Op dit uur dat de schemering nog even aarzelt
voor ze zachtgrijs als absint en onweerstaanbaar
de kamer binnen stroomt, zie ik deze zielige zondag
nog een keer als een film die tergend traag afloopt:
jij die maar niet kwam. Wel Anja's moeder
met haar vermoeide, verdrietige gezicht.
Ook Laura's lief. Lang kuste hij haar hals,
zomaar waar iedereen bij was en we niet
wisten waar we kijken moesten. Margiet
kreeg een onkuis beeldje van een naakte
Griekse jongen in glanzend gelig gips.
Toen begon ze plots heftig te snikken.
Niemand, behalve ik, wist waarom.
Omdat jij niet kwam at ik vijf ijsjes.
Als de duisternis dicht en zwaar is geworden
zodat niemand ons ziet, zal haar Griekse mond
mijn hals, haar gipsen jongeling aan diggelen
op de grond, mijn vermoeide ogen verdrietig,
alleen jij weet waarom.
(1e prijs Internationale Ambrozijnwedstrijd voor Poëzie 1994)
© mark naessens
De voorgaande gedichten uit deze cyclus bevinden zich hier: Bericht uit de overlanden 1