Mijn koninkrijk voor een sigaret. Ik moet iets omhanden hebben. Ruim tien jaar geleden heb ik het roken afgezworen. Nu ik hier zit te wachten op Sabine steekt de behoefte aan een kick, aan nicotine hand over hand de kop op.
Zal ze komen? Ik heb haar in een jaar niet meer gezien, niet meer willen zien. Een leugen, daar draai ik mijn hand niet voor om. Op reis, zogezegd. Een ophanden zijnde belangrijke vergadering. Ik trek uitvluchten als een handschoen over mijn weigering. Mijn GSM, met haar nummer, laten biepen in mijn bevende hand, tot het ophoudt.
Ik vraag het de barkeeper. Nee meneer, sigaretten alleen in een bar-tabac, niet in dit hotel. Hij jongleert met een fles. Het lijkt of zijn linkerhand niet weet wat zijn rechterhand doet. Hij heeft er een handje van weg de fles met de ene hand op te gooien en die achteloos in zijn andere op te vangen, vooraleer hij mijn derde whisky inschenkt.
Zal Sabine dadelijk door de hall komen binnenzwaaien, haar handtas over de schouder, in haar blauw mantelpakje, van ver wuivend met handen vol verwachting?
Een sigaret. Ik zou haar spierwitte huid strelen en haar tussen mijn lippen tuiten als een kus. Dan, met vaste hand vuur geven, mijn longen laten vollopen met wolken rook. Ik zou haar inhalen, niet meer loslaten, bezitten.
Nog een whisky voor deze schuinsmarcheerder, wil ik roepen. Maar het Franse woord voor schuinsmarcheerder schiet mij niet direct te binnen. Ik hef het glas even op: een internationale vingerwijzing die de barkeeper met ceremonie inwilligt.
De afspraak overviel mij. Een zakenreis? Parijs is maar een boogscheut ver, zei ze, handig om elkaar weer eens te zien. Handen vol geld zal het me kosten. Voor iets waar ik mij met hand en tand tegen verzet. Dit dubbelleven wil ik kwijt. Radicaal. Ineens. Als stoppen met roken. Maar niet nu. Na vanavond. Na het diner, de pousse-café, de klamme hand onder tafel. Na vannacht. Het rituele uitkleden, stuk voor stuk. Moe van het tweedehands strelen languit liggen in een ademloos niets.
“Het is beter dat wij elkaar niet meer zien,” murmel ik luidop voor mij uit.
“S’ il vous plaît?” vraagt de barkeeper. Ik steek mijn glas naar hem uit. Na een salto doet de fles haar werk.
Als in een film komt Sabine door de zwaaideur aangelopen. Verrassend recht voor mijn staat van nuchterheid ren ik haar tegemoet. We dollen rond, licht op de hand, haar benen opgetrokken. Ik kom handen tekort om haar te omhelzen.
Aan de bar diept ze een pakje Marlboro uit haar tasje.
“Sigaret?”
“Nee, dank je.”
Maîtressen brengen de gezondheid ernstige schade toe, denk ik, maar zeg het niet. Ik heb de handen vol nu.
Mark Naessens
opdracht tijdens een cursus Creatief Schrijven (www.creatiefschrijven.be)