HOOFDSTUK 6
De zeer strenge winter van 1941 - 1942 trof ook Schiermonnikoog. Maandenlang waren de polderboerderijen omringd door metershoge sneeuwbarrières en de Noordzee was tot op enkele kilometers uit de kust dichtgevroren. Tijdens de luchtslagen die zich tussen de geallieerden en de nazi-Messerschmitts hoog boven het eiland afspeelden, hielden Taeke Holwerda en zijn vrouw hun hart vast. Keer op keer zagen zij hoe kleine begrafenisstoeten zich langs de boerderij door de sneeuw worstelden
'Daar gaan weer een paar jonge kerels.... ze vechten voor ons, Tjetske,' zei Taeke Holwerda dan tegen zijn vrouw, die moeite had haar tranen te bedwingen. 'Maar de Russische beer, gewend aan de barre koude, slaat van zich af, Tjetske en misschien komt er nu gauw een tweede front waardoor de Duitsers klem komen te zitten.'
'Als het maar niet op Schiermonnikoog gebeurt.... wat moet er van ons en de kinderen worden?' antwoordde Tjetske angstig.
'Alleen God weet dat en Hij alleen kan het verhoeden vrouw....'
'Maar je houdt je hart wel eens vast als je ziet wat er op ons eiland allemaal aan de gang is,' zei Taeke Holwerda stil voor zich uit, toen hij door het stalraampje naar buiten keek, waar de Duitsers en hun eilandhandlangers bezig waren een smalspoor aan te leggen in de bevroren berm.
Hitler had besloten tot het bouwen van de 'Atlantikwall'. Deze duizenden kilometers lange betonnen gordel langs de kusten van bezet Europa moest de geallieerden ervan weerhouden een invasie op het vasteland van de Oude Wereld te riskeren. Een kwart miljoen arbeiders, ingenieurs en militairen werd ingeschakeld bij de bouw van deze grootste en meest afschrikwekkende vestingmuur, ooit gemaakt. Ook de Waddeneilanden werden als onmisbare schakels opgenomen in deze verdedigingslinie. Zo gebeurde het, dat in januari 1942 een groep pioniers van het Duitse leger op Schiermonnikoog neerstreek om voorbereidingen te treffen voor de bouw van een bunkerdorp ten noordoosten van Oosterburen. Met behulp van hun Nederlandse handlangers legden de Duitsers een smalspoor aan, dat van de Oude Steiger over de Oosterreeweg naar de mooiste duinenrij van Schiermonnikoog voerde. Binnen enkele maanden waren deze vernield en ondergraven met honderden meters betonnen gangen, gehemzinnige opslagplaatsen voor munitie en voedselvoorraden, mitrailleurs en verborgen kanonnen.
41
Duizenden tonnen cement, ijzerconstructies en wapens werden door het puffende treintje vervoerd naar het inmiddels hermetisch afgesloten bunkerdorp, dat de Duitsers 'die Schleie' hadden gedoopt. (Die Schleie betekent in het Nederlands zeelt, de naam van een karperachtige zoetwatervis. Na de oorlog is dit woord door de eilanders verbasterd tot 'slij' hetgeen niets te maken heeft met zeelt. Alle bunkerdorpen op de Wadden droegen tijdens de bezetting visnamen van Duitse oorsprong). Die Schleie was totaal onherkenbaar geworden en omgeven door dikke prikkeldraadversperringen. In een
monsterachtige, eveneens gecamoufleerde bunker op een centraal gelegen duintop (nu gebruikt als uitkijktoren) bevond zich het knooppunt van ingenieuze radar-vliegtuig-opsporingsapparatuur, waarmee vijandelijke bommenwerpers konden worden gelocaliseerd, kort nadat zij van hun basis in Engeland waren opgestegen. Ook in het Tweede dennenbos stond zo'n verklikkerspost. Wanneer de geallieerde vliegtuigen over de Noordzee het Waddengebied binnenvlogen, konden zij rekenen op een warme ontvangst door de Luftwaffe, die haar Messerschmitts op het vliegveld van Leeuwarden hadden gestationeerd en die na een telefoontje uit 'Die Schleie' onmiddellijk in actie kwam.
De vijandelijke eskaders werden bovendien bestookt door een spervuur van afweerkanonnen en de Schiermonnikogers hielden hun hart vast bij deze nachtelijke 'concerten', die in 1943, 1944 en 1945 zelfs overdag werden voortgezet.
Wanneer een luchtveldslag boven de Waddeneilanden in volle gang was, stond de hemel in vuur en vlam. Honderden geallieerde vliegers, boordschutters en navigators kwamen om het leven. Met behulp van stoorzenders, die ook rond die Schleie waren ingericht, werden veel piloten op een dwaalspoor gebracht. Als fakkels kwamen de door de Duitse granaten in brand geschoten toestellen 's nachts uit de lucht vallen. De schijnwerpers in die Schleie hielden de omlaag dwarrelende parachutisten als vuurvliegjes gevangen in hun bundels.
Velen van hen kwamen in zee terecht en verdronken in de duisternis van het koude water; anderen brachten het er levend af, maar vielen dan in handen van de Duitse speurders. Slechts een paar van hen konden door de eilanders in veiligheid worden gebracht. Om later op slinkse wijze naar de overkant te worden gesmokkeld. Waar ze dan terecht kwamen in een pilotensluis, die hen via Frankrijk, de Pyreneeën, Spanje en Portugal terugvoerde naar hun onderdeel in Engeland.
Maar velen van die 'Luftpiraten' zoals de Duitsers hen noemden, stortten met hun onbestuurbaar geraakte of ontplofte machines ook neer in weilanden, op slikken en kwelders, waarin zij metersdiep wegzakten.
42
Vredenhof was te klein geworden en men was begonnen het kerkhof aan de achterzijde uit te breiden door een stuk heuvelig duin te egaliseren. Honderden kruiwagens zand moesten worden verplaatst. Inmiddels waren de Duitsers zelf begonnen met het ophogen van de onbeschermde kust ter hoogte van de Reddingsweg, waar bij hoog water de zee vrijelijk binnenstroomde en daardoor de bunkers op non-actief stelde. In allerijl moesten de manschappen dan hun onderkomens ontruimen, maar veel kostbaar materiaal ging daarbij verloren. Pas begin 1945 slaagde men erin door middel van nieuwe stuifduinen de zee een halt toe te roepen. De oorlog was inmiddels al de beslissende eindfase ingegaan. In het dodenhuisje op Vredenhof stond altijd een lege kist klaar en wanneer deze in een graf was verzonken, timmerde Leo van der Veen een nieuw exemplaar. Tussen 1940 en 1945 vervaardigde van der Veen tachtig doodskisten en tachtig maal groef zijn vriend Nico Faber diepe kuilen voor vriend en vijand.
Op 4 juli 1942 werd Nico Faber plotseling op het gemeentehuis ontboden door burgemeester van den Berg. 'Je moet direct naar de nieuwe eilandcommandant toe. Er schijnt op Vredenhof iets niet in de haak te zijn!'
Verbouwereerd maar zonder vrees meldde de doodgraver zich bij de Duitser, die hem met barse stem beval het kruis met de vergulde inscripties op het graf van Unteroffizier Gerard Spies uit Cuxhafen, die op 29 april 1918 als slachtoffer uit de Eerste Wereldoorlog op Schiermonnikoog was aangespoeld, te verwijderen. Dit moest vervangen worden door een laag opstandje met naambordje. 'Alles muss uniform sein.... das Kreuz muss weg und sofort....'
'Ja maar....' wierp Faber tegen. Hij had willen zeggen dat de ouders van deze Gerard Spies in 1920 zelf naar Schiermonnikoog waren gekomen om het kruis, dat zij in Bremen hadden laten maken, neer te planten op het graf van hun zoon. Maar de Duitser onderbrak Nico Faber met de uitroep: 'Ik heb met die sentimenten niets te maken....' 'Tien jaar achtereen van 1920 tot 1930, toen u nog in de luiers lag, kwamen die mensjes in september hierheen om urenlang bij het graf van uw landgenoot te bidden,' opperde Nico Faber kwaad.
43
'Nichts mit zu tun...,' snauwde de man. 'In Groot-Duitsland zijn alle standsverschillen weggevallen. Ik heb trouwens een paar van mijn soldaten al opdracht gegeven het kruis te vernielen. U zorgt er voor dat de puinhoop wordt opgeruimd.' Nico Faber kon zijn ogen niet geloven toen hij tien minuten later op Vredenhof aankwam en voor het, door vandalen verwoeste graf van Gerard Spies stond. Ook de minder in het oog vallende steen op het graf van de Duitse drenkeling Otto Kranisch was vernield en zelfs de zachtgroen geverfde metalen kransen die op de graven hadden gelegen, waren vertrapt.
'Schoften.... ze kunnen zelfs met hun handen niet van de laatste rustplaats van twee Duitse matrozen afblijven,' zei Nico hardop.
'Twee kameraden uit Cuxhafen, die zoals de moeder van Spier mij in 1920 heeft verteld, in dezelfde straat opgroeiden, samen naar school fietsten, later op hetzelfde oorlogsschip hun vaderland dienden en tegelijk omkwamen toen hun korvet op een zeemijn liep en explodeerde. Als tweelingbroers, zo dicht naast elkaar, zijn zij komen aandrijven op Schiermonnikoog!'
Verbeten mompelend, de Duitse soldaten negerend, ging Nico aan het werk. Pas toen alles 'uniform' was, verwijderden de pottekijkers zich en zij zagen niet hoe Nico Faber twee kleine kransen uit puntige meidoorntakken maakte en deze op de graven van Gerard Spies en Otto Kranisch neerlegde.
De Duitse bezetters van het eiland lieten Vredenhof verder ongemoeid en alleen tijdens begrafenissen van geallieerde militairen vertoonde zich een kleine deputatie, waaraan nimmer de vlootpredikant ontbrak. Mits de uniformiteit van de graven maar gehandhaafd bleef, lieten de bezetters zich weinig of niets gelegen liggen aan Vredenhof. Maar de eilanders hadden het drenkelingenkerkhof diep in hun hart gesloten. Er ging vrijwel geen dag voorbij of Leo van der Veen, Sake van der Werff en Nico Faber, alsook veel schoolkinderen die graven van naamlozen hadden geadopteerd en in de zomer van verse bloemen voorzagen, bezochten Vredenhof. De Duitsers hadden begrepen, dat het zeemans-oorlogskerkhof in goede handen was. De nieuwe Luftwaffe commandant, die het bevel over het bunkerdorp 'Die Schleie voerde, was een hardvochtig en wreed man. Dat was gauw bekend onder de dorpelingen.
44
Het verhaal ging, dat de bruut op 9 januari 1942 zijn soldaten opdracht had gegeven met mitrailleurs op weerloze aan parachuten hangende 'terrorflieger' te mikken. Toen Nico Faber een dag later twee halfnaakte Engelse vliegers moest kisten, zag hij hoe een paar Duitse lijkrovers met dons gevoerde, Engelse vliegerslaarzen droegen en dikke leren pilotenjacks aanhadden. De eilandcommandant kwam ook achter deze diefstallen en maakte er een eind aan door te gelasten, dat iedere drenkeling of dode parachutist in het bijzijn van de legerarts moest worden onderzocht en dat er een rapport van bevindingen moest worden ingeleverd. Pas daarna werden de lichamen vrijgegeven voor de begrafenis. Geen kledingstuk werd nadien meer ontvreemd en alle persoonlijke bezittingen van de ongelukkigen werden per koerierdienst naar het Rode Kruis in Zwitserland gebracht. Het lijk van de Poolse vlieger Abraham Cherkinsky, dat op 3 maart 1943 bij paal elf aanspoelde, wilde echter zelfs de Duitse arts niet onderzoeken, omdat bij fouillering was komen vast te staan dat Cherkinsky een jood was. Zo diep en onverzoenlijk was de rassenhaat ingevreten.
Nico Faber en Leo van de Veen ontfermden zich over het stoffelijk overschot en in alle stilte, zonder de gebruikelijke eresalvo's werd de Pool met de Davidster door de twee eilanders in graf nummer 95 ter aarde besteld.
Ook de Duitse soldaat Helmut Kohlhage uit Westfalen kreeg een stille uitvaart. Hij had zich een kogel door het hoofd gejaagd, toen hij had vernomen dat zijn hele familie, ouders, broers en zusters, tijdens een geallieerd bombardement op Bielefeld, waarbij zevenduizend mensen omkwamen, levend verbrand waren.
'Met lafaards willen we niets te maken hebben. We hebben die 'Feigling' als een hond de grond ingestopt. Hij verdient geen beter lot, deze zelfmoordenaar,' gromde de Duitser, toen zij Nico Faber de plek op Vredenhof aanwezen, waar zij Kohlhage een spadesteek diep, verpakt in een jutezak, hadden begraven. Een punt van de zak stak nog boven de grond uit. Nico Faber waarschuwde zijn vriend van der Veen en samen groeven zij de twintigjarige korporaal op. De doodgraver opende de zak en het eerste wat hij zag was het grote kogelgat in de rechterslaap van het marmerbleke gezicht, van de tot vertwijfeling gebrachte jongen. Vrijwillig was hij de dood ingegaan, verguisd door zijn kameraden, die van de wanhoop en de duisternis in zijn bestaan niets hadden begrepen.
45
Een druilerige regen viel op die 1 e april 1943 uit de grauwe hemel boven Schiermonnikoog toen Faber en van der Veen eerbiedig hun petten lichtten en met gedempte stem een 'Onze Vader' baden voor de zielerust van deze 'vijand'.
Waar de, op 4 mei 1943 bij paal 6 aangespoelde, vrouw van middelbare leeftijd die een felgele jodenster op haar gescheurde mantel droeg, is begraven, heeft niemand op het eiland ooit kunnen achterhalen. Vast staat wel dat dit niet op Vredenhof is gebeurd, maar op een plek in de duinen die door de Duitsers geheim is gehouden.
Waar kwam deze vrouw, deze 'getekende' vandaan? Wáár en hóé was zij te water geraakt? Was het zelfmoord of had iemand haar in de baaierd van oneindigheid, in het donkere water van de Waddenzee geduwd? Tijdens een scherp verhoor na de oorlog van de SS Rottenführer Langkamp heeft deze iets van de sluier rond dit joodse drama in de Waddenzee opgelicht. 'Ik weet pertinent zeker, dat er tussen maart 1943 en januari 1944 enkele transporten vanuit Zoutkamp hebben plaatsgevonden, die het daglicht niet konden verdragen. Het waren bij de SD bekende Nederlandse rechercheurs, die zich bij ondergedoken joden hadden voorgedaan als illegalen die geregeld met kleine scheepjes naar Engeland overstaken. Nee.... u hoeft mij niet te vragen hoe die mannen heetten.... ik verraad niemand....,' had Langkamp gezegd. 'Ik weet dat deze scheepjes met vijf tot zeven vluchtelingen meestal onder dekking van duisternis en nevel, uitvoeren in het holst van de nacht. De joden hadden alleen kleine pakjes met bagage mogen meenemen en daar zaten al hun kostbare bezittingen in. Ter hoogte van de Engelsmanplaat waar alleen zeehonden kunnen leven, werden de mensen onverwachts overboord gegooid. Met hun koffertjes keerden de 'illegalen' terug. Naar mijn weten zijn er tien van dergelijke overvaarten geweest. En nu zwijg ik verder....' Ondanks indringende vragen, dreigementen en beloftes wilde Langkamp niets meer loslaten over deze vaarten naar het dal des doods tussen Schiermonnikoog en de Engelsman-plaat. Of het door het zeewater deerlijk aangetast lichaam van de aangespoelde vrouw tot deze misleide groep mensen heeft behoord, zal nimmer bekend worden, maar dat in de wazige verte van het domein der zeehonden verschrikkelijke dingen zijn gebeurd, kan niet worden betwijfeld.
De mensen die zich hadden vastgeklampt aan een breekbare strohalm in koelen bloede werden vermoord door hen, gekleed in winterkleding, bij lage temperatuur het wassende water in te duwen, staat als een paal boven water. Hun aantal, hun afkomst en hun namen zijn door niemand vermeld,
46
maar hun aardse bezittingen in de vorm van kostbare kleinoden, ringen, juwelen en geld zijn later door gewetenloze moordenaars in het zand van Schiermonnikoog begraven. En, ze liggen er nog.....
47