bestemmingvandeaarde

Belgische Christadelphians

Bestemming van de aarde

Bestemming van de aarde.

Gods voornemen met betrekking tot de aarde duidelijk bekendgemaakt:

Gen. 1:28 „Voorts zegende God hen en God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.’”

Jes. 45:18 „Dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de ware God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar ter bewoning geformeerd heeft.”

Ps. 37:9-11, 29 „De boosdoeners zelf zullen afgesneden worden, maar wie op Jehovah hopen, die zullen de aarde bezitten. En nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn; en gij zult stellig acht geven op zijn plaats, en hij zal er niet zijn. De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede. De rechtvaardigen, die zullen de aarde bezitten en zij zullen er eeuwig op verblijven.”

Spr. 2:21, 22 „De oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven. Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden; en wat de verraderlijken betreft, zij zullen ervan worden weggerukt.”

Matth. 6:9, 10 „Gij dan moet aldus bidden: ’Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.’”

Letterlijke aarde blijft altijd bestaan.

Ps. 104:5 „Hij heeft de aarde op haar vaste plaatsen gegrondvest; ze zal tot onbepaalde tijd, of voor eeuwig, niet aan het wankelen worden gebracht.”

Ps. 119:90 „Uw getrouwheid is van geslacht tot geslacht. Gij hebt de aarde gegrond, opdat ze kan blijven bestaan.”

Pred. 1:4 „Een geslacht gaat, en een geslacht komt; maar de aarde staat zelfs tot onbepaalde tijd.”

De mens, met nucleaire wapens, kan Gods voornemen m.b.t. aarde niet veranderen.

Openb. 11:18 „De natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam, en de bestemde tijd om de doden te oordelen en om aan uw slaven, de profeten, en aan de heiligen . . . hun beloning te geven, en om te verderven die de aarde verderven.”

Jes. 55:11 „Zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.”

Jes. 14:27 „Jehovah der legerscharen zelf heeft het beraadslaagd, en wie kan het verbreken? En het is zijn hand die is uitgestrekt, en wie kan ze afwenden?”

Symbolische aarde, goddeloze mensenmaatschappij, zal vernietigd worden.

2 Petr. 3:7 „Door hetzelfde woord zijn de hemelen en de aarde van nu voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen.”

Openb. 19:17, 18, 20; 21:1 „’Komt hier, wordt vergaderd tot het grote avondmaal van God, om te eten de vleesdelen van koningen en de vleesdelen van militaire bevelhebbers en de vleesdelen van sterke mannen en de vleesdelen van paarden en van hen die daarop zitten, en de vleesdelen van allen, zowel van vrijen als van slaven en van kleinen en groten.’ En het wilde beest werd gegrepen, en met hem de valse profeet, die voor zijn ogen de tekenen had verricht waarmee hij degenen had misleid die het merkteken van het wilde beest hadden ontvangen en degenen die aanbidding geven aan zijn beeld. Levend werden zij beiden in het vurige meer geslingerd, dat met zwavel brandt.” „En ik zag een . . . nieuwe aarde, want de vroegere . . . aarde [was] voorbijgegaan.”

Jer. 25:31, 33 „’Een geschil heeft Jehovah met de natiën. Hij moet persoonlijk in het gericht treden met alle vlees. Wat de goddelozen betreft, hij moet hen aan het zwaard overgeven’, is de uitspraak van Jehovah. ’En zij die door Jehovah zijn neergeveld, zullen op die dag stellig van het ene einde der aarde helemaal tot het andere einde der aarde komen te liggen. Er zal niet over hen geweeklaagd worden, noch zullen zij bijeengezameld of begraven worden. Tot mest op de oppervlakte van de aardbodem zullen zij worden.’”

Jes. 13:9 „Zie! De dag van Jehovah komt, wreed, zowel met verbolgenheid als met brandende toorn, om het land tot een voorwerp van ontzetting te maken, en om de zondaars van het land eruit te verdelgen.”

Bevrijding gedurende voltrekkingen van goddelijk oordeel in verleden verschafte patroon dat er overlevenden van Armageddon zullen zijn.

Matth. 24:37-39; 1 Petr. 3:20 „Net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” „Het geduld van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark werd gebouwd, waarin weinigen, namelijk acht zielen, veilig door het water werden heengevoerd.”

Genesis 7:22-23: 23 Zo vaagde hij al het bestaande dat op de oppervlakte van de aardbodem was weg, van mens tot viervoetig gedierte, tot het zich bewegende gedierte en tot het vliegende schepsel van de hemel toe, en ze werden van de aarde weggevaagd; en alleen Noach en zij die met hem in de ark waren, bleven over.

Luk. 17:29, 30 „Op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel uit de hemel en vernietigde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.”

Genesis 19:24-26: 24 Toen liet Jehovah zwavel en vuur van Jehovah, uit de hemel, op Sodom en op Gomorra regenen. 25 Aldus ging hij ertoe over deze steden ondersteboven te keren, ja, het gehele District en alle inwoners der steden en de planten van de aardbodem. 26 En zijn vrouw ging van achter hem omkijken, en zij werd een zoutpilaar.

Jesaja 24:1: 24 Zie! Jehovah maakt het land leeg en verwoest het, en hij heeft de oppervlakte ervan omgekeerd en zijn bewoners verstrooid.

Jesaja 24:2-3: 3 Zonder mankeren zal het land leeggemaakt worden, en zonder mankeren zal het uitgeplunderd worden, want Jehovah zelf heeft dit woord gesproken.

Jesaja 24:6: 6 Daarom heeft de vloek zelf het land verteerd, en de bewoners ervan worden voor schuldig gehouden. Daarom zijn de bewoners van het land in aantal verminderd, en zeer weinig sterfelijke mensen zijn er overgebleven.

2 Petrus 2:4-10: 4 Stellig, indien God zich er niet van heeft weerhouden de engelen die zondigden te straffen, maar hen, door hen in Tártarus te werpen, aan afgronden van dikke duisternis heeft overgeleverd om voor het oordeel bewaard te worden; 5 en hij zich er niet van heeft weerhouden een wereld uit de oudheid te straffen, maar Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig heeft bewaard toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; 6 en hij de steden Sodom en Gomorra, door ze in de as te leggen, heeft veroordeeld, waardoor hij ze voor goddelozen tot een voorbeeld gesteld heeft van komende dingen; 7 en hij de rechtvaardige Lot heeft bevrijd, die zwaar gekweld werd door het losbandig gedrag van de mensen die de wet trotseerden — 8 want die rechtvaardige man heeft door wat hij zag en hoorde toen hij onder hen woonde, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gefolterd wegens hun wetteloze daden — 9 dan weet Jehovah mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden, 10 vooral echter hen die het vlees achternagaan met de begeerte [het] te verontreinigen en die op heerschappij neerzien.

Goddelozen worden afgesneden; mensen die rechtvaardigheid liefhebben, blijven leven.

Ps. 145:20 „Jehovah behoedt allen die hem liefhebben, maar alle goddelozen zal hij verdelgen.”

Spr. 10:30 „Wat de rechtvaardige aangaat, hij zal tot onbepaalde tijd niet aan het wankelen worden gebracht; maar wat de goddelozen aangaat, zij zullen niet op de aarde blijven vertoeven.”

2 Petr. 2:4-9 „God [heeft] zich er niet van . . . weerhouden . . . een wereld uit de oudheid te straffen, maar [heeft] Noach, een prediker van rechtvaardigheid, met zeven anderen veilig . . . bewaard, toen hij een geweldige vloed over een wereld van goddeloze mensen bracht; . . . Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden, maar onrechtvaardigen te bewaren voor de dag van het oordeel om afgesneden te worden.”

Spr. 12:7, 28 „De goddelozen worden ondersteboven gekeerd en zij zijn niet meer, maar het huis van de rechtvaardigen, dát zal blijven staan. Op het pad der rechtvaardigheid is leven, en de reis op haar gebaande pad betekent: geen dood.”

Zegeningen die door middel van Gods koninkrijk tot aarde en haar bewoners zullen komen.

Hemelse regering, met godvrezende vorstelijke vertegenwoordigers op aarde.

Matth. 6:9, 10 „Onze Vader in de hemelen, uw . . . koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.”

Matth. 25:1 „Het koninkrijk der hemelen.”

Dan. 7:13, 14 „Ik bleef aanschouwen in de nachtvisioenen, en ziedaar! met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen verkreeg hij toegang, . . . En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.”

Dan. 2:44 „De God des hemels [zal] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal . . . tot onbepaalde tijden blijven bestaan.”

Jes. 32:1 „Zie! Een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter gerechtigheid.”

Ps. 45:16 „In plaats van uw voorvaders zullen uw zonen blijken te zijn, die gij tot vorsten zult aanstellen op de gehele aarde.”

Er zal rechtvaardigheid heersen.

2 Petr. 3:13 „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.”

Hand. 17:31 „[God] heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen.”

Jes. 11:3-5 „Hij zal niet richten naar wat zijn ogen alleen maar zien, noch terechtwijzen naar wat zijn oren slechts horen. En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. En hij moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest van zijn lippen zal hij de goddeloze ter dood brengen. En rechtvaardigheid moet de gordel van zijn heupen blijken te zijn, en getrouwheid de gordel van zijn lendenen.”

Jesaja 26:8-9: 9 Met mijn ziel heb ik naar u verlangd in de nacht; ja, met mijn geest in mijn binnenste blijf ik u zoeken; want wanneer er van u afkomstige oordelen voor de aarde zijn, is het rechtvaardigheid wat de bewoners van het produktieve land stellig zullen leren.

Jeremia 33:14-15: 15 In die dagen en in die tijd zal ik voor David een rechtvaardige spruit doen ontspruiten, en hij zal stellig gerechtigheid en rechtvaardigheid oefenen in het land.

Hebreeën 1:8-9: 8 Maar met betrekking tot de Zoon: „God is uw troon in alle eeuwigheid, en [de] scepter van uw koninkrijk is de scepter van recht. 9 Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met [de] olie van uitbundige vreugde, meer dan uw deelgenoten.”

Gezondheid en geluk.

Openb. 21:1-4 „Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde . . . Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen . . . En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’”

Ps. 144:15 „Gelukkig het volk welks God Jehovah is!”

Jes. 65:21, 22 „Zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten. Want als de dagen van een boom zullen de dagen van mijn volk zijn, en het werk van hun eigen handen zullen mijn uitverkorenen geheel verbruiken.”

Kinderen zullen onder rechtvaardige toestanden worden voortgebracht.

Jes. 65:17, 23 „Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen. Zij zullen niet voor niets zwoegen, noch zullen zij baren tot ontsteltenis, want zij zijn het nageslacht bestaande uit de uitverkorenen van Jehovah, en hun nakomelingen met hen.”

Jes. 11:1, 5, 8, 9 „Er moet een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï [de vader van David en menselijke voorvader van Jezus Christus, de Koning]; en uit zijn wortels zal een spruit vruchtbaar zijn. En rechtvaardigheid moet de gordel van zijn heupen blijken te zijn, en getrouwheid de gordel van zijn lendenen. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg.”

Opstanding der doden.

Joh. 5:28, 29 „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen.”

Hand. 24:15 „Op God heb ik mijn hoop gesteld . . . dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.”

Hebr. 11:35 „Mannen werden gemarteld omdat zij geen verlossing door een of andere losprijs wilden aanvaarden, opdat zij tot een betere opstanding mochten geraken.”

Openb. 20:12, 13 „Ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boekrollen geopend. Maar er werd een andere boekrol geopend; het is de rol des levens. En de doden werden geoordeeld op grond van de dingen die in de boekrollen geschreven stonden, overeenkomstig hun daden. En de zee gaf de doden in haar op, en de dood en Hades gaven de doden in hen op, en zij werden ieder afzonderlijk geoordeeld overeenkomstig hun daden.”

Eeuwig leven voor hen die bewijzen gehoorzaam te zijn.

Rom. 6:23 „De gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer.”

Hebr. 5:9 „Hij [is] voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwige redding.”

Openb. 21:1, 4 „Ik zag een nieuwe . . . aarde, want de . . . vroegere aarde [was] voorbijgegaan . . . en de dood zal niet meer zijn.”

1 Kor. 15:25, 26 „Hij moet als koning regeren totdat God alle vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood tenietgedaan.”

Jes. 25:8 „Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen.”

Openb. 20:14 „De dood en Hades werden in het meer van vuur geslingerd. Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur.”

Hele mensheid verenigd in de aanbidding van de ware God.

Jes. 11:9 „De aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.”

Jes. 54:5 „Jehovah der legerscharen is zijn naam . . . De God van de gehele aarde zal hij worden genoemd.”

Jes. 66:23 „’En het zal stellig geschieden dat van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat alle vlees zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen’, heeft Jehovah gezegd.”

Aarde zelf zal paradijs worden.

Luk. 23:42, 43 „Hij zei verder: ’Jezus, denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.’ En hij zei tot hem: ’Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn.’”

Gen. 2:8, 15, KB „God de Heer nu plantte een tuin [paradijs, voetnoot] in Eden, ver in ’t Oosten, waarin Hij den mens plaatste, dien Hij gemaakt had. God de Heer nu nam den mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bebouwen en te bewaken.”

Pred. 2:5 „Ik legde mij tuinen en parken [„paradijzen”, Eng. uitg. 1957, voetnoot] aan, en ik plantte daarin allerlei vruchtbomen.”

Levensbehoeften in overvloed.

Ps. 72:16 „Er zal volop koren op aarde blijken te zijn; op de top der bergen zal overvloed zijn. Zijn vrucht zal zijn als op de Libanon, en zij die uit de stad afkomstig zijn, zullen bloeien als de plantengroei van de aarde.”

Ps. 67:6 „De aarde zelf zal stellig haar opbrengst geven; God, onze God, zal ons zegenen.”

Ezech. 34:27 „Het geboomte van het veld moet zijn vrucht geven en het land zelf zal zijn opbrengst geven, en zij zullen werkelijk in zekerheid op hun grond blijken te zijn.”

Overal op aarde vrede en zekerheid.

Jes. 9:6, 7 „De vorstelijke heerschappij zal op zijn schouder komen. En zijn naam zal worden genoemd: Wonderbaar Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk.”

Micha 4:3, 4 „Hij zal stellig richten onder vele volken en de zaken rechtzetten met betrekking tot verre, machtige natiën. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten slaan en hun speren tot snoeimessen. Zij zullen, natie tegen natie, geen zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. En zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven; want het is de mond van Jehovah der legerscharen die het heeft gesproken.” (Zie ook Jes. 2:4.)

Ps. 46:8-11 „Komt, aanschouwt de activiteiten van Jehovah, hoe hij verbazingwekkende gebeurtenissen op de aarde heeft gesteld. Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde. De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken; de wagens verbrandt hij in het vuur. . . . Jehovah der legerscharen is met ons; de God van Jakob is ons een veilige hoogte.”

Ezech. 34:25-27 „Ik wil met hen een verbond des vredes sluiten en ik zal stellig het schadelijk wild gedierte uit het land wegdoen, en zij zullen werkelijk in zekerheid in de wildernis wonen en in de wouden slapen. En ik wil hen en de omgeving van mijn heuvel tot een zegen maken, en ik wil de stortregen doen neerdalen op zijn tijd. Zegenbrengende stortregens zullen er blijken te zijn . . . en zij zullen werkelijk in zekerheid op hun grond blijken te zijn.”

Dieren en mensen in vrede met elkaar.

Jes. 11:6-9 „De wolf zal werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen.”

Hos. 2:18 „Voor hen zal ik stellig een verbond sluiten op die dag in verband met het wild gedierte van het veld en met het vliegende schepsel des hemels en dat wat op de grond kruipt, en . . . ik wil hen in zekerheid doen neerliggen.”

Voorkeur gevende aan het Woord van God in plaats van aan het woord van mensen en aan tradities.