De heks en haar attributen

In volksverhalen gebruikt een heks vaak verschillende attributen bij het uitoefenen van hekserij.

Heksen dragen soms een amulet of talisman, hierin is een faerie, (dier)geest of ander 'magisch wezen' opgesloten.

Er worden wereldwijd verschillende kruiden (afweerkruiden) genoemd, die op het lichaam gedragen worden als bescherming tegen kwade krachten.

Deze kruiden, soms in de vorm van as, worden ook wel in een amulet of talisman gestopt. Ook andere soorten as, zoals as van verbrande lichamen na crematie, worden als geneeskrachtig of beschermend gezien - een voorbeeld is 'vibhuti' dat op het voorhoofd wordt gedragen. Ook woorden kunnen worden vastgelegd, bijvoorbeeld in de vorm van (tover)spreuken.

De faerie kon in veel objecten 'gevangen' worden, zoals in spiegels en flessen. Ook in (edel)stenen, zoals diamanten, kon een faerie worden meegenomen. Deze zaken worden dan ook vaak Allegoria della stegoneria, ca.1535

op het lichaam gedragen, verwerkt in een sieraad (zoals kroon, tiara,

hanger of armband) of in een zak of zakje. Ook hing het voorwerp wel aan een ketting, zoals een pendel.

In geval van nood kon het wezen te hulp schieten, zoals een djinn uit een fles zijn meester gehoorzaamt en opdrachten uitvoert. De fairy wordt ook wel ingezet als bescherming van een huis of schat. De fairy kan verschijnen in elke denkbare vorm, ook als dier (zoals zwarte kat of woeste hond).

De fairy helpt de 'eigenaar' en zit niet vast aan één bepaald persoon.

In de tondeldoos ontmoet een soldaat een heks en komt via een holle boom bij vele kostbaarheden in een onderaards verblijf met drie kamers. Deze worden bewaakt door honden met ogen zo groot Een heks, Jheronimus Bosch

als theekopjes, molenstenen en de Ronde

Toren (de Rundetårn in Kopenhagen met daarin een oude sterrenwacht). De heks wordt verslagen en de honden komen hem later te hulp als hij vuur slaat met vuurstenen uit de tondeldoos.

Een soortgelijk avontuur overkomt een afgedankte soldaat in het blauwe licht als hij afdaalt in een put, een klein zwart mannetje (een dwerg) komt te hulp als de soldaat zijn pijp rookt.

In de verhalen worden onmogelijke opdrachten uitgevoerd door het wezen en vijanden worden afgeranseld

of gedood.

Ook in tafeltje dek je, ezeltje strek je en knuppel uit de zak gebeuren soortgelijke dingen.

In een Fries volksverhaal geeft de toverfles van een kabouter onbeperkt voedsel. Als deze fles door een rijke boer wordt bemachtigd, komt een andere fles in het spel en deze bevat grote mannen die alles stuk slaan.

In de drie zwarte zwanen ontdekt een jongen een diepe kuil en tussen enorme schatten ziet hij een slapend meisje. Hij vertrekt met haar zijden sluier. De jongen bemachtigd in het verhaal ook een flesje en een ring en krijgt zo macht over de drie tovenaressen. Hij belandt met behulp van deze voorwerpen op een "hoge en ontoegankelijke plek".

In het Indiase meneer Bhoenga haalt een jongen een doorn uit de poot van een tijgerin en krijgt als beloning een doos met een klein mannetje erin. Dit mannetje vecht voor zijn meester als een baardhaar wordt verbrand en in de vorm van een kat kan het wezen een bloeddorstige demon verslaan.

In de visser en de djinn uit Duizend en één nacht wordt een koperen vaas, dichtgemaakt met lood, gevonden. Als de vaas wordt geopend, verschijnt een machtig wezen en in de djinn van de zee schenkt een reus een tafeltje dat voedsel geeft. In de betoverde vis zorgt een djinnia voor rijkdom. De djinn heeft het uiterlijk van een hond in het Marokkaanse het verhaal van de hond. Een man deelt zijn eten met de hond en wordt beloond met een schat. Ook in van de visser en zijn vrouw wordt een man beloond. Ondanks armoede werpt hij een vis terug in zee.

In het Russische verhaal over de boskoning Och komt een jongen in de leer bij de boskoning en leert de kunst van metamorfose. In de vorm van een ring komt hij terecht bij een prinses die besluit om de ring niet om haar vinger te dragen, maar in haar hand te houden. Net zoals bij de boskoning verschijnt de walnotenkabouter (met een baard zeven maal zo lang als hijzelf) aan een jongen nadat hij "och" heeft gezegd in het Arabische verhaal Ali's vreemde avontuur. Hier bereikt de jongen een magische wereld via een holle walnotenboom en moet kiezen uit drie verschillende huizen. Door hulp van de dochter van de tovenaar kan hij ontsnappen en moet in de vorm van een smaragd (die wordt verwerkt in een kroon) uit handen blijven van een derwisj.

In het Deense de toverleerling verschijnt een grijs mannetje als de jongen pijp rookt bij een gedekte tafel. Het grijze mannetje verbiedt de jongen in een boek te lezen, maar dit doet de jongen toch en hij keert terug met zijn vader met een brood vol geld en komt ook als ring bij een prinses terecht .

In beide verhalen kan de jongen in elke vorm veranderen en dit wordt gebruikt om geld te verdienen (met de verkoop van een dier, die meteen na de koop terugkeert naar de vorige eigenaar). Maar als hij samen met zijn 'teugels' wordt verkocht, is het onmogelijk geworden nog van eigenaar te wisselen. Een soortgelijke vertelling is de jongen die leerde lezen uit Leeuwarden.

In de gauwdief en zijn meester komt de metamorfose ook voor. Ovidius beschreef al een meisje dat zich als slavin liet verkopen door haar vader en in diervorm bij hem terugkeerde in zijn Metamorfosen (zie ook Heksen en katten).

In de verhalen speelt een metamorfose-jacht in allerlei gedaantes. In bovengenoemd avontuur van Ali gebruikt de walnotenkabouter de punt van zijn magische hazelaartak om een kring ter grootte van een molensteen te trekken en op hetzelfde ogenblik was hij veranderd in een welgestelde molenaar.

In veel verhalen gebruikt de heks of tovenaar (of ander magische wezen) een tak of (tover)staf. Niet zelden wordt een heks of tovenaar omschreven als een persoon van "hoge" leeftijd, leunend op een stok of staf. Ook kon de heks met behulp van deze stok of staf 'vliegen' (naar punten waar heksen verzamelen).

Het Oudnoorse vǫlva betekent "spinrok (of toverstaf) dragend" Brujas, Goya

of "draagster van een (magische) staf". Een Vitki is de mannelijke

tegenhanger, het IJslandse woord vitki is afkomstig van het werkwoord 'weten'.

Wicca (het Oud-Engelse woord voor mannelijke witch/heks, de vrouwelijke benaming is wicce) is verwant aan het Zweedse vicka ('heen en weer bewegen') en is verwant aan het Middel-Neder-Duitse woord wicken dat 'bezweren' betekent, maar ook de betekenis heeft van 'op de hand wegen' en 'heen en weer bewegen'.

Een ander woord voor staf is roe of roede, de wichelroede wordt gebruikt bij bepaalde 'magische' praktijken en rituelen.

Twee heksen, pentekening van Jheronimus Bosch

De wichelroede wordt in China gebruikt bij het bepalen van een gunstige plaats voor het bouwen van een huis.

De wichelroede werd ook elders ingezet, bijvoorbeeld bij het opsporen van wateraders en ook in de mijnbouw is deze opsporingsmethodiek bekend. De wichelroede was vaak gemaakt van een tak van de hazelaar, maar ook andere houtsoorten worden gebruikt (er zijn ook exemplaren van metaal). Het gebruik van de wichelroede wordt ook wel wichelarij of waterhekserij genoemd.

In Overijssel wordt een heks ook wel wikkewiefken genoemd en een Nederlandse benaming is ''wikster. De Keltische 'Wicker Man' is gemaakt van riet of wilg en wordt gebruikt bij vruchtbaarheidsrituelen.

Agricola beschrijft de 'virgula divina', die zijn oorsprong bij de Romeinen had, in De re metallica libri. De wichelroede wordt ook beschreven in Testamentum novum van Valentius en de Cosmographia Universalis van Sebastian Munster. Agricola, De re metallica libri

Herodotus omschreef rhabdomantie (rhabdos: staf of roede, manteia: voorspellen). Er zijn veel omschrijvingen van vergelijkbare rituelen. Mozes, Wodan en vele lokale heiligen lieten met hun staf een bron ontspringen.

In Duitsland wordt over de 'Glück Rüt' en 'Wünschelrute' gesproken, deze 'wensroede' of ook wel 'ertsstok' komt al voor in het Nibelungenlied (ca. 1170 na Chr.).

In de zeventiende eeuw namen Duitse mijnkundigen de wichelroede mee naar de zilvermijnen van Wales. De engelse benaming voor de wichelroede is 'divining rod', 'fortune rod' of 'dowsing rod'.

In Frankrijk waren soursiers (bronnenzoekers) bekend, zij hielden een staf tussen de wijsvingers of handpalmen.

Bij Tell Half in Mesopotamië werd een beeld van een priester gevonden met een voorwerp dat duidelijk een wichelroede voorstelt, het beeld (1300 v.Chr.) is nu te zien in het nationaal museum te Aleppo.

Dr. S.W. Tromp (afdeling natuurwetenschappen van UNESCO in Parijs en hoogleraar geologie aan de Fouad universiteit te Caïro) zag in de Romeinse lituus (een soort kromstaf waarmee de waarzeggers voorspelden) een wichelroede.

Marten Luther (1483-1546) beschreef wichelroedelopen als het werk van de duivel.

Augur of vogelwichelaar

een priester in het Oude Rome

Tibuta (uit de heksenprocessen in Salem), 1892

Soul-Killing Witches that Deform the Body, 1828

Der behexte Stallknecht , 1534