Harderwijk

Voormalig Zuiderzeestadje dat van oudsher een voorname positie in Gelre bekleedde. Het ging teloor door de sluiting van de universiteit van Harderwijk in 1812 en de aanleg van de Zuiderzeewerken in 1957. Een oude slechte kaart uit ca. 800 heeft hier aan de Zuiderzee de plaatsen Bannipo (Bunschoten), Stadin (Harderwijk) en Aelborg (Elburg). Hierden en Staverden doen die nog. Ontving stadsrechten in 1231 van graaf Otto II van Gelre en werd zo na Arnhem het voornaamste centrum van Gelderland. De koophandel en nijverheid, met een eigen lakenindustrie, waren pijlers waarop de groei was gebaseerd. De handel werd vanaf 1285 sterk bevorderd als lid van het machtige Hanzeverbond. De Gelderse geschiedschrijver Johan Pontanus was reeds in 1606 professor in Harderwijk. Van 1647 tot 1812 was er een echte universiteit voor rijke en buitenlandse studenten waar in 1693 de medicus Herman Boerhaave en in 1735 de botanist Carl Linnaeus promoveerden. In de 19de eeuw was het lange tijd een garnizoensstad. Dit betekent dat de stad over een eigen leger beschikte. Het nabij Ermelo kende bij de Romeinen reeds een eigen legioen. Bekende bezienswaardigheden zijn: Het Dolfinarium, Het Veluwemeer, De Jachthavens, De Academie, De Hervormde Kerk, De Oude Haven, Het Stadhuis, De Vischpoort, De Stadsmuur, Het Linnaeustorentje, De Herenhuizen, De Vanghentoren met Hoftuin, Het Vliegtuig Monument, De Lichtmachine en De Parkeertoren.

© 2019 F.N. Heinsius