godsbeloften

Belgische Christadelphians

Gods beloften

Gods beloften

De werkelijke hoop op verlossing door Jezus Christus, de verwachting van de gospel, is gefundeerd op de beloften door God gemaakt in de Bijbel. Deze zijn beschreven door de apostel Petrus als “de grote en waardevolle beloften”, door welke wij mogen delen in de “goddelijke natuur” welke het eeuwig leven is. (2 Petrus 1:4)[1]

Een belofte is een onderneming van een persoon tegenover een ander, garanderende om iets te doen of iemand iets in de toekomst te geven. De beloften van God gaan de toekomst aan voor zowel de mensheid als voor de wereld die Hij geschapen heeft. Gods beloften kunnen niet falen. Maar om ze doeltreffend te maken voor iedereen persoonlijk moet er in geloofd worden; in Bijbelse termen is geloof het geloven in de beloften van God rond de Heer Jezus Christus gecentreerd.

De zin “iemand zijn woord geven” heeft dezelfde betekenis als “het beloven”. In de Geschriften geeft God Zijn woord betreffende de toekomst met al de kracht van een belofte. Al de profetieën in de Bijbel, of voorzeggingen omtrent de toekomst, zijn daarom in zekere zin beloften. Maar deze principiële beloften die de gospel uitmaken zijn verbonden aan de overeenkomsten, verbonden of bindende akkoorden.[2] Het is opmerkelijk dat de Almachtige God, Schepper van hemel en aarde zich bereid voelde om tot overeenkomsten te komen met sterfelijke mannen en vrouwen, en om deze te bevestigen met een plechtige eed, welke opgetekend is in de Bijbel.

Het begin van de beloften.

De uitdrukking van Gods gracieuze intenties om de zondige mannen en vrouwen te redden begint in de Geschriften onmiddellijk na de zondeval van Adam en Eva, in de aankondiging: “Ik zal vijandschap oprichten tussen u (de slang) en de vrouw (Eva) en tussen uw zaad en haar zaad; en het zal haar hoofd vermorzelen en jij zal haar hiel verbrijzelen.” (Genesis 3:15)[3] Alhoewel raadselachtig, voorzeggen deze woorden een conflict tussen goed en kwaad dat zal opgelost worden door de overwinning van een Redder voorzien door God, het beloofde zaad (nageslacht of afstammeling) van Eva.

In de loop der tijd bracht de slechtheid van de mensen God er toe een zondvloed over de aarde te brengen. Maar in de nasleep maakte Hij een tweede grote belofte aan de getrouwe Noach: “Ik zal de grond niet meer vervloeken … terwijl de aarde blijft … zomer en winter, en dag en nacht niet zullen ophouden.” (Genesis 8:21,22)[4] Deze belofte van de permanentie van de aarde werd bevestigd door een verbond, gemaakt door God met alle vlees en gesymboliseerd in de regenboog. (Genesis 9:11-13)[5]

Gods beloften aan Abraham.

De volgende grote ontwikkeling in de ontplooiing van Gods beloften was gemaakt tot Abraham (oorspronkelijk Avram of Abram). Hij was, ongeveer 2°°° voor onze tijdrekening, door God geroepen om zijn huis in Mesopotanië te verlaten om te reizen naar Canaän welke bekend zou komen te staan als het beloofde land.

De beloften aan hem door God gemaakt waren zeer ruim van omvang.

“Ik zal van jou een grote natie maken, en ik zal je zegenen en je naam groot maken … en in jou zullen alle families van de aarde gezegend zijn.” (Genesis 12:2,3)[6]

“Hef je ogen op en kijk … al het land dat je kan zien zal Ik je geven en aan jouw zaad (je nakomelingen) voor altijd.” (Genesis 13:14,15)[7]

“Kijk nu naar de hemel en tel de sterren, indien je ze kan optellen” en Hij zei tot hem “zo zal je zaad zijn.” (Genesis 15:5)[8]

Abrahams geloof in deze laatste beloften van God was “aangerekend … voor hem als rechtvaardigheid.” In andere woorden, zijn zonden waren vergeven en hij verkreeg een ongelofelijke belofte wegens zijn geloof. (Genesis 15:6; Romeinen 4:3; Galaten 3:6; Jakobus 2:23)[9] Deze beloften focusten op het beloofde land, afstammend van Abraham, eventueel geopenbaard als de Heer Jezus Christus (Galaten 3:16)[10] De vermenigvuldiging van dat zaad “zoals de sterren aan het firmament” slaat terug op de grote hoeveelheid mensen van alle leeftijden welke verlossing zouden verdienen door Jezus, door te geloven in dezelfde beloften. (Daniël 12:3; Hebreeuwen 11:12,13)[11]

God onderschreef Zijn beloften aan Abraham door verbonden, eerst een akkoord voor het land van Israël (Genesis 15:18)[12] en dan een met zijn zaad (afstammelingen), dat Hij hun God zou zijn. Dit was gemarkeerd met Abrahams natuurlijke afstammelingen, de natie Israël, door het ritueel van de besnijdenis (Genesis 17:1,9-14,21)[13] Tenslotte verzegelde God al Zijn beloften en verbonden met een plechtige eed: “Bij Mijzelf heb Ik gezworen, zei Jehovah … dat bij de zegeningen Ik je zal zegenen/prijzen, en in het vermenigvuldigen zal ik je zaad vermeerderen als de sterren van de hemel … en in uw zaad zullen al de naties van de wereld gezegend zijn. (Genesis 22:16-18)[14]

Deze beloften, nadien aan Isaak en Jakob (Israël) herhaald, zijn de grondslag van de gospel der redding of het Evangelie van verlossing. (Galaten 3:8,9)[15] Ze vereisen van Abraham en al de getrouwen dat zij zullen opstaan uit de doden, zoals Jezus deed, om er van te kunnen genieten. (Handelingen 24:14,15; 26:6-8)[16]

Gods beloften aan Jezus.

Al deze beloften hebben als voorzet Jezus, de Zoon van God (Handelingen 13:32,33; Romeinen 15:8,9; 2 Korinthiërs 1: 19,20)[17] en zo begint het Nieuwe Testament met de woorden: “Het boek van het geslacht van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham.”(Mattheus 1:1)[18] Maar er zijn andere beloften in het Oude Testament persoonlijk gericht tot hem.

Zo is bijvoorbeeld Jezus persoonlijk de heerschappij beloofd van Gods Koninkrijk. “Vraag aan Mij, en Ik zal je de heidenen geven voor je erfgoed, en de uiterste delen van de aarde voor uw bezit.” (Psalm 2:8)[19]

Verheven tot Gods troon in de hemel, is Jezus bevestigd met een eed tot priesterschap of bemiddelaar voor alle gelovigen: “Zit aan Mijn rechterhand … heeft de Heer gezworen … Jij bent een priester voor altijd naar de klasse van Melchizedek.” (Psalm 110:1,4; 1 Timotheus 2:5; Hebreeuwen 5:5-10)[20]

Gods beloften aan ons.

Terwijl Gods beloften niet kunnen falen om vervuld te worden, zijn ze voor ons als individuelen voorwaardelijk op ons geloof. Onlosmakelijk is het aanvaarden van Jezus Christus als loskoopoffer verbonden met het bereid zijn tot schuldbekenning en doop.

Het verbond met Jezus Christus ligt in de doop en in het geduldig zoeken naar godsvrucht. “Mits velen van jullie gedoopt zijn in Christus, de Christus hebben aan gedaan … en indien gij in Christus bent, dan bent ge Abrahams zaad, en erfgenamen volgens de belofte.” (Galaten 3:27-29)[21] Door te geloven en te reageren op Gods beloften, kunnen wij eeuwig leven verkrijgen en delen in de geweldige zegeningen van Gods Koninkrijk welke over deze aarde zullen komen.

[1] “Door die heerlijkheid en macht heeft Hij verheven, onschatbare beloften voor ons gerealiseerd, opdat gij zoudt ontkomen aan het bederf van de zelfzucht dat de wereld heeft aangetast, en deel krijgen aan Gods eigen wezen.” (2Pe 1:4 WV78)

[2] Zo zijn er de Oude Verbonden, Testamenten of het Mozaisch Verbond naast het Nieuwe Verbond, akkoorden welke door God zijn aangegaan en bekrachtigd zijn geworden door tekens.

[3] “ Vijandschap sticht ik tussen u en de vrouw, tussen uw kroost en het hare. Het zal uw kop bedreigen, en gij zijn hiel!’” (Ge 3:15 WV78)

[4] “21 Jahwe rook de aangename geur en zei bij zichzelf: ‘Nooit meer zal Ik de aardbodem vervloeken vanwege de mensen: het hart van de mens is immers geneigd tot het kwade van jongs af aan. Ook de andere levende wezens zal Ik nooit meer treffen, zoals Ik nu gedaan heb. 22 Zolang de aarde bestaat, blijft er zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht. Nooit houdt dat op.’” (Ge 8:21-22 WV78)

[5] “11 Ik ga met u een verbond aan, dat nooit meer enig levend wezen door het water van de vloed zal worden uitgeroeid, en dat er zich nooit meer een vloed zal voordoen om de aarde te verwoesten.’ 12 ¶ En God zei: ‘Dit is het teken van het verbond, dat Ik instel tussen Mij en u, en alle levende wezens die bij u zijn, voor alle geslachten. 13 Ik zet mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen Mij en de aarde.” (Ge 9:11-13 WV78)

[6] “2 Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat gij een zegen zult zijn. 3 Ik zal zegenen die u zegenen, maar die u versmaadt zal Ik vervloeken. Door u zal zegen komen over alle geslachten op aarde.’” (Ge 12:2-3 WV78)

[7] “14 ¶ Nadat Lot was weggegaan zei Jahwe tot Abram: ‘Laat uw blik rondgaan en kijk vanaf de plaats waar gij staat naar het noorden en het zuiden, het oosten en het westen. 15 Al het land dat gij ziet, schenk Ik aan u en aan uw nageslacht, voor altijd.” (Ge 13:14-15 WV78)

[8] “ Hij leidde hem naar buiten en zei: ‘Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt.’ En Hij verzekerde hem: ‘Zo talrijk wordt uw nageslacht.” (Ge 15:5 WV78)

[9] “ Abram geloofde Jahwe, en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan.” (Ge 15:6 WV78)

“ Immers, wat zegt de Schrift? Abraham heeft God geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid.” (Ro 4:3 WV78)

“ Zoals er geschreven staat: Abraham heeft God geloofd en het werd hem als gerechtigheid aangerekend.” (Ga 3:6 WV78)

“ Zo ging het woord van de Schrift in vervulling, dat luidt: Abraham geloofde God en het werd hem als gerechtigheid aangerekend; en hij werd Gods vriend genoemd.” (Jak 2:23 WV78)

[10] “ Nu zijn de beloften aan Abraham aangezegd en aan zijn nageslacht. (Het woord staat niet in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw nageslacht en dat nageslacht is Christus).” (Ga 3:16 WV78)

[11] “Dan zullen de wijzen stralen als de glans van het uitspansel en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer.” (Da 12:3 WV78)

“12 Daarom is dan ook aan een man, en nog wel in zijn hoge ouderdom, een nageslacht ontsproten, talrijk als de sterren aan de hemel, ontelbaar als de zandkorrels aan het strand van de zee. 13 In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het heil alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en passanten op aarde genoemd.” (Heb 11:12-13 WV78)

[12] “ Op die dag sloot Jahwe een verbond met Abram. Hij zei: ‘Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land, vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat,” (Ge 15:18 WV78)

[13] “ Toen Abram negenennegentig jaar was, verscheen Jahwe hem en zei: ‘Ik ben God almachtig, richt uw schreden naar Mij en gedraag u onberispelijk.” (Ge 17:1 WV78)

“9 Verder zei God nog tot Abraham: ‘Gij van uw kant moet mijn verbond onderhouden, gij en uw nakomelingen, geslacht na geslacht. 10 Dit is mijn verbond, dat gij moet onderhouden, mijn verbond met u en uw nakomelingen: Alle mannelijke personen moeten besneden worden. 11 Uw voorhuid moet gij besnijden: dat zal het teken zijn van mijn verbond met u. 12 Al uw mannelijke kinderen moeten, als ze acht dagen oud zijn, besneden worden, geslacht na geslacht. Dit geldt ook voor degenen die niet van uw geslacht zijn, maar die in uw huis zijn geboren, of van vreemden gekocht zijn. 13 Ieder die dus in uw huis is geboren of door u gekocht is moet besneden worden. Zo zal mijn verbond, in uw lichaam getekend, een blijvend verbond zijn. 14 Iedere onbesnedene, iedere mannelijke persoon die zijn voorhuid niet heeft laten besnijden, moet uit zijn stam verwijderd worden; hij heeft mijn verbond gebroken.’” (Ge 17:9-14 WV78)

“ Maar mijn verbond zal Ik aangaan met Isaak, die Sara u het volgend jaar op deze tijd zal baren.’” (Ge 17:21 WV78)

[14] “16 en zei: ‘Bij Mijzelf heb Ik gezworen - spreekt Jahwe -, omdat gij dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden, 17 daarom zal Ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen even talrijk maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten. 18 Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar mijn stem hebt geluisterd.’” (Ge 22:16-18 WV78)

[15] “8 En daar de Schrift voorzag, dat God de heidenvolken zou rechtvaardigen door het geloof, heeft zij aan Abraham bij voorbaat het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken worden gezegend. 9 De mensen van geloof worden dus gezegend, samen met Abraham, de gelovige.” (Ga 3:8-9 WV78)

[16] “14 Wel wil ik u dit bekennen, dat ik de God van onze vaderen dien volgens de Weg die zij een sekte noemen, terwijl ik blijf geloven aan alles wat in de Weg en de Profeten geschreven staat. 15 Op God heb ik mijn hoop gesteld, zoals ook zij die koesteren, dat er een opstanding zal zijn van rechtvaardigen en onrechtvaardigen.” (Hnd 24:14-15 WV78)

“6 En nu sta ik terecht om de hoop op de belofte die door God aan onze vaderen is gedaan; 7 daarvan hopen onze twaalf stammen de vervulling te beleven door nacht en dag ijverig te volharden in de eredienst. Om die hoop, o koning, word ik door de Joden aangeklaagd! 8 Wat ongeloofwaardigs wordt er naar uw oordeel in gevonden, dat God doden opwekt?” (Hnd 26:6-8 WV78)

[17] “32 Wij dan verkondigen u de blijde boodschap, dat God de belofte aan de vaderen gedaan, 33 voor ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus te doen verrijzen, zoals ook geschreven staat in de tweede psalm: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt.” (Hnd 13:32-33 WV78)

“8 Ik bedoel dit: ter wille van Gods trouw is Christus dienaar geweest van het Joodse volk, om de beloften aan de aartsvaders waar te maken; 9 maar de heidenen moeten God verheerlijken om zijn erbarming, volgens het woord van de Schrift: Daarom zal ik U loven onder de heidenen en uw naam met psalmen prijzen.” (Ro 15:8-9 WV78)

“19 De Zoon Gods, Christus Jezus, die door ons onder u is verkondigd, door mij en Silvanus en Timoteus, Hij was niet ‘Ja en Neen’; in Hem was slechts ‘Ja’, 20 Want alle beloften van God zijn in Hem waar gemaakt. Daarom spreken wij door Hem ook ons ‘Amen, Ja, zo is het’, God ter ere.” (2Co 1:19-20 WV78)

[18] “ Geslachtslijst van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham.” (Mt 1:1 WV78)

[19] “ Vraag het Mij slechts en Ik geef volkeren u tot een erfdeel, u tot een eigen bezit de aarde tot aan haar randen.” (Ps 2:8 WV78)

[20] “ Van David. Een psalm. Zo zegt het Jahwe tot mijn heer: ‘wees gezeten aan mijn rechterhand: welhaast doe ik uw vijanden zijn een voetschabel voor uw voeten.’” (Ps 110:1 WV78)

“ Jahwe zwoer het - Hij neemt het niet terug: ‘gij zult priester zijn, de eeuwen door, krachtens mijn uitspraak: Melchisedek.’” (Ps 110:4 WV78)

“ Want God is een, een is ook de middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus,” (1Ti 2:5 WV78)

“5 Ook Christus heeft zichzelf niet de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan, die Hem zei: Gij zijt mijn zoon, Ik heb U heden verwekt. 6 En elders zegt Hij: Gij zijt priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisedek. 7 In de dagen van zijn sterfelijk leven heeft Hij onder luid geroep en geween gebeden en smekingen opgedragen aan God die Hem uit de dood kon redden. Om zijn vroomheid is Hij verhoord: 8 hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd; 9 en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwige heil, 10 door God uitgeroepen tot hogepriester op de wijze van Melchisedek.” (Heb 5:5-10 WV78)

[21] “27 Want gij allen die in Christus zijt gedoopt, zijt met Christus bekleed. 28 Er is geen Jood of heiden meer, er is geen slaaf of vrije, er is geen man en vrouw: allen tezamen zijt gij een persoon in Christus Jezus. 29 Maar als gij bij Christus hoort, dan zijt ge ook Abraham, ‘nageslacht’, erfgenamen krachtens de belofte.” (Ga 3:27-29 WV78)

Belgische Christadelphians