Een handige Harry was hij beslist niet. Nooit geweest. Twee linkerhanden, weet je wel. Maar hij geloofde in de formule. U monteert zelf, wij zorgen voor de lage prijzen. Ikea, een ijzersterk concept. Ook zij was in de wolken. In de winkel fladderde ze van het ene poppenhuisje naar het andere als een opgewonden schoolmeisje. Kijk hoe schattig, mooi zeg, ééénig die buffetkast, dat hemelbed, ooh. Hoe gezellig zal het worden in ons flatje. Verrukte, verliefde jonge toverfee. Jong was ze wel. Twintig jaar jonger dan hij. Hij was verslingerd aan haar, droomde. Nu zouden ze elkaar niet langer in hotelkamers hoeven te zien, in restaurants waar je bekenden tegen het lijf kon lopen. Een liefdesnestje alleen voor ons.
In geen tijd hadden ze het hele interieur bij elkaar besteld.
Twee mannen met een baseballpet sjouwden het naar binnen. In dozen. Grote bruine, ze vulden haast de hele kamer, rechtopstaand tegen de muur, Ikea in bordkarton. Hier tekenen. Succes. Bye.
Hij bleef een beetje wezenloos achter met in zijn hand een houten hamer, het enige gereedschap dat hij had meegebracht. Ook zij leek niet toegerust voor het zware werk. Kort, spannend rokje, hoge hakken. Ze sloeg haar armen om zijn hals, kuste, vurig. Nu niet, schat, eerst het bed monteren. Hij had het dan al moeten weten.
De eerste doos kregen ze open na veel trekken en sleuren. De nagel van haar linkerwijsvinger brak. Kwamen tevoorschijn: twee manshoge planken waarin een rij kleine gaatjes, hier en daar afgewisseld door een groter, een plastic zak met vijsjes, moeren, ijzerwerk, nog meer planken, stokken, latten en een grote, slappe plaat die sloom omviel tegen de vloer. Stof waaide op. Een A4- tje dwarrelde omlaag. Gelukkig, een handleiding.
Onder stap acht stond een kast getekend. Dat moet de kleerkast zijn. Hij meende een zekere teleurstelling in haar ogen te bespeuren. Aanschouwelijk waren de instructies zeker. Geen woord tekst, alleen tekeningen. Eerst hield hij ze ondersteboven. Als bankdirecteur overkwam hem dat met briefjes van honderd nooit. Stap 1 zag er al behoorlijk ingewikkeld uit. Zij tuitte haar lippen en blies op haar nagel.
Op het nippertje wist ze het zijpaneel te ontwijken dat hij in hopelijk de goede richting zwaaide en op zijn lange kant zette. Wil je dit even zo rechtop houden, schat? Ze klemde de plank in wankel evenwicht tussen haar benen. Mooie benen, maar daar had hij nu geen oog voor. Hij kwam handen tekort om, op zijn knieën over de vloer kruipend, het andere zijpaneel en een dwarsverbinding in positie te brengen.
Een forse tik met de hamer. De hele constructie klapte in elkaar, kapseisde tegen haar scheenbeen. Auw. Met hink-stap-sprongen brieste ze door de kamer. Kijk toch uit, kieken.
Hij krabbelde recht en stapte op de puinhoop – hij hoorde een plank kraken – naar haar toe. Ze weerde hem krachtig af. Over haar been, van onder de knie tot bijna tegen de voet, liep een bloedende kras.
Stom kieken, schreeuwde ze hysterisch. Haar anders zo liefelijke ogen puilden uit hun kassen. Hij naderde weer, boog zich voorover naar het beschadigde lichaamsdeel. Ze sloeg. Hard op zijn hoofd, met beide vuisten.
Zij haar been, hij zijn hoofd omkneld. Even duizelde alles om hem heen. Dan, zonder uithaal, met zijn rechterhand een klap tegen haar wang. Hij schrok. Dat had hij niet mogen doen.
Bruut.
De deur sloeg dicht. Hij hoorde haar overslaande stem, nooit meer, nooit meer, wegsterven op de trap. Hij stierf staande tussen niet uitgepakte dromen van Ikea.
Mark Naessens