Hieronder lees je meer over het onderdeel Tafeltennis.
Wat heb je nodig;
De tafeltennistafel, gelijk aan het speelvlak, heeft een lengte van 274 centimeter en een breedte van 152,5 centimeter. Het tafelblad, 76 centimeter boven de vloer, is door een net van 15,25 centimeter hoog verdeeld in 2 gelijke vlakken. Ten behoeve van het dubbelspel is bovendien elk van deze vlakken opgesplitst in nogmaals 2 vlakken door middel van een 3 millimeter brede witte middellijn. Rondom het speelvlak (blauw of groen) is een 2 cm brede witte lijn aangebracht.
Iedere speler heeft een houten bat (in België doorgaans palet genoemd) dat dienst doet als slaghout. Het bat is doorgaans bekleed met rubber aan beide zijden (rood en zwart), om de bal effect te kunnen meegeven. Dit effect wordt spin genoemd. Overigens verkiezen sommige spelers, met name Aziatische met een penhoudergreep, slechts één rubber. Wel dient dan de andere kant van het bat in de 'andere' kleur geverfd te zijn. Er zijn verschillende soorten rubber op de markt. Eerst en vooral de vlakke, platte, rubber en dan rubber met 'noppen' erop. Hierin wordt het onderscheid gemaakt tussen korte en lange noppen. De lange noppen hebben als uitwerking dat bij elke slag het effect van de tegenstander omgedraaid wordt. De korte noppen zijn vooral spel verstorend bedoeld en hebben een minder eenduidige uitwerking. Ook heb je rubbers die wel vlak zijn, maar een uitwerking hebben vergelijkbaar met lange noppen. Deze rubbers heten 'anti' rubbers. Veel spelers pasten jarenlang een techniek bijgnaamd 'lijmen' toe, wat erop neer kwam dat rubbers pas kort voor de wedstrijd met een speciaal soort lijm op het houten batje werden geplakt. Hiermee kon met name de slagsnelheid beïnvloed worden. Lijmen is sinds september 2007 echter wereldwijd verboden, omdat de lijmdampen slecht voor de gezondheid zouden kunnen zijn
De bal kan verschillende kleuren hebben maar wel slechts één kleur. De meest voorkomende zijn wit, geel en oranje. Witte ballen zijn voor een groene tafel. Oranje ballen zijn voor een blauwe tafel.
De diameter van de bal bedraagt 40mm. Deze was 38mm, maar werd na de Olympische Zomerspelen 2000 naar 40mm vergroot om het speltempo wat te vertragen en de sport zo aantrekkelijker (want beter te volgen) te maken voor kijkers. Een balletje met een diameter van 40mm weegt 2,7 gram.
Tafeltennis kent zeven spelvormen:
mannen enkelspel
vrouwen enkelspel
gemengd enkelspel (waarin een man en een vrouw tegen elkaar spelen, wat dikwijls onder de reguliere mannencompetitie valt)
mannen dubbelspel
vrouwen dubbelspel
gemengd dubbelspel (aan beide kanten van het net één man met één vrouw)
teamwedstrijd (iedere gewonnen partij in welke eerdergenoemde spelvorm dan ook levert één punt op voor het team)
Elke game gaat tot elf punten
Een wedstrijd is ‘best of five’: diegene die het eerst drie games wint heeft gewonnen.
Om een game te winnen moet er minimaal twee punten verschil zijn.
De opslag/service wisselt om de twee keer
Vanaf 10-10 wisselt de service om en om, telkens één opslag per persoon per keer
Bij de opslag moet je de bal plusminus 16 centimeter recht omhoog gooien voordat je de bal slaat
Via een toss bepaal je wie de wedstrijd met de opslag mag beginnen
Bij de service moet je de bal op een vlakke hand hebben bij de opgooi
Je hand met bal mag bij het begin van de opgooi niet onder de tafel zijn
Je tegenstander moet de bal bij de opslag kunnen zien, je mag hem niet afschermen met een hand, hoofd, schouder of buik
Je bent verplicht met een batje te spelen met een rood rubber aan de ene kant en een zwarte aan de andere kant
Check hier alle officiële spelregels.
Via www.tafeltennismasterz.nl leer je op een leuke manier álle regels en als je NTTB-lid bent, kan je daar ook je Spelregelbewijs halen!
Shakehandgreep
Penhoudersgreep
Shakehandgreep;
In de Europese landen wordt het batje meestal vastgehouden zoals kleine kindjes een geweertje vormen met hun hand. De pink, ringvinger en middenvinger zijn rond het houtje, de wijsvinger ligt langs de ene kant op de rubber en de duim aan de andere kant op de rubber.
Penhoudergreep
In andere landen, vooral China, houdt men het batje vast als een pen, ook wel de penhoudergreep genoemd. Duim en wijsvinger komen hier aan dezelfde kant tegen het rubber. Deze greep houdt ook in dat er normaal gesproken maar met één kant van het batje gespeeld wordt, hoewel uitzonderingen bestaan. Meervoudig World Cup-winnaar Wang Hao staat er bijvoorbeeld juist om bekend dat hij ondanks zijn penhoudertechniek toch zijn backhand gebruikt. Over het algemeen slaan penhouders niettemin met maar één kant van het batje en hebben daarom vaak maar één rubber op het batje. De houten kant van de batje moet dan wél geverfd zijn in het rood/zwart, afhankelijk van welke kleur het rubber heeft.
Bij tafeltennis speelt het effect een erg grote rol (waarschijnlijk meer dan bij enig andere sport); de bal is licht en de meeste rubbers stroef. De volgende lijst behandelt de verschillende effecten apart hoewel ze in de praktijk vaak tegelijkertijd aanwezig zijn (bv. zijtopspin).
Backspin: De rotatie-energie wordt bij het raken van het bat van de tegenstander omgezet in snelheid omlaag. De bal kan daardoor in het net gaan. Een bal met deze rotatie zou op de tafel naar je toe rollen. Dit effect wordt bereikt door te 'kappen' (of schuiven) d.w.z. onder de bal een beweging weg van het lichaam te maken of achter de bal naar beneden.
Topspin: De rotatie-energie wordt bij het raken van het bat van de tegenstander omgezet in snelheid omhoog. De bal kan daardoor over de tafel gaan. Een bal met deze rotatie zou op de tafel van je weg rollen. Dit effect wordt bereikt door een goede aanval.
Zijspin: De bal draait zijwaarts (komt vooral bij de service voor, maar bij lange rally's wordt er ook gebruik van gemaakt). De rotatie-energie wordt bij het raken van het bat van de tegenstander omgezet in snelheid naar links of naar rechts. De bal kan daardoor naast de tafel gaan. Een bal met deze rotatie zou op de tafel op dezelfde plek blijven liggen (dit wordt vaak gebruikt om te controleren of de bal wel precies rond is).
Blokken: Je slaat nu eigenlijk recht tegen de bal aan. Blokken doe je op een topspin-bal. Als er weinig topspin in de bal zit, kun je je batje vrij open houden. Maar hoe meer topspin er in de bal zit, hoe meer je je batje zal moeten sluiten. Ook kun je je batje helemaal stil houden bij het blokken. Dit noem je passief blokken. Maar als je ook een beetje een beweging naar voren maakt, is het actief blokken. De bal komt dan sneller weer bij je tegenstander.
Contra: Natuurlijk is het ook mogelijk om de bal zonder effect te slaan. Dit heet 'contra' slaan.
Combinaties:
Ook kunnen er combinaties van effecten gespeeld worden. Topspin kan gebruikt worden op backspin omdat het het effect neutraliseert. Zo kan men op een gebackspinde bal overgaan naar een topspin. Backspinnen op een bal met zijspin of topspin is echter niet zo verstandig omdat de bal dan veel te hoog of naast de tafel gaat. Een betere oplossing is om te topspinnen op een bal met zijeffect en zo lang mogelijk te wachten met de bal te slaan (zo verzwakt het effect een beetje). Om een effect te creëren moet de bal op een bepaalde manier geraakt worden. Dit is voor elk effect verschillend. Goede tafeltennissers kunnen deze effecten (voornamelijk bij de service) op elkaar laten lijken, met als doel de tegenstander zich doen vergissen in het soort effect dat wordt gegeven. Als dit slaagt, zal deze waarschijnlijk wat hoger terugkomen of missen, in het 1e geval kan de bal vaak teruggespind of gesmasht worden.