met de vervloeking van de grond kwam het zwoegen en zweten voor een heel leven lang. Mannen en vrouwen zouden nu terugkeren in de aarde, want daaruit waren zij genomen; uit stof is de mens gemaakt en tot stof zullen wij allemaal terugkeren.[8] Geen mens zal hier aan kunnen ontsnappen. Levende zielen werden zij.[9] En die ziel zal bij de dood gewoon weer to stof terugkeren.[10] Het is Gods adem die leven geeft in de mens en wanneer deze sterft is het de “lucht van God” die weer to Hem keert.[11] In de Bijbel wordt er gesproken van een plaats waar die doden heen gaan: sheool, gehennah, en wordt duidelijk gemaakt wat er daar gebeurt.[12] Het verteld ons niet dat in die plaats nog eens marteling zou plaats vinden, of dat de mensen daar pijn zouden moeten lijden. Wel weten wij dat het dezelfde plaats is waar ook Jezus voor drie dagen dood zou zijn en ook in die plaats zou vertoeven.[13] Indien Jezus geen zonde gedaan had, waarom moest hij dan naar die plaats ‘sheool’ of ‘Sjeool’, ‘gehennah’, ‘hades’ die door meerdere Bijbelvertaling op verscheidene plaatsen wordt vertaald als ‘hel’? Alsook is het nog eens God die mensen doet neerdalen in dat sheool.[14] Ook al liet God Jezus niet achter in de hel maar nam hem op tot in de hemel, verscheidene dagen later, dus niet dadelijk na zijn dood.[15] Waarom zou Jezus zijn ziel dan niet dadelijk bij zijn dood naar de hemel gegaan zijn terwijl Jezus zijn geest en zijn ziel toch tot God gaf?[16] Zijn adem ging wel uit … Jezus, die tijdens zijn leven zelf doden had kunnen opwekken, stopte met ademen en was niet meer. De geest die naar God terugkeert is de capaciteit voor onafhankelijke ingeprente gedachte als het ware met het karakter of denkwijze die wij in onze levenstijd hebben gevormd. Het is ook die gedachte die wij ons moeten aanmeten, onze geest welke zal moeten vaststellen of wij van de doden in de toekomst zullen verhoogd worden. De geest of de ziel heeft geen afzonderlijk bewust bestaan en zonder herrijzenis blijven wij onszelf voorgoed onbewust in dat terrein dat als sjeool, hades, gehennah of graf wordt voorgesteld. Want doden hebben geen gevoel, weten van niets en kunnen ook niets aan anderen doen.[17].

Die Jezus, de genoemde Zoon van God, heeft als mens hier ook de beproevingen moeten weerstaan zoals elke mens. Hij was niet een god die er bewust van was dat niets hem kon deren en dat hij eeuwig leven had. Het eeuwig leven is hem slechts door God geschonken omdat Jezus de enige mens was die zonder zonden kon blijven en steeds getrouw aan God is gebleven, tot in de dood toe. Hij was eerst lager dan engelen, maar omdat hij voor de gehele mensheid wilde sterven als losprijs of afkoopoffer is hij door God beloond en aangesteld als bemiddelaar tussen Hem en de mensen, waar zij ook mogen leven.[18]

Door te geloven in Jezus zijn zoenoffer en zijn opstanding en hem te aanvaarden als de meest eervolle zoon van God en middelaar tussen ons en de Allerhoogste kunnen wij mee genieten van de vooruitzichten dat alle doden zullen opstaan, geoordeeld worden en dat wij als getrouwen dan bevrijd mogen worden van de dood en verder mogen blijven leven in het Koninkrijk van God. In Jezus zijn opstanding hebben wij die waarborg gekregen.[19]

Door de mensen Adam en Eva was de zonde in de wereld houdt in dat dit niet door een duivel zou gekomen zijn. Het was niet een wezen dat Satan noemt dat de eerste zonde deed en dan daar zoals men zou denken voor gestraft werd. Satan was namelijk het kwaad zelf. Het verkeerde denken in de mens. Dit was er gekomen door het zelf laten afglijden van de gedachten, het zelf gaan fantaseren en wensen hebben. Het was die lust[20] in de mensen die hen verstrikte en dood over hen bracht. Het vallen onder de druk van de lust was een tegengaan aan de Wil van God. Daardoor was de mens een tegenstander of in het Hebreeuws een satan geworden. Dit zondigen van die satan bracht voor hem de dood. Doordat het de eerste mensen waren die ook de ouders zouden zijn van de volgende mensen, groeiden hun kinderen en hun nageslacht op met de overgeërfde gebreken, de erfzonde als het ware. Sindsdien is hun geest als het ware bedorven, bezoedeld door ‘satan’, namelijk het kwade, het verkeerde denken, de mogelijkheid om fouten te maken. De neiging tot het opposteren of revolteren is er daar van kinds af.[21] Die zondige natuur bracht voor hen allen hetzelfde pad naar de dood. De dood heeft zich tot alle mensen een weg gebaand, omdat allen gezondigd hebben.[22]

Met die dood betaald de mens zijn schuld af voor al de dingen die hij of zij in zijn of haar leven gedaan heeft.[23] De rechtvaardige God zal dan ook van niemand nog extra boetedoening vragen in een vagevuur of nog erger in een hel, als een plaats van echt vuur en zwavel tot eeuwige pijniging.

Evenals in Adam zullen wij allemaal sterven maar zullen wij ook allemaal terug tot leven komen.[24] Daar zal niemand met ons nog contact kunnen opnemen of wij niet met de anderen.[25] Het is dan gewoon volledig gedaan. Misschien kunnen wij nog een tijdje in de herinnering voortleven, maar ook daar komt een einde aan. Denk maar eens aan de miljarden mensen die ons zijn voorgegaan en ga ook maar eens na hoe zelfs beruchte of historisch belangrijke figuren voor vele mensen onbekenden zijn geworden.

Zou er dan enig nut in die schepping zijn als alles toch tot het onbekende verleden gaat horen? De Schepper heeft zich bekend gemaakt als de enige Ware God die de hemel geschapen heeft, die de aarde gemaakt en gevormd heeft en die haar heeft gegrondvest. Hij deed dit niet als chaos, maar om te bewonen heeft hij haar gevormd.[26] Door al de zonde op de aarde lijkt het wel een chaotische bedoening. Graag geven de mensen een ander, zoals dé figuur Satan, de schuld. Sommigen geven God zelfs de schuld. Maar daar komt een eind aan, zoals aan elke pijn.

Jezus lichaam was levenloos in het graf gelegd. Indien wij aandachtig de 66 boeken van de Heilige Schrift nalezen kunnen wij daar uit op maken dat Jezus als in een diepe slaap was, waar hij zich van niets meer bewust was en waarbij hij niets meer voelde. Toen hij dan in dat sjeool of die hel was konden er geen geesten of duivels hem tarten. Hij kon ook niet gekweld worden door een vage- of een hellevuur.

Na zijn dood kreeg Jezus een verhoging die meebracht dat hij ook de macht over engelen kreeg. Jezus kreeg alle autoriteit.[27] Nergens lezen wij dat hij dan in dat graf, in die hel, zich zou keren tegen slechte of gevallen engelen of duivels. Trouwens al het slechte, inclusief de duivel die zeker en vast goddeloos en vijand van God en van Jezus zou zijn, zou met de angel des doods vernietigd worden door Jezus’ zoenoffer.[28] Jezus was de beschuldiger der beschuldigers, of diegene die de tegenstanders van God duidelijk voor het voetlicht bracht.[29] Hij moest gewoon niet tegen buitenaardse wezens vechten of zich verzetten tegen gevallen engelen, omdat engelen Gods boodschappers zijn en al de andere wezens lager zijn dan hem. Hij zal over allen der aarde oordelen, levenden en doden, maar ook het kwaad (satan) dat over deze wereld heerst.[30] Indien die Satan een persoon zou zijn die de aarde met zijn aanhangers verderft, mogen wij er ook op aan dat deze allen zullen vernietigd worden. Zij als adderengebroed zullen ook niet kunnen ontsnappen aan het oordeel.[31]

Maar ‘satan’ is gewoon het Hebreeuwse woord voor ‘tegenstrever’, ‘tegenstander’ en het woord duivel verschijnt weinig in het Oude Testament. Nergens in de Boeken der Oudheid vinden wij een verslag dat er engelen zouden zijn die zich tegen God verzet hebben. Nergens kunnen wij een toelichting vinden over ‘Gevallen Engelen’ die als duivels de wereld zouden komen tergen. Wel vinden wij enkele voorbeelden waarbij mensen ‘satan’ worden genoemd (zoals de apostel Petrus en de Farizeeën)[32]. Jezus bedoelt dan niet dat dezen werkelijk kinderen van de duivel zijn, want engelen hebben geen behoefte aan geslachtsgemeenschap en zijn door God geschapen om ondermeer Zijn boodschappen over te brengen. Waar Jezus op zinspeelt is hun handeling of hun karakter. De kinderen van de satan, slangenjongen of adderengebroed zijn diegenen die verkeerd denken, ongehoorzaam zijn, , ijdeltuiten zijn, kwaad spreken, hoereren, plagen en beschimpen.

In het Oude Testament vinden wij een engel die ‘satan’ is maar voor God iemand tegen houdt.[33] In het Nieuwe Testament vinden wij dan een heilige apostel, een gewone, maar een goede mens, die de Katholieken als ‘enige eerste paus’, aangewezen werd door God en zelfs het volmacht zou hebben gekregen om onfeilbaar te zijn in goddelijke zaken. In beide gevallen zien wij dat satan niet als naam van een persoon maar het wijzen van zich een op tegenactie, een opstand, het verzetten tegen maar soms ook het ontmoedigen of het verhinderen wordt gebruikt. wie demonstreert of bezwaar in brengt kan contradictoire zijn, de verzetter, de tegensputter, tegenhouder, de weerstander, de opponent, de vijand, de antagonist, de tegenstrever of tegenstander worden genoemd.

Als die tegenstrevers ‘gevallen engelen’ zijn mogen wij aannemen dat Jezus die sterker is dan de engelen ook hen met het laatste oordeel zal vernietigen. Alle tegenstrevers zullen het einde moeten aanschouwen. In het artikel “Fallen Angels” wordt ook aangetoond dat er niets bestaat als Gevallen Engelen mits er enkel die engelen zijn die Boodschappers van God zijn en enkel Zijn Wil volbrengen. God wil helemaal niet dat de mens slecht doet, integendeel wenst hij dat de mens zich heiligt en wordt zoals Christus Jezus.[34] En wij kunnen tot een gelijkaardige natuur komen als Christus Jezus als wij Gods geboden volledig volgen, want dit is ons beloofd indien wij de gospel geloven en getrouw zijn.[35]

Waar wij bang voor moeten zijn is dat wij niet zoals Christus kunnen worden en dat wij niet zouden kunnen optornen tegen dezen die de autoriteit van Jezus en van God betwisten. Ook voor de kracht van valse profeten en leraars waarschuwde Jezus.[36] Doorheen de geschiedenis zijn er heel wat verhalen en leerstellingen in het geloof binnen geslopen. Vele mensen werden door die attractieve verzinsels meesgesleept. Vooral als die verhalen de eigen verantwoordelijkheid kon ontnemen. Duivels als gevallen engelen voorstellen is erg aantrekkelijk want dan zijn zij het die ons tot de slechte dingen brengen. Maar wij moeten er op letten, dat niemand ons meesleept door holle en misleidende ideeën of filosofieën die steunen op menselijke tradities, op de machten van de wereld, en niet op Christus. (Kolossenzen 2:8)[37]

Met de gedachte dat engelen zouden kunnen zondigen brengen wij eigenlijk oneer aan hen toe. In wezen beledigen wij deze hemelse wezens. Laat ons dan ook afstand nemen van zulk een laster tegenover de engelen en tegenover de Schepper van deze goddelijke wezens.[38]

Satanos, satanen, satansen, duivels, valsen of goddelozen zijn diegenen waar wij afstand van moeten nemen. Wij moeten hen hun gang laten gaan.[39]

Sterven zullen wij allen sowieso doen.[40] Als de zielen sterven zijn ze dood en ten einde.

Maar wij verwachten, naar Gods belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont. (2 Petrus 3:13)[41] In het geloof dat ook Christus eens voor altijd heeft geleden voor de zonden om ons bij God te brengen,[42] kunnen wij vertrouwen hebben dat de beloften van God en het voorbeeld in de opstanding van Jezus alle lijden volledig ten einde zal brengen en dat er voor al de getrouwen een vooruitzicht is op een vredevolle toekomst in een zalig Koninkrijk van God.[43]

In onze liefde tot God en to Jezus zullen wij ook trachten deze liefde naar anderen over te brengen. Ook al zullen wij niet altijd slagen in wat wij ten goede willen doen, zal dat ons wel als goed aangerekend worden. Alle dingen zullen medewerken ten goede. Door Gods Woord zullen wij zodanig gesterkt kunnen worden dat niemand ons zal kunnen scheiden van de liefde van Christus. Zeker geen figuurtjes op onze linker schouder, waar velen de Satan, de duivel plaatsen. Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, kogel of zwaard of zelfs als men ons zou doden om onze Christelijke overtuiging zal ons niet in die mate deren. Wij kunnen er wel bang voor zijn maar het zal ons niet kleiner krijgen dan het ergste voor een wereldse mens, namelijk een fysische dood. Voor ons moet het zoals de apostel Paulus vast staan dat wij over dit alles zegepralen, door hem, die ons heeft lief gehad. Noch dood, noch leven, noch Engelen, noch Overheden, noch Machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel zal ons kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is! (Romeinen 8:35-39)[44]

Indien wij ons vertrouwd maken met de volledige Heilige Schrift en aan die Woorden van God houden, moeten wij niet bang zijn dat wij tot een samenvoeging zouden komen van de tempel van God met afgoden. Door aan de Bijbelse begrippen te houden zullen wij met ons geloof in de prachtige beloften onszelf kunnen rein houden van alle besmetting van het vlees maar nog belangrijker ook voor deze van de geest. Hierop moeten wij letten dat onze heiligmaking,voleindigd in de vrees van de Allerhoogste ons zuiver houdt.[45] Laten wij heilig zijn in ons handelen en denken.[46]

Wij zondigen allemaal, maar kunnen de schuld niet steken op een gevallen engel die rond ons toert. Voor god zijn wij de zondaars en schuldigen die ook overeenkomstig zullen sterven en later bij de terugkeer van Jezus zullen worden be- of ver-oordeeld. Op dat vlak kunnen wij ons zelf niet helpen. God bezorgde Zijn zoon die zijn leven voor ons gaf om onze zonde weg te halen. Jezus is de enige die de smet van de zonden kan wegnemen. Onze eerste dood kan hij echter niet wegnemen want dat is de onvergefelijke straf voor onze fouten. Slechts enkelen zullen op het einde der tijden geen rechtstreekse aardse dood ondergaan.

Voor allen die geloven is er echter de zekerheid dat God Zijn eigen liefde naar ons zal demonstreren, in dat terwijl wij nog steeds zondaren waren, Christus ook voor ons stierf. (Romeinen 5:8)[47]

God voorziet niet nog eens een straf na onze dood in een vagevuur of een hel. Om vergevingsgezindheid van zonde en eeuwig leven in het koninkrijk van God te verkrijgen, vereist God ons om de gospel te geloven. Wereldse dood kunnen wij wel niet ontlopen maar wij kunnen geestelijk levend worden door Zijn geboden en door ons te laten dopen op een wijze zoals Johannes de Doper deed, door volledige onderdompeling, ter witwassing van de zonden. en word geleefd.[48]

Ons berouw over onze fouten , het geloof in christus Jezus en onze doop geven ons recht om als kinderen en erfgenamen van het koninkrijk van God vol hoop de wereld in te gaan en het goede Nieuws aan anderen te vertellen.[49]

Het recht gekregen hebben om kinderen van God te zijn worden wij ook zoals de engelen echt kinderen van God en hebben wij drie verzekeringen.

Engelen zijn ons toegewezen om als gevolmachtigden voor ons op te treden en onze voorgangers te zijn.(Hebreeën 1:14)[50] Is Jezus ook nu niet zulk een geest als de engelen en een voorspreker voor ons? Indien er dan nog gevallen engelen zouden zijn en verdoemenis voor de mens wie zal er dan nog erfgenamen van redding kunnen zijn?

Alles dat voor ons in dit leven gebeurt of het nu goed of slecht is zal voor ons eeuwig voordeel kunnen werken, als wij in Gods liefde kunnen verblijven door de keuze voor Hem. (Romeinen 8:28)[51]

Niets dat ons gebeurt noch enig wezen, gevallen engel of duivel, kan ons scheiden van die liefde van God. Als wij in plaats van de menselijke fantasieën en filosofieën, Jezus volgen zal niemand ons van de liefde van Christus kunnen scheiden. Ook al blijven wij zoals het geschreven is voor de wereld als idiote sterfelijke navolgers en worden wij als schapen voor de slachting beschouwd, zullen wij niet enkel kunnen dromen van een toekomstige betere wereld. Doordat God ons Jezus als Verlosser heeft gegeven mogen wij er van overtuigd zijn dat noch dood noch leven noch engelen noch prinsdommen noch machten noch zwijggelden noch geschenken of ander dingen om, zelfs geen andere gecreëerde dingen, ons van de liefde van God kunnen scheiden die in Christus Jezus onze Heer is. (Romeinen 8:31-39)[52]

Als God voor ons is kan niemand, zelfs geen Gevallen Engelen tegen ons zijn. Een Duivel zou niets tegen ons kunnen doen. Als God ons Jezus schonk, die Hij ook hoger plaatste dan enige engel, zal Hij ons dan ook niet onder de goedheid van de hemelsen plaatsen en niet alles schenken?[53] In Christus, die onze belangen behartigt,[54] hebben wij een speciale verhouding met God en Paulus moedigt ons aan om onze heiligheid in onze begrijpelijke angsten te perfectioneren. In ons geloof heeft God ons vrijgesproken van alles, waardoor er geen nood bestaat aan een vagevuur of een hel.[55]. God zou trouwens nooit toelaten dat tempels van Hem door wezens zouden beschadigt worden tot in de eeuwigheid. En in ons geloof kunnen wij er ons op beroemen een tempel van de levende God te zijn. Zoals God gezegd heeft: "Ik zal in hen wonen en met hen wandelen. Ik zal hun God zijn En zij zullen Mijn mensen zijn". Daarom zegt God ons ook om van onder elkaar uit te komen, betekenende dat wij afstand moeten nemen van die valse leerstellingen welke veel mensen van deze wereld willen aanhouden. God laat ons weten dat het beter is “anders te zijn” dan van deze wereld. Hij waarschuwt ons niet aan te raken wat onrein is. Dan zal Hij ons ontvangen en voor ons een Vader zijn en zullen wij Zijn zonen en dochters zijn, (2 Korintiërs 6:16-18)[56]

Laten wij daarom alle vrees voor menselijke filosofieën opzij zetten en vertrouwen hebben in Gods beloften. , Laat ons ons reinigen van alle smerigheid van het vlees en van de geest, en ons houden aan de Waarheden zoals vermeld in de Boeken opgetekend door de mensen van God, de Bijbel, en streven naar perfectionerende heiligheid in de angst van God. (2 Korintiërs 7:1)[57]



*

Voetnoten


[1] “En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.” (Ge 1:4 STV)

“En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeen; en God zag, dat het goed was.” (Ge 1:10 STV)

“En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.” (Ge 1:12 STV)

“En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was.” (Ge 1:18 STV)

“En God schiep de grote walvissen, en alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.” (Ge 1:21 STV)

“En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.” (Ge 1:25 STV)

“God schept de mens naar zijn beeld, naar het beeld van God heeft hij hem geschapen; mannelijk en vrouwelijk heeft hij hen geschapen. Dan zegent hij hen, God, en hij zegt tot hen, God: draagt vrucht, weest overvloedig, vervult de aarde en bedwingt haar!– en daalt neer bij de vissen van de zee en de vogels van de hemel, bij alle leven dat rondkruipt over de aarde! God zegt: zie, geven zal ik u al het zaadzaaiend gewas op het aanschijn van heel de aarde en alle geboomte waaraan boomvruchten zaad zaaien,– voor jullie zal het er zijn als eten!– en voor al wat in het wild leeft op de aarde en alle vogels van de hemel en al wat er rondkruipt over de aarde waarin een levende ziel zit zal al het groen van gewas er zijn als eten!– en zo komt het tot stand. God beziet het, al wat hij heeft gemaakt en zie, het is zéér goed!– er komt een avond en er komt een ochtend, de zesde dag. •” (Ge 1:27-31 NB)

[2] “laat het naar Uw wil geschieden”

[3] “ Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” (Mt 6:9-10 STV)

[4] “ Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.” (Ge 3:3 STV)

[5] “alleen heeft God gezegd: ge moogt niet de vruchten eten van de boom, die midden in de tuin staat, en die zelfs niet aanraken; anders zult ge sterven.” (Ge 3:3 CANIS)

[6] “De ENE, God, stelt een gebod over de mens en zegt: van alle geboomte in de hof mag je eten en eten; maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zul je niet eten,– want ten dage dat je van hem eet zul je de dood sterven!” (Ge 2:16-17 NB)

“ Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.” (Ge 3:5 STV)

“ Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten.” (Ge 3:7 STV)

[7] “ En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.” (Ge 3:6 STV)

“ Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben.” (Ge 3:16 STV)

[8] “ En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen. Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten. In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.” (Ge 3:15-19 STV)

“ En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.” (Ge 2:7 STV)

[9] Merk op dat de ziel hun wezen met leven er in was, geen geestelijks iets in hen.

“Toen vormde Jahweh God den mens uit kleiaarde, en blies levensadem in zijn neus; zo werd de mens een levend wezen.” (Ge 2:7 CANIS)

[10] “ En dat het stof wederom tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft.” (Pre 12:7 STV)

[11] “ Het stof keert terug naar de aarde waar het vandaan kwam, en de levensgeest naar God die hem schonk.” (Pre 12:7 WV95)

“ Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof wederkeren.” (Job 34:15 STV)

“ Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof.” (Ps 104:29 STV)

[12] “ Zij gaan allen naar een plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren allen weder tot het stof.” (Pre 3:20 STV)

[13] Na zijn dood werd Jezus begraven in een graf en verbleef vooraleer uit de dood te verrijzen drie dagen na ‘zijn heen gaan’. Lees hier over meer in Mattheus 27:57-61 en 28:1-7.

“Nog eenmaal riep Jesus met luider stem, en gaf de geest.” = hij stierf (Mt 27:50 CANIS)(STV)

“ En ook de vrouwen, die met Hem gekomen waren uit Galilea, volgden na en aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd.” (Lu 23:55 STV)

[14] “ De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen.” (1Sa 2:6 STV)

“ De hel en het verderf worden niet verzadigd; alzo worden de ogen des mensen niet verzadigd.” (Spr 27:20 STV)

“ En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen.” (Mt 16:18 STV)

“ En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.” (Lu 10:15 STV)

“ Zo heeft hij, dit voorziende, gesproken van de opstanding van Christus, dat Zijn ziel niet is verlaten in de hel, noch Zijn vlees verderving heeft gezien.” (Hnd 2:31 STV)

“ En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood.” (Opb 20:14 STV)

[15] “En daar hij de toekomst voorzag, heeft hij over de verrijzenis van den Christus gezegd, dat Hij niet in het dodenrijk zou worden achtergelaten, en dat zijn vlees het bederf niet zou zien.” (Hnd 2:31 CANIS)

Jezus stierf aan de houten paal, werd dan uren later er af gehaald en in een rotsgraf gelegd. “Tegen de avond kwam een rijk man, uit Arimatea afkomstig en Josef genaamd, die eveneens leerling van Jesus was; hij begaf zich naar Pilatus, en vroeg het lichaam van Jesus. Pilatus beval, hem het lichaam te geven. Josef nam het lichaam, en wikkelde het in een rein lijnwaad. Hij legde het in zijn eigen nieuw graf, dat hij in de rots had gehouwen, rolde een grote steen voor de ingang van het graf, en ging heen.” (Mt 27:57-60 CANIS)

“De dag daarna, dat is na de Vrijdag, kwamen de opperpriesters en farizeën bij Pilatus bijeen. en zeiden: Heer, we herinneren ons, dat deze bedrieger, toen Hij nog leefde, gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik verrijzen. Gelast dus, het graf tot de derde dag te bewaken, opdat zijn leerlingen niet komen en Hem ontvoeren, en aan het volk gaan zeggen: Hij is opgestaan van de doden; het laatste bedrog zou nog erger zijn dan het eerste. Pilatus zeide tot hen: Gij hebt een wacht; gaat en bewaakt het graf, zoals het u goeddunkt. Ze gingen dus heen, verzegelden de steen, en lieten het graf door de wacht bewaken.” (Mt 27:62-66 CANIS)

“Na de sabbat, bij het aanbreken van de eerste dag der week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria het graf bezoeken. En zie, er brak een hevige aardbeving los. Want een engel des Heren daalde af van de hemel, kwam naderbij, rolde de steen weg, en ging daarop zitten.” (Mt 28:1-2 CANIS)

“Hij is niet hier, want Hij is verrezen, zoals Hij gezegd heeft. Komt en ziet de plaats, waar Hij was neergelegd. Gaat haastig heen, en zegt aan zijn leerlingen: Hij is verrezen van de doden. En ziet, Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien. Ziet, dat kwam ik u zeggen.” (Mt 28:6-7 CANIS)

[16] “Toen riep Jesus met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest (Grieks ‘pneuma’). Na deze woorden gaf Hij de geest (Grieks ekpneo – verviel).” (Lu 23:46 CANIS)

[17] “Zie, alle mensen zijn voor Mij gelijk, vader en zoon zijn voor Mij gelijk; alleen de mens die zondigt, zal sterven!” (Eze 18:4 CANIS)

“De levenden weten tenminste nog, dat zij eens zullen sterven, Maar de doden weten helemaal niets. Voor hen bestaat er geen loon, Want hun aandenken wordt vergeten; Ook hun liefde, haat en afgunst zijn reeds lang voorbij. Zij hebben voor eeuwig geen deel meer Aan al wat er onder de zon geschiedt.” (Pre 9:5-6 CANIS)

“Doe al wat uw hand in staat is te doen; Want geen werken of peinzen, Geen kennis of wijsheid is er meer In de onderwereld, waarheen ge gaat. Zevende reeks. Ijdel is het talent.” (Pre 9:10 CANIS)

“Want mens en dier hebben hetzelfde lot. De één moet sterven even goed als de ander; Want beiden hebben zij dezelfde adem. De mens heeft niets vóór boven het dier; Waarachtig, alles is ijdelheid! Zij gaan beiden naar dezelfde plaats; Beiden kwamen zij voort uit stof, En beiden keren zij terug tot stof.” (Pre 3:19-20 CANIS)

“Ze zijn dood, en herleven niet, Schimmen, en staan niet meer op; Want Gij hebt ze bestraft en vernield, Zelfs ieder aandenken aan hen doen verdwijnen.” (Jes 26:14 CANIS)

[18] “Maar wel zien we Jesus met glorie en luister gekroond, omdat Hij de dood heeft ondergaan; Hij, die een korte tijd beneden de engelen was gesteld, om door Gods genade de dood te smaken voor allen.” (Heb 2:9 CANIS)

“Want er is één God, en ook één Middelaar tussen God en de mensen, de Mens Jesus Christus, die zich gaf als losprijs voor àllen. Zo luidt de getuigenis voor onze tijd;” (1Ti 2:5-6 CANIS)

“Ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en zijn leven te geven tot losprijs voor velen.” (Mt 20:28 CANIS)

[19] “Want Hij heeft een dag bepaald, waarop Hij de wereld met rechtvaardigheid oordelen zal door een Man, dien Hij daartoe bestemd heeft. En hiervoor gaf Hij aan allen het zeker bewijs, door Hem op te wekken uit de doden.” (Hnd 17:31 CANIS)

“Maar neen, Christus is van de doden verrezen, als Eersteling onder hen, die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, daarom ook is door een Mens de opstanding der doden.” (1Co 15:20-21 CANIS)

“ Daarom, gelijk door een mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.” (Ro 5:12 STV)

[20] “Dan ziet de vrouw dat de boom goed is om van te eten, en dat hij een lust is voor de ogen en begeerlijk, de boom, om tot inzicht te komen; dan neemt zij van zijn vrucht en eet; ze geeft ook aan haar man bij haar, en hij eet.” (Ge 3:6 NB)

[21] “… want de formatie van ‘s mensen hart is kwaadaardig van zijn jonge jaren af…” (Ge 8:21 NB)

[22] “Daarom, zoals door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook tot alle mensen de dood door–gekomen, aangezien allen gezondigd hebben.” (Ro 5:12 NB)

[23] “Want de bezoldiging der zonde is: dood, maar de begenadiging door God is: eeuwig leven in Christus Jezus, onze Heer.” (Ro 6:23 NB)

[24] “(22:30) Dan hebben gegeten en buigen voor hem alle vetten der aarde, knielen voor zijn aanschijn al wie moesten dálen in het stóf,– ––en wie zijn ziel niet in léven wíst te hóuden.” (Ps 22:29 NB)

“Want zoals ‘in Adam’ allen sterven, zo zullen ook ‘in Christus’ allen levend worden gemaakt.” (1Co 15:22 NB)

[25] “Laat er bij jou niemand worden gevonden die zijn zoon of dochter door het vuur laat gaan; die waarzeggingen zegt, die wolken wichelt, slangen kijkt of magie bedrijft; die met banspreuken bant,– die een schim uitvraagt, een ‘allesweter’, of iemand die het zoekt bij de gestorvenen. Want een gruwel voor de ENE is ieder die deze dingen doet; en vanwege deze gruwelen gaat de ENE, je God, hen nu onterven voor jouw aanschijn.” (De 18:10-12 NB)

“Want de levenden wéten tenminste dat zij sterven gaan,– en de gestorvenen weten helemaal niets; en loon is er voor hen niet meer bij, want hun nagedachtenis wordt vergeten. En hun liefde én hun haat én hun afgunst is reeds lang verloren gegaan; zij hebben geen deel meer, voor eeuwig, aan al wat er onder de zon wordt gedaan.” (Pre 9:5-6 NB)

“Al wat je hand vindt om te doen, doe dat met de kracht die je hebt; want er is geen denken en doen meer, geen weten en wijsheid in het dodenrijk waar jij naartoe gaat.” (Pre 9:10 NB)

“Eenmaal dood zullen zij niet herleven, als schimmen zullen zij niet opstaan; daarom hebt gij hen bezocht en hen verdelgd, en doet ge elke gedachtenis aan hen teloorgaan.” (Jes 26:14 NB)

[26] “Want zo heeft gezegd de ENE, schepper der hemelen, hij is God, de formeerder van de aarde en haar maker, hij is het die haar bevestigt, niet voor een woest–en–ledig heeft hij haar geschapen, om er te zetelen heeft hij haar gevormd: ik ben de ENE en anders geen;” (Jes 45:18 NB)

[27] “ En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.” (Mt 28:18 STV)

“ Zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geerfd heeft. Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?” (Heb 1:4-5 STV)

[28]Caph. Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.” (Ps 37:20 STV)

“ Aan dewelke ik antwoordde, dat de Romeinen de gewoonte niet hebben, enigen mens uit gunst ter dood over te geven, eer de beschuldigde de beschuldigers tegenwoordig heeft, en plaats van verantwoording gekregen heeft over de beschuldiging.” (Hnd 25:16 STV)

[29] “ik heb aan hen geantwoord dat het geen Romeinse gewoonte is om met zomaar een mens als inzet een gunst te verlenen voordat de beschuldigde de beschuldigers te zien heeft gehad en gelegenheid heeft gekregen voor een verdediging inzake de aanklacht;” (Hnd 25:16 NB)

[30] “Ik betuig voor het aanschijn van God en van Christus Jezus, die weldra levenden en doden zal oordelen, en bij zijn verschijning en zijn koninkrijk:” (2Ti 4:1 NB)

“de volken waren in toorn ontstoken, maar uw toorn is gekomen én het tijdstip om de doden te oordelen,– om het loon te geven aan uw dienaren de profeten en aan de heiligen en wie uw naam vrezen, de kleinen en de groten, en om te verderven die de aarde verderven!” (Opb 11:18 NB)

“Slangen, adderengebroed,– hoe zult ge de veroordeling ter helle ontvluchten?” (Mt 23:33 NB)

“En voorzover het de mensen beschikt is eenmaal te sterven, met daarna een oordeel,” (Heb 9:27 NB)

“maar dat de hemelen en de aarde van nu, door hetzelfde woord als een schat voor het vuur worden opgespaard, bewaard voor een dag van oordeel en ondergang van de goddeloze mensen.” (2Pe 3:7 NB)

“van oordeel: dat de overste van deze wereld veroordeeld is.” (Joh 16:11 NB)

“omdat hij een dag heeft vastgesteld waarop hij weldra ‘de bewoonde wereld zal oordelen in rechtvaardigheid’, in een man die hij heeft aangewezen en die hij voor allen geloofwaardig heeft gemaakt door hem te doen opstaan uit de doden.” (Hnd 17:31 NB)

[31] “ Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?” (Mt 23:33 STV)

“ En de volken waren toornig geworden, en Uw toorn is gekomen, en de tijd der doden, om geoordeeld te worden, en om het loon te geven Uw dienstknechten, den profeten, en den heiligen, en dengenen, die Uw Naam vrezen, den kleinen en den groten; en om te verderven degenen, die de aarde verdierven.” (Opb 11:18 STV)

[32] “ Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn.” (Mt 16:23 STV)

“ Hij dan, ziende velen van de Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?” (Mt 3:7 STV)

“ En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. Of maakt den boom goed en zijn vrucht goed; of maakt den boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want uit de vrucht wordt de boom gekend. Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want uit den overvloed des harten spreekt de mond. De goede mens brengt goede dingen voort uit den goeden schat des harten, en de boze mens brengt boze dingen voort uit den boze schat.” (Mt 12:32-35 STV)

“ Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?” (Mt 23:33 STV)

[33] “ Doch de toorn van God werd ontstoken, omdat hij heentoog; en de Engel des HEEREN stelde Zich in den weg, hem tot een tegenpartij; hij reed nu op zijn ezelin, en twee zijner jongeren waren bij hem.” (Nu 22:22 STV) De engel van God trad op als satan/ De boodschapper van God stelde zich op als tegenstander (satan).

“ Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, Ik ben uitgegaan u tot een tegenpartij (een satan), dewijl deze weg van Mij afwijkt.” (Nu 22:32 STV)

[34] “ In welken wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied.” (Heb 10:10 STV)

[35] “daardoor zijn ons de kostbaarste en grootste aankondigingen geschonken, opdat ge daardoor deelachtig wordt aan goddelijke natuur, sinds ge het bederf dat door begeerte in de wereld is zijt ontvlucht.” (2Pe 1:4 NB)

[36] “ Maar wacht u van de valse profeten, dewelke in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven. Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen?” (Mt 7:15-16 STV)

“ Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus;” (Col 2:8 STV)

[37] “Kijkt uit dat er niet iemand zal zijn die u meesleept door zijn filosofie en hol bedrog overeenkomstig de overlevering van de mensen, overeenkomstig de elementen van de wereld en niet overeenkomstig Christus,–” (Col 2:8 NB)

[38] “ Daar de engelen in sterkte en kracht meerder zijnde, geen lasterlijk oordeel tegen hen voor den Heere voortbrengen.” (2Pe 2:11 STV)

[39] “ De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk.” (Jes 55:7 STV)

[40] “ Ziet, alle zielen zijn Mijne; gelijk de ziel des vaders, alzo ook de ziel des zoons, zijn Mijne; de ziel, die zondigt, die zal sterven.” (Eze 18:4 STV)

[41] “Maar wij verwachten zoals hij heeft aangekondigd ‘nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’ waarin gerechtigheid woont.” (2Pe 3:13 NB)

[42] “ Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Die wel is gedood in het vlees, maar levend gemaakt door den Geest;” (1Pe 3:18 STV)

[43] “ Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.” (Ro 5:8 STV)

“ En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.” (Mr 16:15 STV)

[44] “ En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.” (Ro 8:28 STV)

“ Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.” (Ro 8:35-39 STV)

[45] “ Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een Volk zijn.” (2Co 6:16 STV)

“ Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods.” (2Co 7:1 STV)

[46] “ Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gijzelven heilig in al uw wandel;” (1Pe 1:15 STV)

[47] “ Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.” (Ro 5:8 STV)

[48] “ En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.” (Mr 16:15-16 STV)

[49] “ Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.” (Mt 28:19 STV)

“ Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.” (Hnd 1:8 STV)

“ Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;” (Joh 1:12 STV)

[50] “ En tot welken der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechter hand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten?” (Heb 1:13 STV)

“ Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?” (Heb 1:5 STV)

[51] “ En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.” (Ro 8:28 STV)

[52] “ Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt. Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.) Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft. Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.” (Ro 8:31-39 STV)

[53] Ook de apostel Paulus wijst hier op aan de Hebreeën: “Hij, die zijn enigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor ons allen heeft overgeleverd, hoe zou Hij ons tegelijk met Hem niet alles schenken?” (Ro 8:32 CANIS)

[54] “Wie zal iets inbrengen tegen uitgelezenen van God? God die rechtvaardigt? Wie is het die veroordeelt? Christus Jezus, die gestorven is, wat meer is: opgewekt,– die is ter rechterhand van God, die ook voor ons pleit?” (Ro 8:33-34 NB)

[55] “God heeft ons uitgekozen. Wie kan ons dan nog beschuldigen? God spreekt ons vrij van elke schuld.” (Ro 8:33 BOEK)

[56] “Wat is de gelijkheid van Gods tempel met afgodsbeelden?– wijzelf immers zijn een tempel van een God die lééft, zoals God gezegd heeft: ‘ik zal bij hen wonen en wandelen, ook zal ik hun God zijn en zij zullen mijn gemeente zijn; trekt daarom weg uit hun midden en grenst u af!’ zegt de Heer, ‘raakt het onreine niet aan, dan zal ik u aannemen en u tot Vader zijn en gij zult mij tot zonen zijn, en dochters, zegt de Heer, de albeheerser.’” (2Co 6:16-18 NB)

[57] “Als we dan deze aankondigingen hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en in vreze voor God onze heiliging voltooien.” (2Co 7:1 NB)