Toelichting:
In domein 4 gaat het om het omzetten van informatie in een tekst, schema, tabel of afbeelding en om het invullen van formulieren.
Kan binnen de alledaagse leef-, werk- en leeromgeving herkenbare digitale toepassingen gebruiken en de meest voorkomende handelingen verrichten.
• Karakter: toepassingen en handelingen komen het meest voor en zijn herkenbaar.
• Context: de alledaagse leef, werk- en leeromgeving
Eindtermen:
1. Gebruikt eenvoudige functies van een tekstverwerker.
Voorbeeld: Een tekst typen met kopjes, witregels en woorden in vet.
2. Verwerkt informatie in tabellen en schema’s (twee variabelen).
Voorbeeld: Een eenvoudige tabel voor in- en uitgaven maken.
3. Combineert teksten en beeldmateriaal in een tekstverwerker of in een e-mailprogramma.
Voorbeeld: Een afbeelding zoeken en in een Word-tekst plaatsen.
4. Voegt een bestand bij een bericht toe als bijlage.
Voorbeeld: Foto’s meesturen bij een e-mail.
5. Vult digitale standaardformulieren tabellen en schema’s in.
Voorbeeld: Een urenbriefje invullen op de site van het uitzendbureau.
Het niveau van de standaarden en eindtermen wordt bepaald door de combinatie van het karakter, de context en de algemene beschrijving van de standaard zelf.
Het gaat dan om:
Het karakter van de toepassingen en handelingen: Hoe herkenbaar zijn de handelingen voor de gebruiker en hoe vaak komen deze handelingen voor?
De context: hoe ‘dichtbij of veraf’ is de omgeving (leef-, werk- of leeromgeving) waarin de toepassingen en handelingen worden uitgevoerd?