lijden,waaromgodhettoelaat

Belgische Christadelphians

Lijden, waarom God het toelaat

Inleiding.

De mensheid denkt heel weinig aan God maar als het geplaagd wordt door lijden stellen zij Hem meestal verantwoordelijk en vragen zij zich af waarom God dat lijden toe laat.

Eerst moeten wij erkennen dat God een eindeloze liefde heeft voor de wereld.

“God heeft de wereld zodanig lief gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven met het uiteindelijk doel dat diegene die in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar het eeuwig leven zal hebben.” (Johannes 3:16) [1]

De verlossing van de mens is er gekomen door het lijden van Jezus Christus. Met Jezus Christus heeft God de wereld met Hem verzoend en is beider liefde voor de mensheid bezegeld geworden.

Begin van het goede.

God heeft het universum geschapen en de wereld behoorde er een mooie volwaardige vredevolle planeet te zijn.De eerste mens, Adam, kreeg voldoening schenkend werk, namelijk het zorg dragen voor de tuin van Eden. Ook stelde God hem het doel voor ogen zijn Edense tehuis tot een wereldomvattende tuin van geneugte uit te breiden (Genesis 1:28; 2:15). De mens had verantwoordelijkheid gekregen die hij zonder moeite kon dragen. Om Adam te helpen deze grote taak te volbrengen, gaf God hem een huwelijkspartner, Eva, en hij zei hun dat zij vruchtbaar moesten zijn, zich moesten vermenigvuldigen en de aarde moesten onderwerpen. Toch was er nog iets nodig om de verwezenlijking van Gods voornemen voor de aarde en de mensheid te garanderen. Aangezien de mens naar Gods beeld was gemaakt, bezat hij een vrije wil; het was derhalve noodzakelijk dat de wil van de mens nooit in botsing zou komen met Gods wil. Anders zou er wanorde in het universum heersen en zou Gods voornemen om de aarde te vullen met een vredige menselijke familie, niet worden verwezenlijkt.

Onderwerping aan Gods heerschappij was geen automatisme. Het moest een liefdevolle uiting van de vrije wil van de mens zijn. Adam en Eva kregen wel een proef opgelegd om te bewijzen of zij zich aan Gods heerschappij wilden onderwerpen. Een van de bomen in de tuin van Eden werd „de boom der kennis van goed en kwaad” genoemd. Die boom vertegenwoordigde Gods recht om de maatstaven voor een juist gedrag vast te stellen. In duidelijke bewoordingen verbood God hun van de vrucht van deze specifieke boom te eten. Als Adam en Eva ongehoorzaam waren, zou dat hun dood tot gevolg hebben. (Genesis 2:9, 16, 17) [2].

Het begin van menselijk lijden

Op een dag kwamen bij de vrouw verkeerde gedachten in haar hoofd. De slang kwam als spreekbuis en vroeg Eva: „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de tuin moogt eten?” (Genesis 3:1) [3] Zo werd er twijfel in Eva’s geest gezaaid in verband met de vraag of Gods manier van regeren wel rechtvaardig was. Eva gaf het juiste antwoord, dat zij van haar man had vernomen. Maar het geestelijke schepsel sprak God vervolgens tegen en loog over de gevolgen van ongehoorzaamheid, door te zeggen: „Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad.” (Genesis 3:4, 5) [4].

Jammer genoeg werd Eva ertoe misleid te denken dat ongehoorzaamheid geen menselijk lijden maar een beter leven tot gevolg zou hebben. Hoe langer zij naar de vrucht keek, hoe begeerlijker die er uit ging zien, en zij ging ervan eten. Later haalde zij Adam ertoe over er ook van te eten. Droevig genoeg verkoos Adam de gunst van zijn vrouw te behouden in plaats van Gods gunst. (Genesis 3:6; 1 Timotheüs 2:13, 14) [5].

Het verkeerd denken bracht eigenlijk de mens tot weerstand of opstand tegen God. Zodanig maakte het een tegenstrever van God. Daarom kwam dan het verkeerd denken ook bekend te staan als Satan, van het Hebreeuwse woord dat „tegenstrever” betekent. De in Eva opgekomen gedachte loog haar voor over God, waardoor zij zich tot een lasteraar maakte. Daarom wordt deze gedachtegang ook Duivel genoemd, van een Grieks woord dat „lasteraar” betekent. (Openbaring 12:9) [6].

Zo begon menselijk lijden. Gods schepselen hadden hun gave van de vrije wil misbruikt door een zelfzuchtige levenswijze te kiezen als tegenstrevers van hun Schepper. Nu rees de vraag: Hoe zou God deze opstand op een rechtvaardige manier aanpakken waardoor de rest van zijn met verstand begiftigde schepping, met inbegrip van getrouwe engelen in de hemel en toekomstige nakomelingen van Adam en Eva, de verzekering zou krijgen dat alles een goede afloop zou hebben?

Gods wijze reactie

Sommigen redeneren wellicht dat het het beste was geweest als God Satan (het Kwaad), Adam en Eva onmiddellijk had vernietigd. Maar daarmee zouden de strijdpunten die door de opstand waren opgeworpen, niet zijn opgelost. Gods manier van regeren was in twijfel getrokken, door te suggereren dat mensen onafhankelijk van Gods heerschappij beter af zouden zijn. Betekende het feit dat Adam en Eva zondigden dat er iets mis was met de manier waarop God de mens had geschapen? Zou God iemand op aarde kunnen hebben die hem trouw zou blijven? Waren enkele vragen die er nu ook opgeworpen konden worden. En hoe stond het met Jehovah’s engelenzonen die getuige waren geweest van deze opstand? Zouden zij de rechtmatigheid van Zijn soevereiniteit hoog houden? Het is duidelijk dat er voldoende tijd nodig was om deze strijdpunten op te lossen. Daarom heeft God Satan of het Kwaad tot in onze tijd laten bestaan. Maar ook de gevolgen van dat Kwaad zouden zich daardoor verder over de wereld verspreiden.

Wat Adam en Eva betreft, op de dag dat zij ongehoorzaam werden, veroordeelde God hen ter dood. Het stervensproces trad dus in werking. Hun nakomelingen, die werden verwekt nadat Adam en Eva hadden gezondigd, erfden zonde en dood van hun onvolmaakte ouders. (Romeinen 5:14) [7].

Doordat Adam en Eva in de fout waren gegaan kwam hun onvolmaaktheid boven en zouden hun nakomelingen ook zaken van die onvolmaaktheid over erven. Vandaar kunnen wij spreken over Erfzonde, de over geërfde onmogelijkheid om volledig in alles te slagen.

God heeft de mensen de tijd gegeven om zelf regelingen van bestuur te vinden en om zelf verder de Schepping te hanteren.

Het kwaad begon verder een eigen leven te leiden in de mensheid.

In de strijdvraag ging het om Gods heerschappij contra die van Satan, en die kwestie was bijzonder actueel in de dagen van Job. Die getrouwe man bewees door zijn gedrag dat hij — net als godvrezende mannen zoals Abel, Henoch, Noach, Abraham, Isaäk, Jakob en Jozef die vóór hem hadden geleefd — Gods rechtvaardige heerschappij verkoos boven satanische onafhankelijkheid. Job werd het onderwerp van een gesprek dat in de hemel in tegenwoordigheid van de getrouwe engelen van God plaatsvond. Om de rechtvaardigheid van Zijn heerschappij te laten uitkomen, zei God tot het Kwaad: „Hebt gij uw hart gericht op mijn knecht Job, dat er niemand op aarde is als hij, een onberispelijk en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad?” (Job 1:6-8) [8].

Satan weigerde zijn nederlaag te erkennen en beweerde dat Job God alleen om zelfzuchtige redenen diende, aangezien God hem rijkelijk had gezegend met materiële voorspoed. Dus uitte Satan de beschuldigende bewering: „Steek voor de verandering alstublieft uw hand eens uit en tast alles aan wat hij heeft en zie eens of hij u niet recht in uw gezicht zal vervloeken” (Job 1:11). Satan ging zelfs nog verder, door de rechtschapenheid van al Gods schepselen in twijfel te trekken. „Al wat een mens heeft, zal hij geven voor zijn ziel”, zo luidde zijn beschuldiging (Job 2:4). Deze lasterlijke aanval betrof niet alleen Job, maar al Gods getrouwe aanbidders in de hemel en op aarde. Satan suggereerde dat zij Jehovah in de steek zouden laten als hun leven op het spel stond.

De Schepper had het volste vertrouwen in Jobs rechtschapenheid. Hij toonde dit door het Kwaad toe te staan menselijk lijden over Job te brengen. Door zijn getrouwheid zuiverde Job niet alleen zijn eigen naam, maar, wat nog belangrijker was, hij hield ook de rechtmatigheid van Jehovah’s soevereiniteit hoog. Er werd bewezen dat de Duivel een leugenaar is, het is te zeggen het bedrog zelf in de mens.

Het beste voorbeeld van getrouwheid onder beproevingen was echter Jezus (Yeshua) de Christus. God had het leven van vanuit de hemel naar de schoot van een maagd overgebracht. Daarom erfde Jezus geen zonde en onvolmaaktheid. In plaats daarvan groeide hij op tot een volmaakte man, het exacte equivalent van de eerste mens voordat die zijn volmaaktheid verloor. Daarom kan men Hem een tweede Adam noemen. Jezus bleef echter niet vrij van de verleiding van het Kwaad. Jezus werd zelfs een speciaal doelwit. Door veel verleidingen en beproevingen over hem te brengen, die een hoogtepunt bereikten in een vernederende dood werd deze mens nog meer beproefd dan vele anderen, vooral dat bij Hem ook de Godsvragen naar voor kwamen. Maar het slechte was niet in staat Jezus’ rechtschapenheid te breken. Jezus hield op een volledige wijze de rechtmatigheid van de heerschappij van zijn Vader hoog. Ook bewees hij dat er geen verontschuldiging bestond voor het feit dat de volmaakte mens Adam zich had laten misleiden door verkeerde gedachten. Adam had getrouw kunnen blijven onder de veel minder zware proef waaraan hij werd onderworpen.

Wat is er nog meer bewezen?

Sinds de opstand van Adam en Eva is er ongeveer 6000 jaar van menselijk lijden voorbijgegaan. Gedurende die tijd heeft God de mens toegestaan met vele verschillende regeringsvormen te experimenteren. Het afgrijselijke bericht van menselijk lijden bewijst dat de mens niet in staat is zichzelf te regeren. In veel gebieden op aarde heerst nu zelfs anarchie. Onafhankelijkheid van God, zoals het Kwaad die propageert, is rampzalig.

Jehovah hoefde zichzelf niets te bewijzen. Hij weet dat zijn manier van regeren rechtvaardig en tot welzijn van zijn schepselen is. Maar om alle vragen die door de eerste opstand waren opgeworpen, op een bevredigende wijze te beantwoorden, heeft Hij zijn met verstand begiftigde schepselen de gelegenheid gegeven om te tonen dat zij de voorkeur geven aan zijn rechtvaardige heerschappij.

De beloningen voor hen die God liefhebben en hem trouw zijn, wegen ruimschoots op tegen de tijdelijke periode van lijden die door de ‘Duivel’ of het Kwaad wordt veroorzaakt. Het geval van Job illustreert dit. Jehovah God genas Job van de ziekte waarmee hij werd geslagen. Bovendien „zegende [God] het einde van Job daarna meer dan zijn begin”. Uiteindelijk, nadat zijn leven met 140 jaar was verlengd, „stierf Job, oud en verzadigd van dagen”. (Job 42:10-17).

De christelijke bijbelschrijver Jakobus vestigt hier de aandacht op, door te zeggen: „Gij hebt van de volharding van Job gehoord en hebt gezien hoe Jehovah het heeft laten aflopen, dat Jehovah zeer teder in genegenheid en meedogend is.” (Jakobus 5:11, NW, Studiebijbel, vtn.)

Wat is in het lijden de verantwoordelijkheid van de mens?

God heeft iedereen de mogelijkheid gegeven te kiezen tussen het echte en het valse, tussen het goede en het kwade. Hij heeft eeuwig leven beloofd aan diegenen die Zijn Stem willen volgen. Ongelukkig verkiest de mens zeer dikwijls het verkeerde spoor en slaat geen acht op de goddelijke liefde.

De Bijbel noemt lijden, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gevolg van de verkeerde houding van de mens tegenover God. De houding waarbij de mens los van God wil leven wordt omschreven als het fout gaan of zondigen.

Gods intentie bij de schepping was een volmaakte harmonieuze wereld.

De mens heeft echter voor een leven gekozen onafhankelijk van God en heeft Gods manier om de wereld te besturen naast zich neergelegd.

De mens heeft Gods woorden genegeerd en is ook meer en meer gaan vervreemden van zijn Schepper. Zij hebben Gods richtlijnen voor het leven ter zijde gelegd. Doordat zij Gods handleiding voor het deugdelijk leven niet hebben gevolgd is er ook veel verkeerd gelopen met dat leven.

De mens maakte fouten in de omgang met zijn medemens waardoor er onderlinge spanningen ontstonden. Die spanningen lopen soms hoog op. Onderdrukking en misdaad verschenen op het toneel.

Ook tegenover andere delen van de Schepping ging de mens minder volgens de Wil van God leven en kwam in opspraak met die natuur. Maar de natuur toont zich meermaals de sterkere dan de mens.

Ook begon de hebzucht van de mens hem meer parten te spelen en ging deze het goed voor de andere niet te gunnen. Hierdoor gingen mensen niet enkel elkaars leven zuur maken, zij gingen zo ver om er voor te gaan vechten.

Gedurende eeuwen hebben vele mensen hun leven verloren tijdens ettelijke oorlogen. Deze vele oorlogen ontstonden uit de hoogmoed van de mens en uit zijn wens naar macht. Meestal lagen verkeerde bedoelingen aan de grondslag. (Jakobus 4:1-3) [9]

Men moet God niet beschuldigen de oorzaak te zijn van de oorlogen.

Miljoenen mensen lijden honger.

Het egoïsme van de mens maakt dat bepaalde landen grote voorraden van levensmiddelen vergaren terwijl anderen lijden onder voedsel tekort.

Het zijn de daden van mensen en niet van God.

Sterke geneesmiddelen veroveren illegaal de wereld met verschrikkelijke gevolgen voor miljoenen personen. Het geld overheerst de wereld. De Bijbel zegt dat de “liefde voor het geld de wortel van alle kwaad is.” (1 Timotheus 6:10) [10] Men moet het de hebzucht kwalijk nemen.

Zoals in de tijd van Noach leven wij heden in een tijd van zedeloosheid en van geweld. Het respect naar mens, dier en plant is ver zoek geraakt. Oudjes worden overvallen, kinderen misbruikt, gevangenen gefolterd. Wij moeten erkennen dat de mens een grote rol speelt in het lijden van de mensheid.

Als wij rondom ons kijken en luisteren naar wat mensen is overkomen kunnen wij opmerken dat vele ongemakken hen zijn overkomen door eigen fouten of door fouten van anderen.

Het moeilijkst om aan te nemen zijn die gebeurtenissen waarbij zij elf de mogelijkheid gecreëerd hebben om het fout te kunnen laten lopen. Ondoordachte keuzes of verkeerde verwachtingen hebben dan een voedingsbodem geschapen voor mislopende zaken.

Ook in zijn omgeving richt de mens dikwijls schade aan die zich tegen hem keert. Door overbemesting en verkeerd landbouwbeleid worden gronden totaal uitgebuit en verarmd. Door ontbossing en landverschraling krijgt men aardverschuivingen of modderstromen.

Door overmatige jacht op bepaalde diersoorten krijgen andere dieren vrij spel of hebben daardoor onvoldoende voedsel en wordt er een onevenwicht in de natuur gecreëerd.

De onevenwichten in de wereld brengen veel moeilijkheden te weeg en brengen voor veel mensen onnodig lijden.

Waarom laat God natuurrampen toe?

De natuurkrachten zijn verschrikkelijk. Tegenover een aardbeving, een vulkaanuitbarsting of een hevige zee kan een mens zich enkel nietig en machteloos voelen.

Nochtans zou men met een beetje voorzichtigheid en vooruitziendheid vele nare gevolgen kunnen vermijden.

Men kan zo de vraag stellen waarom rijke mensen toch nog op een breuklijn of in een aardbevingsgebied willen wonen.

Geen uitwerkingen of gevolgen zonder oorzaken in onze wereld.

Men weet dat men kan verdrinken in water of zich kan verbranden aan vuur.

Het universum wordt door natuurwetten geregeld. Indien met die wetten onachtzaam wordt mee omgesprongen kan men niet steeds aan de kwalijke gevolgen ontsnappen.

Indien God constant de wetten om ons tegen onszelf te beschermen zou veranderen, zou dat elk verantwoordelijk gedrag ontmoedigen.

God laat het regenen op rechtvaardigen zo wel als op de onrechtvaardigen, zo kan goed zo wel als slecht iedereen overkomen. (Mattheus 5:45; Handelingen 14:16-17) [11]µGod geeft geen veiligheidsgarantie aan hen die Hem dienen in dit leven. Daarom is het belangrijk te luisteren naar de boodschap van vrijkoping of verlossing die ons in de Bijbel wordt verkondigd.

Waarom is er nu nog zo veel lijden in de wereld en is het oplosbaar?

In Johannes 9:1-3 zegt Jezus duidelijk dat het niet steeds als gevolg van de zonde is dat kinderen blind of misvormd geboren worden. [12] Het is makkelijk om te zeggen dat elk lijden slecht is. Nochtans meldt de Bijbel dat het lijden op zich niet slecht is, maar dat het een gevolg is van een veel groter probleem namelijk de zonde of het verzet tegen de goddelijke wetten.

“Langs één mens is de zonde de wereld binnengekomen, en door de zonde, de dood en aldus is de dood over alle mensen gekomen daar zij allen gezondigd hebben.” (Romeinen 5:12) [13]

de perfecte harmonie tussen God en de mens was verbroken en het gehele menselijke ras draagt sindsdien hiervan de gevolgen. De zonde en de dood vormen het werkelijke probleem van de mens en laten dikwijls toe waar het probleem van het lijden ligt.

De dood is in de wereld gekomen na de zondeval van Adam en niemand is er van uitgesloten. Er is sindsdien geen enkele mens aan kunnen ontsnappen. Iedereen heeft wel iets verkeerds gedaan in zijn of haar leven. Er is slechts één mens die zich er op kan beroepen niet voor God gezondigd te hebben. Door bijzondere wijze waarop hij op deze wereld geplaatst is kan hij zich terecht Zoon van God noemen. Na een kort openbaar leven is deze Jezus de Messias terecht gesteld en aan een paal gestorven. Op de derde dag na zijn dood is hij opgestaan uit de doden. [14] Na zijn verrijzenis is hij nog aan verscheidene mensen verschenen vooraleer hij op ging in de hemel.

Maar waarom moest Jezus indien hij de beste van alle mensen was en de dood niet verdiende, toch nog sterven?

Het antwoord op die vraag ligt bij de knoop van het hele probleem van het lijden.

God heeft het toegestaan dat Jezus stierf zodat wij, u en ik, gered konden worden.

Na de val van Adam kon de mens zich niet meer met God verzoenen behalve door die ene mens zonder fout, zonder zonde. De overwinning van Jezus Christus over de zonde heeft zodoende het eeuwig leven voor ons allemaal weer mogelijk gemaakt. Dit voor allen die de vergiffenis voor hun zonden zoeken en de geboden van God willen opvolgen.

De prijs van onze verlossing is als een vrijkoping van een gevangene. De terugkoop is verricht door het lijden van Jezus in zijn gehoorzaamheid naar God toe. Hij heeft de gehoorzaamheid geleerd door de dingen die hij geleden heeft. (Hebreeuwen 5:8-9) [15]

In Gods goedheid paste Jezus in Zijn Plan voor de schepping. Als een offerlam [16] is Jezus naar de slachtbank gedragen. Door zijn offer kunnen wij nu met God verzoend worden en kan de doodstraf omgezet worden tot, voor sommigen een tijdelijke dood gevolgd door, eeuwig leven.

In Spreuken lezen wij dat de “nederigheid gaat voor de eer” (Spreuken 15:33;18:12) [17]. Voordat god ons eert met eeuwig leven, onze uiteindelijke bestemming, verlangt Hij dat wij nederigheid leren door dit fysieke menselijke bestaan.

Ook Jehovah heeft geleden. In de Heilige Schrift wordt ons verteld wanneer Hij verdriet heeft gehad met de houding van de mens. Zelfs wanneer God werkelijk de mens een les moest leren omdat hij te ver was gegaan stond God open om aanpassingen te brengen aan Zijn daden. (Er waren de Zondvloed, de Toren van Babel, Sodom en Gomorra.) Ook in het lijden van Zijn Zoon heeft God geleden. Indien God en Jezus beiden onschuldig, hebben geleden, moeten wij besluiten dat de mens niet op zich moet laten wachten om aan de pijn te ontsnappen en dat het lijden niet altijd iets slechts moet inhouden. Er is een betrekking met de overwinning van de zonde en met het Geschenk van God aangaande het eeuwig leven.

Het positieve van pijn.

Doordat wij zo hardleers zijn is soms een pijnlijk gebeuren nodig om ons tot het juiste terug te brengen. God verlangt niet dat wij ons dan pijn toe brengen. Hij zou niets liever hebben dat het ons goed gaat. Ook heeft Hij geduld om de mensen tot Hem te laten komen. Hij wil dat er zo veel mogelijk mensen kunnen gered worden om deel uit te maken van Zijn Koninkrijk.

Maar de mens wou zijn eigen weg gaan en God heeft hem uit sympathie en om geen dictator te zijn de volledige vrijheid gegeven. Hoe de mens met zijn vrijheid omspringt moet elkeen zelf dragen. Nu zijn wij zelf verantwoordelijk voor hoe wij willen omgaan met ons leven en met het leven van de mensen, dieren en planten rond om ons.

Als wij ontvankelijk worden voor onderwijs, kan God Zijn wegen aan ons openbaren.

Als denkende wezens moeten wij eerst onderworpen worden aan dit nederig menselijk bestaan voor dat ons de onbeschrijfelijke eer gegeven wordt die de vervulling is van onze uiteindelijke bestemming.

Indien wij ons aan God willen aanbieden om ons karakter te laten veranderen zal God bereid zijn om ons ter hulp te treden. God belooft dat Hij onze natuur zal veranderen in Zijn goddelijke natuur door Zijn karkater in ons tot ontwikkeling te brengen. Hij wilt met ons delen, maar wij moeten ons beried tonen dit te willen aanvaarden. God verwacht van ons dat wij geestelijk willen groeien “totdat wij allen de eenheid van het geloof en de volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben” (Efeziërs 4:13) [18]

Maar zo lang God Zijn geduld houdt om iedereen de kans te geven om toch voor het meest heilzame te kiezen blijft het lijdensprobleem bestaan.

Toch weet God dit lijdensprobleem ook in positieve richting om te buigen. Al is het geen aangename ervaring, hebben veel mensen hun leven een heel andere wending laten nemen nadat zij door ernstig lijden waren getroffen.

Veelal krijgt God maar aandacht als er iets ernstigs is gebeurd. Zo lang het goed gaat denkt niemand aan God en wordt er niet over Hem gesproken. Maar zodra de wereld getroffen wordt door iets ernstig spuwt de mens zijn gal uit tegen God of begint men Hem te aanroepen.

Ook in de persoonlijke levens brengen drastische omkeringen de mens weer dichter bij God. Zo wordt in het lijden de Kracht van God geopenbaard. Veelal zijn de mensen doof voor Gods Stem, maar in hun lijden weten zij dikwijls wel de liefde van God te vinden.

Ofwel verhardt de mens zich en blijft hij koppig de uitgestoken hand van God weigeren, ofwel begint hij zich pas dan vragen te stellen met betrekking tot God. Aldus is het lijden een noodzakelijk signaal en een wisselpunt voor vele mensen.

Het keerpunt gaat de pijn niet van hen afhouden maar door hun toenadering tot God gaan zij ook meer de Stem van God horen om te leren omgaan met de voorlopige wereldse toestand in de hoop naar een betere pijnloze goddelijke wereld.

Heeft lijden waarde?

Ja zeker.

In de wereld is er eerst de pijn die ons tegen veel erger kan beschermen. Stel u eens voor als wij de hitte van de pan niet voelden of als wij niets zouden voelen als wij in onze vingers zouden snijden.

Er is de pijn die ons tot waarschuwingsteken dient.

Maar natuurlijk is er ook de pijn die zo ver gaat dat zij ons doet lijden.

God heeft ons niet bestemd tot gramschap of woede maar Hij heeft ons de belofte gegeven dat wij ook in Zijn Plan mogen thuishoren. Ook wij zijn voorbestemd tot het verwerven van redding door bemiddeling van onze Heer Jezus Christus (1 Thessalonicenzen 5:9) [19]

Jezus lijden heeft waarde als de mensen berijd zijn dat afzien naar waarde te schatten. Christus is voor ons gestorven, “opdat wij, hetzij wij wakker blijven, hetzij wij slapen, te samen met hem zouden leven” (1 Thessalonicenzen 5:10) [20].

Heel dikwijls geloven wij geestelijk in de tegenspoed. Het onheil of de ongevallen moeten wij naast ons neer kunnen leggen. Onze geestelijke kracht moet groter en intensiever zijn dan het natuurlijke van ons materieel lichaam.

Wij kunnen ons laten overmannen door het lijden maar wij kunnen het ook gebruiken om ons sterker te maken. Alsook kan het ons in de gelegenheid stellen om elkaar te vertroosten en aan te moedigen. Wij kunnen aan anderen laten zien hoe wij door ons geloof toch gerust met dit lijden weten om te gaan.

De wanordelijken kunnen wij zachtmoedig tot de orde roepen. De teneergeslagenen kunnen wij bemoedigend aanspreken en de zwakken ondersteunen. (1 Thessalonicenzen 5: 14-15) [21].

Ook al kan het lijden door anderen tot ons gekomen zijn, kan het voor ons een kans zijn om de liefdesboodschap van Christus in praktijk te brengen. Het kwaad hoeven wij niet met kwaad te vergelden maar wij kunnen de kansen waarnemen om het goede te doen. Wij kunnen die zaken die ons overvallen gebruiken tot ons onderricht. (Hebreeuwen 12:7) [22]

“18 Brengt in verband met alles dank. Want dit is ten opzichte van U de wil van God in eendracht met Christus Jezus. 19 Dooft het vuur van de geest niet uit… (1 Thessalonicenzen 5:18-19 NWV) [23]

Het geloof in God en de aanvaarding van het lijden mogen ons begeleiden naar een eeuwig leven en naar de eeuwige vereniging met Hem en onze geliefden.

Ziedaar de ware bedoeling van het leven. “God kastijdt ons voor ons goed, zodat wij deel van Zijn heiligheid kunnen verwerven.”

“Nu schijnt elk streng onderricht weliswaar op het ogenblik zelf niet vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het later voor hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht af, namelijk rechtvaardigheid.” (Hebreeën 12:11 NWV) [24]

Wij moeten inzien dat het geen zin heeft om bij de pakken te blijven zitten en om met neerhangende hoofden gelaten dit leven te ondergaan. Wij moeten begrijpen dat God onze enige toevlucht is.[25] Zoals de dienstknecht Job moeten wij hoogmoed vermijden. Elke vorm van trots moeten wij naast ons neerleggen en ons tegenover God nederig opstellen. In de plaats van Hem te beschuldigen voor het lijden dat over de wereld heerst zouden wij Hem beter dankbaar zijn voor al het goede dat ons nu reeds toe komt. Wij zouden best de neerhangende handen en de verslapte knieën oprichten en de paden voor onze voeten recht maken, opdat wat kreupel is niet ontwricht raakt, maar veeleer gezond wordt gemaakt. (Hebreeuwen 12:12-13) [26]

Zal er een einde aan het lijden komen?

De Bijbel, het Woord van God, verzekert ons dat er een einde aan de lijdensweg van de mens zal komen.

God is de bouwheer van het Universum en Hij heeft een groot plan uitgetekend voor de mensheid. Van bij de aanvang van de schepping verlangde God een volmaakte wereld te zien. Hij zal de pijn en ziekte van de aarde doen vergeten. De zonde en haar gevolgen zal Hij uitdelgen. Dood en rouw zal Hij uitwissen. Het leed aangebracht door de pijn zal gewist worden. Opnieuw zal Hij Jezus op de aarde brengen om allerlei nieuwe dingen tot stand te brengen en de vroegere dingen als voorbij gegaan te laten zijn. (Openbaring 21:3-5) [27] De nieuwe aarde zal er een zijn zonder zorgen, zonder pijn of enige vorm van lijden, zelfs het besef er aan zal tot het verleden gaan behoren. (Jesaja 65:17) [28]

De apostel Paulus was van oordeel dat het lijden van de tegenwoordige tijd niets te betekenen heeft in vergelijking met de heerlijkheid die in ons geopenbaard zal worden. (Romeinen 8:18) [29]

Het verlost worden van ons lichaam door de losprijs is de hoop die ons kan redden.

Wij mogen er op aan “dat God al Zijn werken doet samenwerken ten goede voor hen die God liefhebben,” (Romeinen 8:28) [30]. Jeruzalem zal terug een rede voor blijdschap worden. (Jesaja 65:18-19;66:10) [31] In de beloofde wereld zal men ook huizen bouwen en akkers bebouwen, maar iedereen zal het werk van zijn eigen handen verbruiken en het zal hen tot geen last en niet voor niets zijn. (Jesaja 65:21-23) [32] Zelfs de wolf en het lam zullen eendrachtig weiden en de leeuw zal geen vlees meer verscheuren maar stro eten net als de stier. (Jesaja 65:25) [33] Naties zullen niet meer tegen andere landen ten strijde trekken. Wij zullen allemaal verzadigd worden en in vrede kunnen leven. [34]

Waar komt het op aan?

Toen de toren in Siloam viel werden 18 mensen verpletterd. Jezus vroeg: “meent gij dat zij grotere schuldenaars bleken te zijn dan alle andere mensen die in Jeruzalem woonden?” “Volstrekt niet” zei Jezus, “maar indien gij geen berouw hebt zult gij allen op dezelfde wijze omkomen.” (Lukas 13:4-5) [35]

God schept geen behagen in de dood van een goddeloze maar kijkt uit naar diegene die zich weer gaat richten op God. (Ezechiël 18:23,32) [36]

Het zijn de mensen die hun levenspad krom hebben getrokken. (Ezechiël 18:25) [37] Ook al kunnen wij niet ontsnappen aan de erfzonde en de gevolgen er van, kunnen wij er naar streven ons leven zo goed mogelijk op te bouwen. Indien wij goddeloos waren of indien wij eens fout gaan komt het er op aan terug gerechtigheid en rechtvaardigheid te oefenen. Als wij onze fouten beseffen, ons afkeren van onze overtredingen en er spijt over betuigen, zullen wij beslist leven weten te verkrijgen. (Ezechiël 18:27-28) [38]

God zal iedereen overeenkomstig zijn wegen richten. Pijn is een van die moeilijkheden die over ons komt en ons kan doen struikelen. Door de eigenzinnigheid van de eerste mens is pijn deel geworden van het noodlot. Het komt er op aan zo veel mogelijk die dingen te vermijden welke pijn kunnen veroorzaken. God heeft Zijn Woord verder laten voort leven en via profeten tot het volk gebracht. Wij mogen luisteren en kunnen dat woord ter harte nemen. Wij kunnen er uit leren en als wij Gods richtlijnen zullen volgen, zullen wij nu reeds behoed zijn voor vele slechte ervaringen.

Als wij Jehovah onze God kennen en vrezen zullen wij ook in Hem de kracht weten te vinden om het lijden te kunnen trotseren.

Het is niet belangrijk een lang “werelds” leven zonder lijden te hebben. Men moet vooreerst de Stem van God volgen, zelfs al zou dat lijden inhouden, om uiteindelijk niet voor eeuwig ten onder te gaan.

“De verborgen dingen behoren aan Jehovah, onze God, maar de geopenbaarde dingen behoren tot onbepaalde tijd aan ons en aan onze zonen, opdat wij alle woorden van deze wet mogen volbrengen.” (Deuteronomium 29:29 NWV) [39]

Wij kunnen het Goede Nieuws omtrent Jezus en het komende Koninkrijk van God aanvaarden of naast ons neerleggen.

Laten wij als ondergeschikten aan Christus getrouw aan zijn leer het Woord van God koesteren, navolgen en verder verkondigen. [40]

“13 Het slot van de zaak, nu alles is gehoord, is: Vrees de [ware] God en onderhoud zijn geboden. Want dit is de gehele [verplichting] van de mens. 14 Want de [ware] God zelf zal elk soort van werk in het gericht brengen met betrekking tot alles wat verborgen is, [om te zien] of het goed is of slecht.” (Prediker 12:13-14 NWV) [41]

[1] Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben. (Johannes 3:16 NWV)

[2] Zo liet Jehovah God uit de aardbodem allerlei geboomte ontspruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel, en ook de boom des levens in het midden van de tuin en de boom der kennis van goed en kwaad. (Genesis 2:9 NWV)

16 En Jehovah God legde de mens ook het volgende gebod op: „Van elke boom van de tuin moogt gij tot verzadiging eten. 17 Maar wat de boom der kennis van goed en kwaad betreft, gij moogt daarvan niet eten, want op de dag dat gij daarvan eet, zult gij beslist sterven.” (Genesis 2:16-17 NWV)

[3] “Van alle dieren, die Jahwe God gemaakt had, was er geen zo sluw als de slang. Ze zei tot de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat u van geen enkele boom in de tuin mag eten?’” (Ge 3:1 WV78)

[4] “Maar de slang zei tot de vrouw:’ U zult helemaal niet sterven! God weet dat uw ogen open zullen gaan als u eet van die boom, en dat u dan gelijk zult worden aan God, door de kennis van goed en kwaad.’” (Ge 3:4-5 WV78)

[5] Dientengevolge zag de vrouw dat de boom goed was tot voedsel en dat hij iets was waarnaar het verlangen der ogen uitging, ja, de boom was begeerlijk om naar te kijken. Zij nam dan van zijn vrucht en ging ervan eten. Daarna gaf zij er ook van aan haar man, toen deze bij haar was, en hij ging ervan eten. (Genesis 3:6 NWV)

13 Want Adam werd het eerst gevormd, daarna Eva. 14 Ook werd Adam niet bedrogen, maar de vrouw werd grondig bedrogen en geraakte in overtreding. (1 Timotheüs 2:13-14 NWV)

De vrouw hield vol aan het bedrog toen de Schepper Jehovah God tot haar zei: „Wat hebt gij nu gedaan?” Waarop de vrouw antwoordde: „De slang — die heeft mij bedrogen en dus heb ik gegeten.” (Genesis 3:13)

[6] Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. (Openbaring 12:9 NWV)

[7] Niettemin heeft de dood als koning geregeerd van Adam tot Mozes, zelfs over hen die niet hadden gezondigd naar de gelijkheid van de overtreding [begaan] door Adam, die overeenkomst vertoont met hem die zou komen. (Romeinen 5: 14 NWV)

Boosheid bleef in de wereld volharden

[8] “Op de dag dat de hemelingen gewoonlijk bij Jahwe hun opwachting maken, kwam ook Satan met hen mee. En Jahwe zei tot Satan: ‘Waar ben je allemaal geweest?’ ‘Ik heb rondgezworven over de aarde’, antwoordde Satan. ’Wel,’ vroeg Jahwe, ‘heb je ook gelet op Job, mijn dienaar? Op aarde is er geen tweede zoals hij, onberispelijk, rechtschapen, hij vreest God en houdt zich ver van het kwaad.’” (Job 1:6-8 WV78)

[9] 4 1. Uit welke bron komen er oorlogen en uit welke bron komen er gevechten onder U? Komen ze niet uit deze bron, namelijk uit UW begeerten naar zingenot, die strijd voeren in UW leden? 2 GIJ begeert en toch hebt GIJ niet. GIJ blijft moorden en hebzucht koesteren, en toch kunt GIJ niet verkrijgen. GIJ blijft strijden en oorlog voeren. GIJ hebt niet, omdat GIJ niet vraagt. 3 GIJ vraagt en toch ontvangt GIJ niet, omdat GIJ met een verkeerde bedoeling vraagt, om [het] te besteden voor UW begeerten naar zingenot. (Jakobus 4:1-3 NWV)

[10] Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door hun streven op die liefde te richten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord. (1 Timotheüs 6:10 NWV)

[11] opdat GIJ er blijk van moogt geven zonen te zijn van UW Vader, die in de hemelen is, want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. (Mattheüs 5:45 NWV)

16 In de voorbijgegane geslachten heeft hij alle natiën toegestaan hun eigen wegen te bewandelen, 17 ofschoon hij toch niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door U regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door UW hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen.” (Handelingen 14:16-17 )

[12] 9 1. In het voorbijgaan nu zag hij een mens die blind was van zijn geboorte af. 2 En zijn discipelen vroegen hem: „Rabbi, wie heeft gezondigd, deze man of zijn ouders, dat hij blind werd geboren?” 3 Jezus antwoordde: „Noch deze man noch zijn ouders hebben gezondigd, maar het is geschied opdat de werken Gods in zijn geval openbaar gemaakt zouden worden. (Johannes 9:1-3 NWV)

[13] “Door een mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood en zo is de dood over alle mensen gekomen, aangezien allen gezondigd hebben.” (Ro 5:12 WV78)

[14] 18 „Ziet! Wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal aan de overpriesters en schriftgeleerden worden overgeleverd, en zij zullen hem ter dood veroordelen 19 en aan [mensen uit] de natiën overleveren ten einde de spot met hem te drijven en hem te geselen en aan een paal te hangen, en op de derde dag zal hij worden opgewekt.” (Mattheüs 20:18-19 NWV)

[15] 8 Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden; 9 en nadat hij tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak van eeuwige redding geworden, 10 omdat hij door God uitdrukkelijk een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is genoemd. (Hebreeën 5:8-10 NWV)

[16] 29 De volgende dag zag hij Jezus naar zich toe komen, en hij zei: „Zie, het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt! (Johannes 1:29 NWV)

7 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat GIJ een nieuw deeg moogt zijn, zoals GIJ immers ongezuurd zijt. Want Christus, ons Pascha, is werkelijk geslacht. (1 Korinthiërs 5:7 NWV)

[17] 33 De vrees voor Jehovah is streng onderricht tot wijsheid, en aan heerlijkheid gaat ootmoed vooraf. (Spreuken 15:33 NWV)

12 Vóór een ineenstorting is het hart van een man hovaardig, en aan heerlijkheid gaat ootmoed vooraf. (Spreuken 18:12 NWV)

23 Juist de hoogmoed van de aardse mens zal hem vernederen, maar hij die nederig van geest is, zal heerlijkheid vastgrijpen. (Spreuken 29:23 NW)

11 Want een ieder die zich verhoogt, zal vernederd worden, en wie zich vernedert, zal verhoogd worden.” (Lukas 14:11 NWV)

[18] 13 totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de mate van wasdom die tot de volheid van de Christus behoort; (Efeziërs 4:13 NWV)

[19] “Want God heeft ons niet bestemd om zijn toorn te ondergaan, maar om het heil te verwerven door onze Heer Jezus Christus,” (1Th 5:9 WV78)

[20] “die voor ons gestorven is, opdat wij, wakend of reeds ontslapen, met Hem verenigd zouden leven.” (1Th 5:10 WV78)

[21] “Wij vermanen u, broeders, wijst de leeglopers terecht, beurt de kleinmoedigen op, ondersteunt de zwakken, hebt geduld met allen. Zorgt dat niemand kwaad met kwaad vergeldt. Streeft steeds naar wat goed is voor elkaar en voor alle mensen.” (1Th 5:14-15 WV78)

[22] “Het lijden dient om u te verbeteren en op te voeden; God behandelt u als kinderen. Ieder kind wordt wel eens door zijn vader gestraft.” (Heb 12:7 WV78)

[23] “Dankt God voor alles. Dit is het wat God van u verlangt in Christus Jezus. Blust de Geest niet uit,” (1Th 5:18-19 WV78)

[24] “Zij hebben ons opgevoed voor dit kort leven, volgens hun eigen ideeen; Hij voedt ons op voor ons welzijn, om ons deel te geven aan zijn eigen, eeuwige heiligheid. Tucht is nooit prettig, op het moment zelf is er meer verdriet dan blijdschap; maar op de lange termijn levert ze voor degenen die zich door haar lieten vormen, de heilzame vrucht op van een heilig leven.” (Heb 12:10-11 WV78)

[25] En ik zal stellig in uw midden een nederig en gering volk doen overblijven, en zij zullen werkelijk hun toevlucht zoeken bij de naam van Jehovah. (Zefanja 3:12 NWV)

De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming. (Spreuken 18:10 NWV)

[26] “Daarom, heft op de slappe handen, strekt de wankele knieën, laat uw voeten rechte wegen gaan; het kreupele lid mag niet ontwricht worden, maar moet genezen.” (Heb 12:12-13 WV78)

[27] “Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon: ‘Zie hier Gods woning onder de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’ En Hij die op de troon is gezeten, sprak: ‘Zie, Ik maak alles nieuw.’ En ik hoorde zeggen: ‘Schrijf deze woorden op, ze zijn onfeilbaar waar.’” (Opb 21:3-5 WV78)

[28] “Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; en aan wat vroeger is geweest wordt niet meer gedacht, het komt niet meer in de gedachten op:” (Jes 65:17 WV78)

[29] “Ik ben er zelfs van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat.” (Ro 8:18 WV78)

“Want alhoewel de verdrukking van korte duur en licht is, bewerkt ze voor ons een heerlijkheid die van een steeds meer allesovertreffend gewicht is en eeuwig duurt,” (2 Korinthiërs 4:17 NWV)

[30] “Intussen weten wij, dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben, van hen die volgens zijn raadsbesluit geroepen zijn.” (Ro 8:28 WV78)

[31] “maar vreugde ga Ik voor u scheppen en jubel voor altijd; waarachtig, Jeruzalem wordt door Mij herschapen in een stad vol jubel met een bevolking vol blijdschap. Dan zal Ik jubelen om Jeruzalem en Mij verblijden om mijn volk; en snikken noch kermen worden er nog gehoord.” (Jes 65:18-19 WV78)

“Verheugt u, samen met Jeruzalem, en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt. Jubelt met haar van blijdschap, gij allen die over haar treurt,” (Jes 66:10 WV78)

[32] “Zelf wonen zij in de huizen die zij hebben gebouwd, en eten de vruchten van de wijngaard die zij zelf hebben geplant. Zij bouwen niet meer wat een ander zal bewonen en planten niets aan, waarvan een ander eten zal. Want de levensdagen van mijn volk zullen even talrijk zijn als die van de bomen, en mijn uitverkorenen zullen zelf genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet moe maken voor niets, geen kinderen ter wereld brengen voor de verschrikking. Zij zijn een geslacht dat gezegend is door Jahwe, en hun nakomelingen met hen.” (Jes 65:21-23 WV78)

“25 En GIJ moet Jehovah, UW God, dienen, en hij zal stellig uw brood en uw water zegenen; en ik zal inderdaad de kwalen uit uw midden verwijderen. 26 Het zal in uw land niet voorkomen dat een vrouw een miskraam heeft of onvruchtbaar is. Ik zal het getal van uw dagen vol maken.” (Exodus 23:24-26 NWV)

“En geen inwoner zal zeggen: „Ik ben ziek.” Het volk dat in [het land] woont, zal vergiffenis van zijn dwaling hebben ontvangen.” (Jesaja 33:24 NWV)

“13 En al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn, en de vrede van uw zonen zal overvloedig zijn. 14 Gij zult stevig bevestigd blijken te zijn in louter rechtvaardigheid. Gij zult verre zijn van onderdrukking — want gij zult niemand vrezen — en van iets schrikaanjagends, want het zal niet tot u genaken.” (Jesaja 54:13-14 NWV)

“„Want net zoals de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde die ik maak, voor mijn aangezicht bestaan,” is de uitspraak van Jehovah, „zo zal UW nageslacht en UW naam blijven bestaan.” (Jesaja 66:22 NWV)

[33] “Dan grazen de wolf en het lam eensgezind, de leeuw eet dan hooi zoals het rund, terwijl de slang zich voeden zal met stof. Niemand zal nog kwaad doen of onheil stichten op geheel mijn heilige berg, zo spreekt Jahwe.” (Jes 65:25 WV78)

“3 En vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: „Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.” Want uit Sion zal [de] wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem. 4 En hij zal stellig rechtspreken onder de natiën en de zaken rechtzetten met betrekking tot vele volken. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” (Jesaja 2:3-4 NWV)

[34] “Men hoort dan niet langer van geweld in uw land, van verwoesting en puin binnen uw grenzen. Uw muren zult gij ‘redding’ noemen, en uw poorten ‘roem’.” (Jes 60:18 WV78)

[35] “Of die achttien die gedood werden, doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.’” (Lu 13:4-5 WV78)

[36] “’Schep ik ook maar enigszins behagen in de dood van een goddeloze’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, ’[en] niet daarin dat hij zou terugkeren van zijn wegen en werkelijk zou blijven leven?’ “(Ezechiël 18:23 NWV)

“Ik schep geen behagen in de dood van de gestorvene, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer. Bekeer u dus en blijf in leven!” (Eze 18:32 WV78)

[37] “Hier brengt ge tegen in: ‘De weg van de Heer is niet recht!’ Luister toch, volk van Israel: Zou mijn weg niet recht zijn? Zijn het niet veeleer uw wegen die niet recht zijn?” (Eze 18:25 WV78)

“Is dit niet hetgeen gij uzelf voorts hebt aangedaan door Jehovah, uw God, te verlaten ten tijde dat [hij] u op de weg deed gaan?” (Jeremia 2:17 NWV)

[38] “27 En wanneer een goddeloze zich afkeert van zijn goddeloosheid die hij heeft bedreven en vervolgens gerechtigheid en rechtvaardigheid oefent, zal híj zijn eigen ziel in het leven houden. 28 Wanneer hij [het] inziet en hij zich afkeert van al zijn overtredingen die hij heeft begaan, zal hij beslist blijven leven. Hij zal niet sterven.” (Ezechiël 18:27-28 NWV)

[39] “(29:28) Wat verborgen is, gaat Jahwe onze God aan; maar wat geopenbaard is, gaat voor altijd ons en onze kinderen aan: de bepalingen van deze wet, die wij moeten volbrengen.” (De 29:29 WV78)

“5 In andere geslachten werd dit [geheim] niet aan de zonen der mensen bekendgemaakt zoals het nu door geest aan zijn heilige apostelen en profeten is geopenbaard, 6 namelijk dat mensen uit de natiën medeërfgenamen zouden zijn en medeleden van het lichaam en met ons deelgenoten van de belofte in eendracht met Christus Jezus door middel van het goede nieuws.” (Efeziërs 3:5-6 NWV)

[40] “Alzo houde ons een [ieder] mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods. En voorts wordt in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde.” (1Co 4:1-2 STV)

[41] “Van alles, wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit [betaamt] allen mensen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, of hetzij kwaad.” (Pre 12:13-14 STV)

“12 En nu, o Israël, wat vraagt Jehovah, uw God, anders van u dan Jehovah, uw God, te vrezen, door al zijn wegen te bewandelen en hem lief te hebben en Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel te dienen, 13 de geboden van Jehovah en zijn inzettingen die ik u heden gebied, te onderhouden, tot uw welzijn?” (Deuteronomium 10:12-13 NWV)

“De vrees voor Jehovah is het begin van wijsheid.” (Psalm 111:10 NWV)