Iedereen mocht het zien. Dat je zo was en zo vol
ogen naar mij. Het grote niet mogen. Voor nu, voor
één keer kon het. Eén aanraking en ik wist weer
wat je eronder aan had, hoe het voelde en daarna
en veel lagen later wat ik ermee zou aanrichten. Zo
zichtbaar was het dat we elkaar mochten en toch niet.
Stiekem zocht je mijn hand maar dat was buiten de
waard gerekend die kwam vragen of het smaakte.
Dat beaamde ik volmondig en nadien was die van jou
heel de middag van mij. Van het een kwamen we op
het ander waar we ook geen vergunning voor hadden.
Hoe dun is de lucht tussen het nu en het onmogelijke.
© mark naessens