Toelichting:
In domein 2 gaat het om het volgen van regels voor veilig en gezond werken met ICT-systemen. De focus ligt op veiligheid, privacy, lichamelijke en geestelijke gezondheid van zichzelf en anderen.
Kan binnen de alledaagse leef- werk- en leeromgeving herkenbare digitale toepassingen gebruiken en de meest voorkomende handelingen verrichten.
• Karakter: toepassingen en handelingen komen het meest voor en zijn herkenbaar.
• Context: de alledaagse leef, werk- en leeromgeving
Eindtermen:
1. Werkt veilig op computer, smartphone of tablet.
Voorbeeld: Veilige wachtwoorden met (hoofd)letters en tekens maken.
2. Weet dat het gebruik van digitale informatie en communicatie risico’s met zich meebrengt.
Voorbeeld: Verdachte afzenders herkennen.
3. Weet dat het niet is toegestaan om producten van anderen zonder toestemming te kopiëren en te verspreiden.
Voorbeeld: Benoemen waarom hij geen foto’s van derden op Facebook plaatst zonder hiervoor toestemming te vragen.
4. Weet dat er kosten zijn verbonden aan het gebruik van mobiele telefoon en internet.
Voorbeeld: Zich voor laten lichten bij het kiezen van een passend (combinatie)abonnement voor telefoon, computer en dergelijke.
5. Weet dat langdurig gebruik van digitale apparatuur effect heeft op de eigen lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Voorbeeld: Mogelijke klachten als gevolg van veelvuldig werken met digitale apparaten benoemen.
6. Hanteert correcte omgangsvormen in de eigen berichten (tekst, beeld, geluid).
Voorbeeld: Zijn werkbegeleider een bericht sturen met correcte aanhef en afsluiting.
Het niveau van de standaarden en eindtermen wordt bepaald door de combinatie van het karakter, de context en de algemene beschrijving van de standaard zelf.
Het gaat dan om:
Het karakter van de toepassingen en handelingen: Hoe herkenbaar zijn de handelingen voor de gebruiker en hoe vaak komen deze handelingen voor?
De context: hoe ‘dichtbij of veraf’ is de omgeving (leef-, werk- of leeromgeving) waarin de toepassingen en handelingen worden uitgevoerd?