EPILOOG 1
Oud-politieman Rengert de Vries verhuisde in mei 1948 met vrouw en kinderen van Haarlem naar Schiermonnikoog. Hij wilde een nieuw leven beginnen als pensionhouder in het vroegere Wehrmachtsheim, tegenover hotel van der Werff. Enkele weken na de opening van zijn zelfverbouwde pensionshuis kwam een forsgebouwde man bij hem binnenstappen en riep joviaal tegen De Vries uit: 'Kennen Sie mich nicht? Ich bin Rehm, der Inselcommandant!'
'Wat zegt u? Eilandcommandant? Maar de oorlog is toch al voorbij, of heb ik me zo sterk vergist?' lachte De Vries, maar de manier waarop hij zijn borstelige wenkbrauwen optrok, voorspelde weinig goeds. Jarenlang was hij de schrik voor inbrekers en aanranders geweest in Rotterdam en Haarlem.
'Ich bin Rehm.... Dr. Rehm!' hield de Duitse gast aan. 'Wat wilt u drinken?'
'Essen, bitte Hahnensuppe om bij te komen van de lange reis.'
'Hanesoep? Een Kippesoepje kan ik voor u laten maken, maar hanesoep is geen specialiteit van het huis,' zei de Vries, op wiens goede humeur een aanslag werd gepleegd. De dikke Duitser was op een stoel gaan zitten vlak voor het gordijnloze raam en begon plotseling naar voorbijgangers te wuiven. Tot grote ontsteltenis van Rengert de Vries kwamen enkele oudere eilanders met uitgestoken handen en verrukte gezichten de zaak binnenstappen en zij liepen regelrecht op de Duitser af met kreten als: 'Guten Tag Dr.Rehm, wie geht es ihnen, prettig u weer te zien op ons eiland, hoe gaat het met uw vrouw?'
Dat werd Rengert de Vries toch wat te bar en op straffe toon verzocht hij 'Herr Doktor' elders zijn hanesoepje te bestellen en nooit meer een stap over de drempel van zijn zaak te zetten.
Tot driemaal toe is de vroegere Inselcommandant Rehm sedertdien op Schiermonnikoog teruggeweest. In hotel van der Werff kreeg hij een beter onthaal.
110