Westerse esoterie

Tekst: Julien Grandgagnage

De studie van westerse esoterie bestrijkt een breed spectrum aan esoterische stromingen in de westerse cultuurgeschiedenis. Het gaat met name om westerse opvattingen over “esoterie” sinds de renaissance tot heden. Hierbij kunnen ruwweg twee filosofisch-religieuze tradities worden onderscheiden (neoplatonisme en hermetisme), drie ‘traditionele wetenschappen’ (astrologie, magie of magia, en alchemie), en een stroming van theosofische speculaties (kabbala). Neoplatonisme, hermetisme en gnosticisme zijn de vroegste hellenistische bronnen waaruit renaissancemagie en christelijke kabbalaontsproten. Zij vormden samen dan weer de inspiratie voor latere stromingen binnen de westerse esoterie, zoals rozenkruisers, christelijke theosofie, het 19e-eeuwse occultisme, spiritisme, de 20e-eeuwse newage-beweging, en andere vormen van moderne alternatieve spiritualiteit.

Verworpen kennis

Esoterie is bij academici eeuwenlang “rejected knowledge” (verworpen kennis, academisch irrelevant) geweest, maar daar is de laatste decennia verandering in gekomen. Als academisch vakgebied breekt esoterie door de vastgestelde grenzen van religie, wetenschap, kunst, wetenschapsgeschiedenis en filosofie, en is dan ook een bijzonder interdisciplinaire onderneming.

HELLENISTISCHE BRONNEN

De westerse esoterische tradities zijn historisch terug te voeren op verwante religieuze wijzen van denken in de eerste eeuwen van onze jaartelling, zoals het gnosticisme, het hermetisme en het neoplatonisme. Het gaat hier om een vermenging van filosofische en religieuze denkbeelden tijdens de late oudheid, met name uit het hellenistische Egypte. Platonisme werd door schrijvers uit de hellenistische periode getransformeerd tot een religieus wereldbeeld met eigen rituelen en mythes, waarin verlossing van de ziel door kennis (gnosis) centraal stond. Een van de belangrijkste manifestaties van deze religieuze stroming binnen een platonisch kader was de Egyptisch-hellenistische traditie van het hermetisme.

Een aantal religieuze doctrines en denkwijzen uit de hellenistische periode vormden de basis van de westerse esoterie zoals die in de renaissance zou worden vormgegeven. Er is niet zoiets als één esoterisch wereldbeeld. Het gaat in het algemeen wel om opvattingen over het goddelijke en de wereld, of het spirituele en de aarde, in een bezield universum. Tussen de lagere en hogere werelden of “sferen” treden wezens op, engelen (daimons), die de mens helpen om in bewustzijn hoger in de hiërarchie te klimmen. Een idee dat toen ook reeds aanwezig was, is de transmutatie van de ziel, die in een proces van sterven en herboren worden naar deze hogere werelden terugkeert. Deze ideeën ontstonden alle in het oostelijke Middellands Zeegebied, met name in het hellenistische Egypte. Te denken valt aan het Alexandrijns hermetisme (de Griekse geschriften toegeschreven aan de legendarische Hermes Trismegistus, 2e en 3e eeuw), het neoplatonisme, de theürgie en voor een deel ook de gnostiek.

I) Hermetica

De belangrijkste oude bronnen van het westers esoterisme zijn de hermetica, een reeks boeken uit de late oudheid, toegeschreven aan Hermes Trismegistus, de ‘drievoudig grote’. Het gaat om een in (het Romeinse) Alexandrië ontstane verzameling teksten over onder meer kosmologie, magie, astrologie en theosofie. Deze uiteenlopende collectie teksten van de hermetica heeft het westers esoterisme in aanzienlijke mate vormgegeven. Een belangrijk onderwerp in het Corpus Hermeticum, en wat het ook “hermetisch” maakt, is de val in de materie en de uiteindelijke verlossing door hereniging met het goddelijke. De sleutelthema’s die hierin voorkomen, worden in latere esoterische stromingen overgenomen:

Zo Boven, zo Beneden: de menselijke geest weerspiegelt het universum. Het universum is als een boek dat kan worden ‘gelezen’ door wie de sleutel kent. God manifesteert zich in alles, en het menselijk intellect kan deze tekens ontcijferen. Elke vorm van dualisme ontbreekt, want de wereld is van goddelijke oorsprong. Naar analogie met de alchemie streeft het hermetisme ernaar om op te stijgen vanuit aardse, grove materie naar het verfijnde spirituele. De mensheid heeft de taak om zich met het hogere goddelijke te herenigen. Het universum is samengesteld uit een hiërarchie van planetaire sferen die met de hulp van bemiddelende intellecten (engelen, geesten) kunnen worden verkend. De mensheid kan helpen om de Aarde in haar oude glorie te herstellen doordat zij verbinding heeft met zowel de aardse als de goddelijke sfeer. Hermetische verhandelingen vervullen de taak van gidsen om mensen bewust te maken van hun goddelijke oorsprong en helpen hen bij hun geestelijke transmutatie.

2) Neoplatonisme

Een andere bron van de westerse esoterie is het aan het hermetisme verwante voorchristelijke neoplatonisme, dat vanaf de 3e eeuw met Plotinus en zijn navolgers een nieuwe impuls gaf aan platonische denkbeelden. Latere neoplatonisten bouwden verder op Plotinus’ denkbeeld van een bezield universum, waardoor hun interesse verschoof naar theürgie, magische handelingen waarvoor kennis nodig was van rituelen en invocaties om in contact te treden met goden en andere spirituele entiteiten. Zij bereidden op deze manier de weg naar renaissancemagie en het moderne esoterisme.[19] Religieuze teksten als de Chaldeeuwse orakels kregen in het latere neoplatonisme de status van ‘heilige boeken’.

3) Gnostiek

De christelijke stroming van de gnostiek dateert uit de eerste drie eeuwen na Christus en had ook invloed op het westers esoterisme. Gnostiek stelt dat er een speciale soort kennis, gnosis, van God en de hogere werkelijkheid bestaat. Hoewel God onkenbaar blijft, haalden de gnostici verborgen kennis uit de manifestaties van God: vanuit zijn goddelijke eenheid ontsproten de aeons, die samen een complexe metafysische structuur van de kosmos vormden. Het bezit van gnosis zou de menselijke ziel in staat stellen om terug te keren naar haar goddelijke oorsprong. Veel van deze elementen uit de gnostiek vindt men in de een of andere vorm ook terug in het hermetisme en het neoplatonisme.

MIDDELEEUWEN

In de middeleeuwen speelde het Byzantijnse Rijk een grote rol in het bewaren en doorgeven van allerlei kennis, met name ook van westers esoterisme. Nadat het West-Romeinse Rijk in 410 was bezweken onder barbaarse invallen, werd Byzantium gedurende 1000 jaar het belangrijkste kanaal voor het verder verspreiden van wat de hellenistische cultuur had voortgebracht. Ook de Arabisch-islamitische cultuur speelde een niet te onderschatten rol als doorgeefluik van anders teloorgegane kennis van de antieke oudheid. Zo verschenen in de middeleeuwen oude alchemistische teksten praktisch niet in Europa vóór de twaalfde eeuw, tot ze via de islam in Spanje werden geïntroduceerd.[20]Arabische geleerden zouden vanaf de 6e eeuw gefascineerd geraken door westerse geschriften over occulte wetenschappen zoals alchemie, astrologie en magie, en ontwikkelden ook een eigen hermetische literatuur.

RENAISSANCE en 17e EEUW

Italiaans renaissancehumanisme, hermetica en kabbala

Historische overzichten begrijpen onder westerse esoterie de moderne esoterische stromingen die aan het einde van de 15e eeuw in het gelatiniseerde Westen ontstonden. Het was immers pas aan het begin van de renaissance dat er naar werd gestreefd om al het beschikbare esoterische materiaal uit de oudheid te verzamelen vanuit de overtuiging dat dit een homogeen geheel vormde. Dit werd nog gestimuleerd door de instroom van in 1492 uit Spanje verdreven joden die christelijke Italiaanse humanisten met de kabbala in aanraking brachten.

Italiaanse renaissancehumanisten waren gepassioneerde verzamelaars van oude manuscripten. In 1490 kwam Cosimo de Medici in bezit van het Griekse manuscript van de Hermetica van Hermes Trismegistus en liet dat vertalen door Marsilio Ficino. Deze jonge humanist zou aan de basis liggen van een herleving van platonisme en hermetica in Florence. Aan de academie onderwees Ficino dat de menselijke ziel en het menselijk denken actief alle dingen in het universum konden beïnvloeden. De mens werd zo het centrum van dit universum, waarin hij op een magische manier kon doordringen. Overigens werd de ouderdom van de hermetica als “philosophia perennis” door de Italiaanse humanisten zwaar overschat, daterend van voorchristelijke tijden, met Hermes Trismegistus als tijdgenoot van Mozes.

De Hermetica was van grote invloed op de ‘christelijke kabbala’ zoals die aan de platoonse academie in Florence werd onderwezen. Pico della Mirandola vertaalde de belangrijkste kabbalistische teksten en formuleerde ook zijn eigen inzichten in kabbala en magie.

Na de reformatie zagen rozenkruisersmystiek, theosofie en vrijmetselarij het licht als takken van de brede spirituele stroming die renaissancehumanisten hadden herontdekt.

Agrippa

Heinrich Cornelius Agrippa’s De occulta philosophia libri tres (Drie boeken over occulte filosofie) uit 1533 vat het universum op als drie werelden: de elementale, de hemelse en de intellectuele wereld die met de juiste vorm van magie kunnen worden beïnvloed. Zijn visie is sterk geïnspireerd op neoplatonische denkbeelden en op de kabbala, met name op de levensboom met de sefirot. Zijn boeken bouwen verder op het werk van Marsilio Ficino, Pico della Mirandola en Johannes Reuchlins synthese van magie en godsdienst. De grote verdienste van zijn werk is dat, in tegenstelling tot veel grimoires van zijn tijd, het meer wetenschappelijk en intellectueel is dan mysterieus en occult.

Paracelsus

De astroloog en alchemist Paracelsus (1493/94–1541) verwierp de theorieën over magie van Heinrich Cornelius Agrippa en Nicolas Flamel, en streefde naar het ontwikkelen van een nieuwe geneeskunde met gebruik van chemicaliën en mineralen. Hij was ervan overtuigd dat een combinatie van christelijk geloof, dat wat zijn zintuigen hem leerden en een juiste kennis van de verbindingen tussen micro- en macrokosmos de oude Griekse en Romeinse geneeskunde zou vervangen. In zijn werken over geneeskunde combineert hij alchemie met ideeën uit het hermetisme en het platonisme om de eenheid tussen de mens, diens gezondheid en de natuur uit te leggen.

John Dee

Aan het Engelse hof genoot de in magie geschoolde filosoof en wiskundige John Dee (1527-1608) een goede reputatie als adviseur en hofastroloog van koningin Elizabeth I. Hij bekwaamde zich naar het voorbeeld van de Italiaanse humanisten in astrologie, alchemie en kabbala, en zou daar later in zijn leven ook theürgie aan toevoegen. Hij is met name bekend om zijn ‘engelenmagie’. Op basis van de uitgebreide bibliotheekcatalogus die hij naliet, beschouwen wetenschappers als Frances Yates hem nu als een van de meest vooraanstaande proponenten van hermetica en kabbala uit de tijd van het humanisme.

Jacob Boehme en theosofie

Christelijke theosofie ontstond als reactie tegen de strenge orthodoxie van de lutherse leer en was vooral in de 17e en 18e eeuw een van de belangrijkste esoterische stromingen.[22] De bekendste vertegenwoordiger is Jacob Boehme. Hij was afkomstig uit een provincie in Saksen waar de reformatie weliswaar een vaste voet aan de grond had gekregen, maar waar de heterodoxe en hermetische traditie onverminderd was blijven voortleven. In zijn werk is sophia, wijsheid, de bemiddelaar waardoor de ziel van het individu met het goddelijke kan worden verenigd.

Rozekruisersmystiek

De Rozenkruisers waren een 17e-eeuws geheim genootschap. Het was een esoterische stroming die tegelijkertijd met de christelijke theosofie van Boehme opkwam in Duitstalige landen. Christian Rosenkreutz zou de legendarische stichter zijn geweest. In anoniem gepubliceerde cryptische “manifesten” werd een nieuwe filosofie beschreven, gebaseerd op alchemie. De mythe van de Rozenkruisers vormde de inspiratie voor de 18e-eeuwse vrijmetselarij en voor de 19e-eeuwse geheime orde van de Golden Dawn.

18e EEUW : de Tegen-Verlichting

Dat de periode van de Verlichting uitsluitend beheerst werd door rationalisme, wordt weerlegd door de groei van geheime genootschappen in met name Frankrijk en Duitsland. Duitse historici die deze periode bestuderen gewagen zelfs van een “anti-Aufklärung”, waarmee ze de snelle verspreiding van vrijmetselarij, piëtisme en de neo-Rozenkruiserstroming in Duitsland bedoelen. De term Tegen-Verlichting werd gemunt door Isaiah Berlin om denkstromingen te benoemen die zich verzetten tegen de rationalistische en liberale denkbeelden van de Verlichting.

De vrijmetselarij was het vehikel voor de transfer van theosofische en alchemistische tradities. Met aanhangers in bijna elk land waar zij niet officieel verboden is, vormt vrijmetselarij de grootste geheime genootschap ter wereld. Vanuit enkele loges ontwikkelde zich de moderne symbolische of speculatieve vrijmetselarij, die in de 17e en 18e eeuw de (initiatie)rituelen en attributen van oude religieuze orden en ridderlijke broederschappen adopteerde. De nauwkeurig bewaarde geheimen van elke beroepsgroep over deze rituelen en symbolen plaatsen de vrijmetselarij in de traditie van het westers esoterisme. Een berucht aanhanger van de vrijmetselarij was de Italiaanse avonturier en magiër graaf Cagliostro (1743–1795).

Het illuminisme reageerde aan het einde van de 18e eeuw tegen het materialisme van de filosofen en droeg binnen het christendom het geloof uit in een bijzondere persoonlijke verlichting. De Franse visionaire filosoof Louis-Claude de Saint-Martin, die onder de invloed was van Emanuel Swedenborg, was een van de belangrijkste exponenten van het 18e-eeuwse filosofische illuminisme.

19e-EEUW: het occultisme

De twee belangrijkste stimuli tot vernieuwing van het 19e-eeuws westers esoterisme kwamen aanvankelijk uit het 18e-eeuwse werk van de Zweedse wetenschapper en mysticus Emanuel Swedenborg en de Duitse arts Franz Anton Mesmer.Swedenborgs ideeën inspireerden in de 19e en 20e eeuw schrijvers over spiritualisme, metafysica en occultisme. Mesmer was de uitvinder van de theorie en de praktijk van het “dierlijk magnetisme” dat later bekend werd onder de naam mesmerisme. Vanuit het mesmerisme ontstond het spiritualisme dat in Europa en de VS omstreeks 1850 enorm populair werd als tijdverdrijf, met bewust opgewekte somnambulistische trances en seances met geesten (poltergeisten).

Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw zouden veel esoterische tradities uit de middeleeuwen en de renaissance herontdekt en aangepast worden door individuen en groepen die ‘een derde weg’ zochten tussen het christendom en het positivisme van de moderne wetenschap. Eliphas Lévi was de voortrekker van het Franse occultisme. Met zijn boeken over magie en kabbala lag hij mee aan de basis van een heropleving van het occultisme. Daarin speelde ook Papus (Gérard Encausse) een grote rol. Bij de Engelstalige esoterici legde Helena Blavatsky met Isis Unveiled (1877) en The Secret Doctrine (1888) het fundament voor een nieuwe “occulte wetenschap”. De Theosophical Society die zij in 1875 in New York oprichtte, speelde een belangrijke rol in het verspreiden van het esoterisch gedachtegoed. De moderne theosofie werd uitgedragen door twee van haar discipelen, Annie Besant en Charles Webster Leadbeater. Rudolf Steiner gaf met zijn Antroposophical Society een meer christelijke interpretatie van de theosofie. In Engeland ontwikkelde de orde van de Golden Dawn een heel magisch systeem rond de kabbala en de sefirot, wat andere groepen inspireerde om ook eigen geheime ordes in het leven te roepen.

20e EEUW en heden

De 20e-eeuwse westerse esoterie levert een bijzonder eclectisch beeld op, met allerlei neopaganistische groepen, in navolging van het in Engeland omstreeks 1950 ontstane wicca, de nieuwe hekserij die vooral in Angelsaksische landen grote populariteit genoot.

De tegencultuur van de jaren zestig en zeventig vormde een vruchtbare bodem voor ideeën over een spirituele revolutie die de heersende cultuur zou transformeren en de mensheid zou binnenvoeren in het Aquariustijdperk. Deze ideeën bestonden reeds in theosofische kringen in Engeland en werden uitgedragen in de boeken van Alice Bailey (1880-1949). De term new age werd in de jaren tachtig in de media gebruikelijk om allerlei alternatieve stromingen en ideeën aan te duiden die waren gevormd uit een mix van westerse en oosterse spiritualiteit. Een andere loot aan de zich steeds verder vertakkende boom van westerse esoterie was het neopaganisme. Gerald Gardner was in de jaren vijftig de schepper van een nieuwe neoheidense religie, wicca, wat de aanzet zou vormen tot het ontstaan van verwante groepen zoals het Keltisch geïnspireerde druïdisme en het Germaanse odinisme.

Wat veel van deze neopaganistische groepen gemeen hebben, is een verlangen naar een hechtere band met de natuur en, daarmee samenhangend, de nadruk op een ecologisch meer bewuste levensstijl. Een ander typisch kenmerk van de huidige populaire vormen van westers esoterisme, is het syncretisch karakter: er wordt gewinkeld bij verschillende oudere (soms verkeerd begrepen) tradities, die vervolgens in eigen rituelen en theorieën worden opgenomen. De moderne media hebben gezorgd voor een ongekende verspreiding van esoterische ideeën, onder meer via films, games, populistische literatuur en het internet.

Verder lezen:De drie traditionele wetenschappen” en "Nederlandstalige websites over esoterie"

Tekst: Julien Grandgagnage

(Dit artikel schreef ik eerst voor de Nederlandstalige Wikipedia onder mijn account aldaar)