Tennis

Hieronder lees je meer over het onderdeel Tennis.

TENNIS

ALGEMEEN

Tennis is een sport waarbij 1 tegen 1 of 2 tegen 2 met een racket en tennisbal wordt gespeeld. Tennis is een uitermate geschikte recreatieve sport omdat de leeftijdscategorie waarin je het kunt spelen erg groot is, en er verschillende tennisbanen beschikbaar om een los partijtje op te spelen.

Op professioneel niveau is tennis een bekende topsport waarbij kracht, precisie, techniek en mentale weerbaarheid belangrijk zijn om succesvol te zijn.

Wij hopen jullie de basiskenmerken, regels en technieken van het tennisspel kort en bondig duidelijk te kunnen maken op deze pagina, zodat je snel ook zelf (weer) zin krijgt om een balletje te slaan!

Heb je behoefte aan een overzicht en alle gedetailleerde spelregels, kijk dan eens naar dit document met alle tennisspelregels van de KNLTB.

SPELREGELS

De puntentelling

De punten worden geteld volgens het traditionele Britse systeem: 15, 30, 40, game, set and match.

  • Een match of wedstrijd wordt gespeeld naar twee gewonnen sets, hoewel de heren in grote toernooien (Grand Slam) drie sets moeten winnen, en men dan maximaal een vijfsetter speelt. Voor vrouwen is het maximale aantal te spelen sets altijd drie, behalve met de finale van het Masterstoernooi aan het eind van het seizoen. Die wordt bij uitzondering via best-of-five beslist.

  • Een set wordt gewonnen door de speler die het eerst 6 games wint, met een verschil van twee games.

  • Een game wint men door vier gewonnen punten, die geteld worden als 15, 30, 40, en 'game'. Ook hier echter een verschil van twee. Als het 40-40 (deuce ) wordt dan worden er nog minimaal 2 punten gespeeld. Eerst heb je voordeel en dan game, voordeel kan zowel voor de serveerder zijn als voor de ontvanger. Het kan lang duren tot de game uiteindelijk gewonnen wordt, doordat het na voordeel steeds weer deuce kan worden

  • Bij de stand 6-6 moet er een tiebreak gespeeld worden, daarbij is de telling weer gewoon 1, 2, 3 etc. en moet er tot 7 gespeeld worden. Ook hier moet weer met 2 punten verschil gewonnen worden.

  • De eerste speler mag nu eenmaal serveren, daarna om de beurt 2x. Door dit systeem betekent het dat de speler die als 2e serveert, aan de linkerkant moet serveren.

Bij het dubbelspel is de telling hetzelfde, de service wisselt na iedere game steeds van partij, alleen moet er steeds van speler gewisseld worden, d.w.z. van een partij mag niet dezelfde speler 2x achter elkaar serveren.

Het veld

Het speelveld wordt in twee helften verdeeld door een net, dat in het midden standaard 91.4 cm hoog hangt en aan de zijkanten 107 cm hoog hangt. Elk van de twee speelhelften is verdeeld in drie vlakken: een achtervlak, en twee voorvlakken (service vakken). Het veld en de diverse vakken worden gescheiden door witte lijnen, die gelden als onderdeel van het speelveld. Een geslagen bal die buiten het veldkader van de tegenstander geslagen wordt (dwz. zelfs de lijn niet meer raakt) is 'uit' en levert de tegenstander een punt op. In het enkelspel wordt het veldkader begrensd door de binnenste zijlijnen.

In de dubbelspelvariant worden de buitenste zijlijnen gebruikt. (Beide zijlijnen worden samen ook wel de 'tramrails' genoemd.)

Het speelveld bij tennis heeft een afmeting van 78 voet lang (23,77 meter) en 27 voet breed (8,23 meter). Er zijn verschillende ondergronden waarop kan worden gespeeld. De belangrijkste zijn:

  • Gras - het welbekende natuurproduct

  • Kunstgras - alternatief voor het natuurgras

  • Gravel - gemalen steen

  • Hardcourt - beton of indoor kunsstof

  • Smashcourt - kunsstof mat met losse (keramische) invulling (infill)

Minitennis

De Service

Het spel begint met de service. Er mag één keer worden geserveerd. De eisen, gesteld aan de service, luiden als volgt:

  • De service moet onderhands worden gespeeld;

  • De service mag (onderhands) en/of eerst stuiteren alvorens te slaan;

  • In het officiële minitennisveld moet de service schuin worden gespeeld. In een zelfgemaakt veld mag de bal overal binnen de lijnen landen;

  • De serveerder wordt door het lot bepaald. De winnaar van de tos mag kiezen wie er gaat serveren; de ander mag kiezen aan welke kant hij/zij moet beginnen;

  • Bij het serveren moet je achter de achterlijn staan;

  • Na een game mag de ander serveren; en

  • Indien de bal bij de service het net raakt, maar wel goed neerkomt, moet de service worden overgespeeld.


TECHNIEKEN

We kijken naar de techniek a.h.v. het GRAS- principe

  • Greep (deze leggen we wat uitgebreider uit)

  • Raakmoment

  • Armactie

  • Stand van het lichaam

Greep

1. Extreme backhand grip, topspin backhand

2. Eastern backhand grip, Vlakke backhand grip

3. Continental grip voor volley, topspin/slice service

4. Eastern forehandgrip, ook wel shakehands greep

5. Western forehandgrip, forehand topspin

De tekening geeft de onderkant van het racket aan.

Dit betekent dat in de wedstrijd je greep constant verandert. Sla je de bal met je forehand dan begin je met de eastern forehandgrip om een vlakke slag te slaan.

Slaat de tegenstander de bal terug op je backhand moet je het racket draaien in je hand naar de eastern backhand grip. Als je dan naar het net loopt om de bal te volleren (de bal in een keer raken) draai je hem weer naar de continentalgrip.

Deze gebruik je ook vaak om te serveren.

Ook kan je slag afhankelijk zijn van het effect dat je aan een bal wil meegeven. De meest gebruikte soorten effect zijn topspin, de bal wordt aan de bovenkant geraakt en draait naar voren, of slice, de bal wordt aan de onderkant geraakt waardoor de bal en de bal draait terug

Forehandgreep

Backhandgreep

Onderhandse aangeefslag (o.h.a.s.)

Het goed aanspelen van een (makkelijke) bal

Het goed geconcentreerd aanspelen van de (eerste) bal is van groot belang. Veel rally’s komen anders moeilijk op gang, omdat de eerste bal te moeilijk in het spel wordt gebracht (door vaak een te hoog raakpunt voor speler aan de overkant). Door instructie te geven over het goed aanspelen c.q. op gang brengen neemt de kans op een goede bal en een langere rally aanmerkelijk toe. Essentieel hierbij is: speel een bal aan die na de stuit in de dalende lijn is te spelen tussen knie en heuphoogte.

Aandachtspunten zijn:

  • ga zijwaarts staan

  • laat de bal vallen op het raakpunt (niet naar de grond gooien! Dat geeft nameliijk een te hoog raakpunt)

  • sta klaar met je racket achter

  • sla niet met teveel polsactie

  • geef de aangever een mikpunt (“mik voor de lijn”, “sla op de krant”). Dit mikpunt ligt ongeveer tussen het net en de speler om de bal in de dalende lijn te spelen tussen knie en heuphoogte.

Het aanbieden van een makkelijke bal in de rally.

Dat is een bal die na de stuit in de dalende lijn kan worden geslagen. Deze moet ruim voor de medespeler stuiten en met een wat hoger/trager boogje worden aangespeeld.

GRAS voor onderhandse aangeefslag

Greep –> “glijd met je hand langs de snaren via de steel naar beneden”

  • eastern forehand: je handpalm tegen de zijkant van de steel te leggen. De knokkel van je wijsvinger hoort op het vlakke stuk van de zijkant van de steel te rusten.

Raakpunt –> “raak de bal voor je”

Het optimale raakpunt van deze tennisgrip ligt

  • tussen de knie- en de heuphoogte bij

  • de voorste voet op

  • normale slagbreedte

Armactie –> “til de bal over het net”

  • van achter laag naar voor hoog

  • zwaai van binnen naar buiten (“bal nawijzen”)

  • gefixeerde pols (dorsaal-flextie)

Stand van het lichaam –> “wijs met je linkerschouder het net aan”

  • zijwaarts / ingedraaid (linker voet voor)

  • gewichtsoverdracht van het achterste been naar het voorste been tijdens slag

Forehand

Greep –> “glijd met je hand langs de snaren via de steel naar beneden”

  • eastern forehand

Deze tennisgrip wordt ook wel de klassieke tennisgrip genoemd en dit is in principe de eerste tennisgrip die je zal leren van een tennistrainer indien je geen controle hebt met je eigen greep.

Raakpunt –> “raak de bal voor je”

  • bij de voorste voet

  • tussen knie en heuphoogte in de dalende lijn na de stuit

  • normale slagbreedte

Armactie –> “over de berg naar achter en door de tunnel naar voren”

  • van achter laag naar voor hoog

  • zwaai van binnen naar buiten (“bal nawijzen”)

  • gefixeerde pols (dorsaal-flexie)

Stand van het lichaam –> “stap met je linkervoet, naar de rechter netpaal”

  • zijwaarts / ingedraaid

  • gewichtsoverdracht van het achterste been naar het voorste been tijdens slag

Forehand

Backhand

Greep –> “pak je zwaard”

  • sla de backhand enkel- of dubbelhandig

  • eastern backhand (onderste hand); bij dubbelhandige backhand komt de bovenste hand in eastern forehand erbij (zie foto)

Hedendaags spelen de meeste tennissers met een dubbelhandige backhand. Je kunt niet zeggen dat de ene manier van een backhand slaan beter is dan de andere manier van een backhand slaan. Het heeft te maken met een persoonlijke voorkeur. Een enkelhandige backhand heeft het voordeel dat je een groter bereik hebt, terwijl een dubbelhandige backhand vaak meer of eerder (racketblad) controle geeft/heeft.

Raakpunt –> “raak de bal ver voor je”

  • VOOR de voorste voet

  • tussen knie en heuphoogte in de dalende lijn na de stuit

  • normale slagbreedte

Armactie –> “zwaai met 1 of 2 armen aan het racket”

  • zwaai van achter laag naar voor hoog

  • zwaai van je achterste heup van je lichaam af

  • zwaai lang achter de bal aan

  • pols is gefixeerd

Stand van het lichaam –> “stap met je rechtervoet naar de linker netpaal”

  • zijwaarts / ingedraaid

Backhand

Nog meer tennisslagen

De volgende slagen die je tijdens tennis kan maken zijn:

  • Forehand: een slag waarbij de palm van de speelhand naar voren wordt gehouden

  • Backhand: bij een backhand tijdens tennis wordt de rug van de speelhand naar voren gehouden

  • Groundstroke: maak je een groundstroke tijdens een tenniswedstrijd dan maak je een lange slag, die als het ware over het hele veld gaat

  • Slice/ Backspin: bij deze techniek is er een achterwaarts effect die wordt bereikt door de bal met een neerwaartse beweging en een licht achterwaarts gekanteld racket te spelen

  • Topspin: bij de topspin tijdens tennis wordt er een voorwaarts effect bereikt door de bal met een opwaartse beweging en een licht voorwaarts gekanteld racket te spelen

  • Dropshot: hierbij gaat de bal zo snel en stijl dat de tennisbal vlak achter net net neer stuit op de grond en zo min mogelijk opstuit

  • Lob: maak je een lob tijdens een tenniswedstrijd? Dan maak je een slag waarbij de bal over de tegenstander gaat die dicht bij het net staat

  • Smash: dit is een hoge bal die met kracht wordt gespeeld

  • Volley: een volley wordt gemaakt tijdens tennis als een bal niet heeft gestuit

  • Service: een service of opslag

Service

HOE GAAF KAN TENNIS ZIJN?

LINKS voor meer uitgebreide info

https://www.knltb.nl/

https://www.sport-en-spelen.nl/documenten/KNLTB.pdf (voor de uitgebreide spelregels)