God en de duivel waren permanente bezetters van het huis van mijn jeugd. God in de dagelijkse gebeden van mijn moeder, de duivel in de vele dingen die verboden waren, zonde, gevaar. Zoals bijvoorbeeld het lezen van bepaalde passages uit "De Witte" van Ernest Claes. Daar had mijn vader, die voor het verjagen van de duivel door God en mijn moeder was aangesteld, het volgende op gevonden: op drie plaatsen in het boek had hij enkele pagina's dichtgeplakt met de kantjes van postzegels. Zo werd ik aangetrokken door de boom van het kwade, de appel waarin ik niet mocht bijten, ingepakt in vergeeld papier van het Davidsfonds.
Het dagelijks avondgebed rond de Leuvense stoof moest het onheil ver weg houden van de familie en van allen die door mijn moeder tot de kring van beschermelingen werden gerekend. Waaronder zelfs een uit de echt gescheiden tante die nu in Brussel en in zonde wachtte op de bekering door onze gebeden. Als op een hete middag in de zomer een onweer losbarstte, laste mijn moeder een extra sessie in rond de Leuvense stoof. De knechten werden van het land en uit de stallen teruggeroepen en schaarden zich in de kring. Terwijl de bliksem en de donder buiten tekeergingen, sprenkelde mijn moeder wijwater met een palmtakje en las voor uit het evangelie van Sint Jan: "In het begin was het woord....". Niemand - ook zij niet - begreep één jota van de tekst, maar hij maakte een overweldigende indruk. Niet zoals bij het vergaan van de Titanic waar allen - zo was mij verteld - hadden gebeden en gezongen tot het schip in de diepte verdween. Als hier nu de hemel zou instorten, zouden wij rond de stoof, dank zij de gebeden van mijn moeder, worden gespaard.
Gebiologeerd door de zondige taferelen die Ernest Claes mocht hebben geschreven, trok ik op een dag voorzichtig de dichtgeplakte bladzijden open zonder de postzegelkantjes te scheuren, lichtte met een kaars binnen in het donkere gat. Het boek vatte vuur, daarna de lakens van het bed. Er waren tien brandweerlui nodig en evenveel godvers van mijn vader om dàt onheil af te wenden.
Mark Naessens